Toespraak minister Van Boxtel bij de ondertekening van het
convenant tussen de gemeente Tilburg, het ROC Midden-Brabant en de
Taskforce Inburgering
Een toespraak bij het onderwerp Inburgering
11 februari 2001
Als je in het telefoonboek van Tilburg kijkt, zie je veel lange
lijsten met dezelfde namen. Het Gemeentearchief spreekt (op de
website) van een zeer Brabantse stad, waarvan veel van de inwoners
zeer autochtoon zijn: nogal wat Tilburgers hebben hun wortels
liggen in de stad zelf, of in de nabije omgeving. Mijn wortels
liggen ook in deze stad -ik heb hier de eerste 8 jaren van mijn
leven gewoond-, hoewel mijn achternaam sterk doet vermoeden dat
ook mijn voorouders ooit eens van elders zijn gekomen.
Maar net als in de rest van Nederland heeft ook in Tilburg de tijd
niet stil gestaan. Tilburg is een multiculturele stad geworden;
een kleine 12 procent van de hedendaagse inwoners heeft de wortels
heel wat verder weg liggen dan Boxtel, Dongen of Gilze. We spreken
dan van Kabul, Izmir, en Rabat.
Voor deze mensen is het beheersen van de Nederlandse taal een
belangrijke voorwaarde om succesvol te kunnen integreren in de
Nederlandse samenleving. Of misschien beter gezegd: het is een
onmisbare factor voor een goed bestaan van etnische minderheden.
Want voor diegenen die de taal niet goed beheersen, doemen nogal
wat barrières op: Volwassenen vinden moeilijker een plek op de
arbeidsmarkt of werken ver onder hun niveau, en hun kinderen
hebben vaak moeite om mee te komen op school.
Ik heb bij het integratiedebat vorig jaar in de Tweede Kamer, en
op andere momenten, benadrukt dat minderheden ook eigen
verantwoordelijkheden hebben bij het zoeken van een plek in de
Nederlandse samenleving. De bereidheid om de Nederlandse taal te
leren is er één van.
Maar van onze kant, van de kant van de overheid en de uitvoerende
instanties, moet dan wel de gelegenheid worden gecreëerd dat
mensen taallessen kunnen volgen. Juist daar bleek een knelpunt te
zitten. Niet zozeer bij de nieuwkomers, daar waar je met het oog
op de groeiende instroom het probleem zou kunnen verwachten. Maar
vooral mensen die naar Nederland zijn gekomen voordat de
inburgeringprogrammas het daglicht zagen en nu alsnog Nederlands
willen leren, belanden nog te vaak op een wachtlijst.
We hebben ons ten doel gesteld om de bestaande wachtlijsten voor
oudkomers voor 1 mei 2001 weg te werken. Dat betekent dat alle
wachtenden die voor de zomer van dit jaar (2000) op de lijst
stonden, voor mei volgend jaar een cursus krijgen aangeboden. Het
gaat hierbij om ongeveer 10.000 mensen.
Het is duidelijk dat het wegwerken van de wachtlijsten een grote
inspanning vergt van alle betrokken partijen. Allereerst van de
uitvoerders, de gemeenten en de ROCs. Maar ook vanuit het Rijk is
een extra inzet vereist. Daarom heb ik de Taskforce Inburgering
ingesteld, die onder leiding van Ella Vogelaar knelpunten
inventariseert en partijen helpt deze op te lossen.
Afgelopen zomer hebben we onderzocht hoe het precies stond met de
wachtlijsten. Daaruit bleek niet alleen dat zon 10.000 oudkomers
langere tijd moeten wachten op een cursus Nederlands als tweede
taal (NT2), maar ook dat de grootste groep wachtenden -ongeveer
7500- geconcentreerd waren in 15 regios. De Taskforce heeft deze
regios bezocht om te zien welke maatregelen er genomen moeten
worden om de wachtlijsten voor 1 mei 2001 te hebben weggewerkt.
U behoort tot de kopgroep van gemeenten en ROCs die, samen met de
Taskforce Inburgering een convenant sluiten om dit doel te
bereiken. Dat is absoluut een compliment waard. Met de
ondertekening van het convenant spreekt u de serieuze intentie uit
om de wachtlijsten voor de taallessen aan oudkomers op korte
termijn weg te werken. Bovendien, zo heb ik begrepen, wilt u dit
moment aangrijpen om het inburgeringsproces structureel te
verbeteren.
Het is de bedoeling dat de mensen die in juni 2000 nog op een
wachtlijst stonden voor een inburgeringscursus voor oudkomers voor
1 mei van dit jaar een cursus hebben afgerond of daaraan
deelnemen. Dit onder meer door extra lessen in de avonduren en
door trajectbewaking voor deelnemers van de cursus.
Dergelijke oplossingen lijken vaak zo eenvoudig. Maar er liggen
vaak gecompliceerde problemen aan ten grondslag: krapte op de
arbeidsmarkt die zorgt voor een tekort aan docenten, ook bij de
ROCs, maar ook spanningen op de wachtlijst omdat oudkomers afhaken
van een cursus en zich later weer aanmelden - zie daar het belang
van de trajectbewaking.
Juist om die reden moet de inburgering van nieuw- en oudkomers
kunnen steunen op een gedegen basis. Ik denk dat u er in geslaagd
bent die goede basis te realiseren. Dan doel ik niet alleen op het
convenant, maar ook naar het onderzoek dat u heeft gedaan naar de
inburgeraars: wie zij zijn en wat zij nodig hebben. Ik ben een
groot voorstander van een dergelijke vraaggerichte aanpak: het is
de beste manier om inburgeraars te bereiken en vervolgens ook
binnen de poort te houden.
Ik heb begrepen dat de gemeente en het ROC Midden-Brabant elkaar
in het verleden ook al goed wisten te vinden. Dit convenant is een
extra bevestiging en een concretisering van deze samenwerking.
Wethouder Wim Luijendijk, die bereid was de rol van regionale
trekker op zich te nemen, heeft zich hier de afgelopen tijd met
groot enthousiasme voor ingezet. Dank daarvoor. Aangezien de
inburgering van minderheden in Midden-Brabant niet alleen een zaak
van Tilburg is, zal hij ook de omringende gemeenten op de hoogte
houden van de voortgang. Want ook zij zijn bij dit proces
betrokken. Uiteraard wil ik ook het ROC en de betrokken ambtenaren
danken voor hun inzet.
Ik wens u veel succes met het realiseren van uw veelbelovende
plannen.
Alléén de gesproken tekst geldt.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties