Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Duur van de opleiding tot huisarts

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

CSZ/BO-2151332

12 februari 2001

Naar aanleiding van de door de leden van Uw Kamer Oudkerk en Van Blerck-Woerdman inhet Nota-overleg d.d. 27 november 2000 voorgestelde motie inzake de verkorting van de opleiding tot huisarts (TK, 27401, nr. 23) informeer ik u als volgt.

In het kader van de herziening van de Europese artsenrichtlijn 93/16 heeft het Europese Parlement, naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de Europese huisartsenorganisatie (UEMO), een amendement aangenomen, inhoudende dat de duur van de huisartsopleiding tenminste 3 jaar moet zijn. Dit amendement is thans verwerkt in een gemeenschappelijk voorstel van de EU Raad, het EU Parlement en de EU Commissie tot wijziging van richtlijn 93/16. Ik verwacht dat over dit voorstel positief zal worden besloten. Dat heeft tot gevolg dat alle lidstaten vanaf een bepaalde datum, vermeld in de herziene EU artsenrichtlijn, over een driejarige huisartsopleiding moeten beschikken. Het is derhalve niet mogelijk om de duur van de huisartsopleiding in absolute zin te verkorten (ook niet in het klinische jaar!). Wel bestaat op dit moment reeds de mogelijkheid om aan artsen in opleiding tot huisarts vrijstelling te verlenen van bepaalde onderdelen van de huisartsopleiding op grond van door hen voorafgaand aan deze opleiding opgedane - voor de huisartsgeneeskunde relevante - kennis en vaardigheden. Dat kan voor de individuele arts uitmonden in een bekorting van de huisartsopleiding. Deze compensatie kan ook betrekking hebben op het klinische jaar, hetgeen een belangrijk onderdeel van de huisartsopleiding is, gericht op de samenwerking tussen de huisarts en de intramuraal werkende specialisten (transmurale zorg).
Bij het verlenen van vrijstelling blijft als uitgangspunt gelden dat iedere arts in opleiding tot huisarts aan de eindtermen van de huisartsopleiding volledig moet voldoen en dat een tekort aan huisartsen geen reden mag en kan zijn om deze kwaliteitseis af te zwakken.

Vermelding verdient nog dat het College voor Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde onlangs heeft besloten nader te onderzoeken of de bestaande vrijstellingsregeling, zonder enig kwaliteitsverlies voor de huisartsopleiding, ruimer kan worden. Indien dat het geval is, kan het aantal beschikbare huisartsen sneller vergroot worden.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. E. Borst-Eilers