Kamervragen en antwoorden
15-jarig meisje teruggestuurd naar Nairobi
09-02-2001
Vraag 1
Kent u de berichten over een 15-jarig meisje uit de Democratische Republiek Congo dat op weg naar haar ouders in Frankrijk door de Koninklijke Marchechaussee (KMAR naar Nairobi is (terug)gestuurd en nu vermoedelijk in de gevangenis is gezet? (Trouw, 18 december jl)
Ja
Vraag 2
Op grond van welke instructies hebben KMAR en (voorzover betrokken)
IND gehandeld?
Antwoord op 2 en 3
Bij aankomst op Schiphol bood betrokkene een Kongolees paspoort aan de
met grensbewaking belaste ambtenaar aan met daarin een visum voor kort
verblijf, afgegeven door de Franse vertegenwoordiging te Genève.
Verder was zij in het bezit van een verblijfsvergunning voor
Zwitserland. Betrokkene gaf aan op doorreis naar Lyon (Frankrijk) te
zijn. Zij heeft nimmer aangegeven dat zijn op doorreis naar Frankrijk
teneinde zich bij haar aldaar legaal verblijvende ouders te voegen.
De geldigheidsduur van het visum was reeds verlopen. Nader onderzoek
van het paspoort door de afdeling falsificaten van de Kmar leerde dat
het paspoort was vervalst door de foto te vervangen. Betrokkene
overrad hiermee artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht. Zij is
hierop aangehouden en voorgeleid aan de hulpofficier van Justitie.
Op grond van artikel 5 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst en
artikel 6 van de Vreemdelingenwet heeft het Hoofd van de doorlaatpost
betrokkene de verdere toegang tot Nederland geweigerd aangezien zij
niet beschikte over een geldig grensoverschrijdingsdocument en zijn
verblijfstitel voor Nederland of een ander Schengenland had conform de
instructie in de Grensbewakingcirculaire is aan betrokkene daarna de
folder ``rechtsmiddelen´´ in de Franse taal uitgereikt.
Het Hoofd van de doorlaatpost heeft betrokkene verder de
vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 7a, tweede lid
Vreemdelingenwet opgelegd en deze per uitgereikte beschikking in de
Franse taal aan haar bekend gemaakt, waarbij de lounge van de
luchthaven als verblijfplaats werd aangewezen.
In het geval van weigering van de verder toegang wordt door
tussenkomst van een medewerker van de IND bezien of de vreemdeling
teruggezonden kan worden naar het land van vertrek. Aan betrokkene
zijn daartoe, met gebruikmaking van een tolk in de Franse taal, enige
vragen gesteld omtrent de mogelijkheid terug te keren naar het land
van vertrek. Uit de antwoorden van betrokkene bleek dat daartoe geen
beletselen bestonden. Nadat de IND daartoe toestemming had gegeven, is
betrokkene verwijderd naar het land van vertrek.
Vraag 4
Acht u deze gang van zaken naar letter en geest in overeenstemming met
het VN Verdrag inzake de
Rechten van het Kind, en met name art. 10?
Ja. Er bestond geen enkele aanleiding om aan te nemen dat betrokkene
zich met haar legaal in Frankrijk verblijvende ouders wilde herenigen,
zoals bedoel in artikel 10 van genoemd verdrag.
Betrokkene beschikte bovendien niet over een geldig
grensoverschrijdingsdocument of over een ander document waaruit haar
identiteit bleek. Desgevraagd hield betrokkene vol dat de personalia
in het door haar overlegde, vervalste, paspoort van haar waren. Bij de
verschillende medewerkers van de Kmar, die bij de behandeling van deze
zaak betrokken zijn geweest, bestond twijfel, mede gelet op gedrag,
uiterlijk en gestalte van betrokkene, over de door betrokkene gestelde
minderjarigheid. Zij achtten betrokkene meerderjarig.
Het verdrag inzake de Rechten van het Kind is blijkens artikel 1 niet
van toepassing op meerderjarigen.