HBO-Raad

Persberichten

09-02-2001

Leijnse wil herschikking van het hoger onderwijs

De voorzitter van de HBO-raad, prof. dr. Frans Leijnse, heeft zich op het symposium van de Organisatie voor Strategische Arbeidsmarktvraagstukken van de Universiteit Tilburg uitgesproken voor een nieuwe indeling van opleidingen in het hoger onderwijs. Het onderscheid tussen beroepsgerichte en wetenschappelijke opleidingen vindt hij achterhaald. Deze indeling biedt naar zijn oordeel slechts een schijnzekerheid. Hij pleit er daarom voor om bij de invoering van het bachelor/masterstelsel in het hoger onderwijs opleidingen in te delen op basis van hun daadwerkelijke inhoud.

Als belangrijkste reden voor de herschikking noemt Leijnse de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: enerzijds verdwijnt het traditionele onderscheid tussen functies zoals bijvoorbeeld dat van de arts en de verpleegkundige, anderzijds neemt als gevolg van veranderingen van kennis en technologie de vraag naar werknemers met zowel specifieke beroepskennis als een brede academische vorming toe. Hij wijst er daarnaast op dat al veel langer de meeste opleidingen van zowel universiteiten als hogescholen een algemene oriëntatie op uiteenlopende beroepen op de arbeidsmarkt kennen. Daarom wordt naar zijn mening een verkeerd soort duidelijkheid gecreëerd als wordt gesuggereerd dat wetenschappelijke opleidingen zich principieel en volledig onderscheiden van beroepsgerichte, doordat de eerste zich niet op de arbeidsmarkt zouden oriënteren. Tegelijkertijd signaleert Leijnse dat steeds nadrukkelijker wordt onderkend dat ook opleidingen van hogescholen niet kunnen zonder kennisverwerving en actief omgaan met kennis, bijvoorbeeld in toegepast onderzoek.

In plaats van een krampachtig vasthouden aan het onderscheid beroepsgericht-wetenschappelijk ziet Leijnse steeds meer verschillen tussen opleidingen. Deze verschillen komen tot uiting, doordat opleidingen in het hoger onderwijs in meerdere of mindere mate de volgende kwalificaties hebben:


* brede culturele en maatschappelijke vorming;
* wetenschappelijke denktraining (analytisch vermogen, abstractievermogen, een kritisch vragen houding, onderzoeksvaardigheden etc.);

* brede sociale en arbeidsvorming (flexibiliteit, interdisciplinariteit, leervermogen, vaardigheid in teams te werken, communicatieve vaardigheden etc.);

* specifieke beroepsvaardigheidstraining (basiskennis en-vaardigheden nodig voor een bepaalde beroepsuitoefening).

Door inzichtelijk te maken welke kwalificaties in een opleiding sterker of minder sterk tot uiting komen wordt het voor studenten en werkgevers makkelijker om te weten wat zij van een opleiding mogen verwachten. Daarom pleit Leijnse ervoor deze categorieën van kwalificaties te hanteren bij de accreditering van alle opleidingen in het hoger onderwijs.