CBS

Inflatie in januari naar 4,2 procent

De consumentenprijzen waren in januari van dit jaar gemiddeld 4,2 procent hoger dan in januari 2000. Dit is het hoogste inflatiecijfer sinds mei 1992. Dit blijkt uit het consumentenprijsindexcijfer (CPI) van het CBS. De inflatie is ten opzichte van december met 1,3 procentpunt toegenomen. De verhoging van de BTW en van de energiebelasting (Ecotaks), en het wegvallen van het effect van de afschaffing van de omroepbijdrage in 2000 zijn de belangrijkste oorzaken. Bij voedingsmiddelen en andere artikelen die niet onder het algemene BTW-tarief van 19% vallen, is echter ook een toename van de prijsstijging geconstateerd.

Inflatie naar hoogste niveau sinds jaren
De inflatie kwam in januari uit op 4,2 procent. Sinds de eerste helft van 1992 zijn in Nederland geen inflatiecijfers boven 4 procent meer gemeten. Vanaf 1993 tot oktober 2000 kwamen zelfs uitkomsten boven 3 procent niet meer voor. Een inflatie tussen 1,5 en 2,5 procent was in die periode gebruikelijk. In het laatste kwartaal van 2000 was de inflatie al gestegen naar rond 3 procent. Tussen december 2000 en januari 2001 steeg het inflatiecijfer van 2,9 naar 4,2 procent. Een toename van de inflatie met 1,3 procentpunt in één maand is sinds 1970 nog niet voorgekomen.

Toename inflatie heeft meerdere oorzaken
De toename van de inflatie kent meerdere oorzaken. De belangrijkste zijn de stijging van de BTW, de verhoging van de Regulerende Energiebelasting (REB of Ecotaks) en het wegvallen van het effect van de afschaffing van de omroepbijdrage vorig jaar.


- BTW-stijging
In januari is het algemene BTW tarief verhoogd van 17,5 naar 19 procent. Het verlaagde tarief van 6 procent voor een aantal artikelen is niet gewijzigd. Een aantal goederen en diensten is vrijgesteld van BTW. Het effect van de BTW-stijging op de inflatie is 0,5 procentpunt.


- REB (Ecotaks)
De tarieven van de REB zijn per januari fors verhoogd. De heffing per kilowattuur elektriciteit gaat van 8,2 naar 12,85 cent, de heffing per kubieke meter gas van 20,82 naar 26,50 cent. Bovendien is de vrijstelling voor REB over de eerste 800 kilowattuur en de eerste 800 kubieke meter afgeschaft. Wel ontvangen consumenten ter compensatie 312 gulden (371,28 inclusief BTW) op hun energierekening retour. Deze teruggave is in de CPI als prijsverlaging behandeld. De stijging van de REB draagt voor 0,4 procentpunt bij aan de inflatie. Vorig jaar was deze belasting ook al verhoogd. Dat zorgde toen voor 0,3 procentpunt inflatie, zodat 0,1 procentpunt van de stijging van de inflatie aan de REB is toe te schrijven.


- Omroepbijdrage
De afschaffing van de omroepbijdrage per 1 januari 2000 zorgde in dat jaar voor een daling van de inflatie met 0,4 procentpunt. Dit effect is in 2001 uitgewerkt, waardoor het inflatiecijfer nu 0,4 procentpunt toeneemt.


- Overige oorzaken van de ontwikkeling van de inflatie Van de totale inflatie van 4,2 procent is 2,2 procentpunt toe te schrijven aan artikelen die onder het algemene BTW-tarief vallen. Energieproducten - gas, elektriciteit en autobrandstoffen - horen bij deze categorie en nemen 1,2 procentpunt van de inflatie voor hun rekening. Afgezien van de invloed van BTW en REB is de bijdrage van deze artikelen aan de inflatie nauwelijks veranderd. Artikelen die zijn vrijgesteld van BTW dragen voor 0,9 procentpunt bij aan de inflatie. Het gaat hierbij onder andere om de woninghuur, consumptiegebonden belastingen en overheidsdiensten. Afgezien van het effect van de omroepbijdrage is hun bijdrage aan de inflatie niet veranderd ten opzichte van december. Opmerkelijk is dat artikelen die onder het verlaagde (6%) BTW-tarief vallen ten opzichte van januari vorig jaar 4,0 procent in prijs zijn gestegen. In december was dit nog 3,1 procent. Hun bijdrage aan de inflatie is dan ook toegenomen van 0,7 naar 0,9 procentpunt.

Prijzen in januari 1,2 procent gestegen
Tussen december 2000 en januari 2001 zijn de consumentenprijzen gemiddeld 1,2 procent gestegen. Over een breed front gingen prijzen omhoog, onder andere door de verhoging van het BTW-tarief en andere heffingen. Belangrijke stijgers zijn gas en elektriciteit en autobrandstoffen. Bij artikelen die onder het (ongewijzigde) verlaagde BTW-tarief van 6 procent vallen werden echter ook prijsstijgingen gemeten. Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken werden gemiddeld 1,2 procent duurder. Niet alleen seizoengevoelige artikelen als fruit, groenten en aardappelen werden duurder, maar bijvoorbeeld ook brood, vlees, vis en zoetwaren. Ook kranten, boeken en schrijfwaren gingen in prijs omhoog, evenals bestedingen in cafés en restaurants. De consumptiegebonden belastingen en de prijs van sommige overheidsdiensten gingen omhoog. Tegenover stijgingen van onder andere de onroerende zaakbelasting en gemeentelijke diensten staat een tariefsverlaging van de motorrijtuigenbelasting. De ontwikkeling van de onroerendezaakbelasting is een gevolg van de gestegen WOZ-waarde bij een verlaging van de nominale tarieven. Het effect van de prijsstijgingen wordt in belangrijke mate gecompenseerd door een sterke prijsdaling van kleding en schoeisel. Deze werden rond 10 procent goedkoper door de uitverkoop van de wintercollectie. Verder werden vrijwel geen prijsdalingen gemeten.

Afgeleide consumentenprijsindex
De afgeleide index voor werknemersgezinnen met een laag inkomen lag in het januari gemiddeld 3,2 procent hoger dan in januari 2000. In december was de stijging nog 2,6 procent. Deze index wordt vaak gebruikt voor het aanpassen van overheidstarieven, CAO's en andere contracten. Van de totale inflatie van 4,2 procent kan dus 1 procentpunt rechtstreeks worden toegeschreven aan veranderingen in tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen. In 2000 was de invloed rond 0,5 procentpunt. De belangrijkste veranderingen zijn de verhoging van de BTW en van de REB. De omroepbijdrage is niet te beschouwen als een consumptiegebonden belasting. De afschaffing van de omroepbijdrage heeft daardoor ook op de afgeleide CPI in 2000 een drukkend effect gehad. De stijging van de afgeleide index met 0,6 procentpunt in januari 2001 is voor ongeveer tweederde deel toe te schrijven aan het wegvallen van het effect van de omroepbijdrage.

Geharmoniseerde consumentenprijsindex
Het CBS stelt niet alleen de nationale consumentenprijsindex samen, maar ook de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex voor Nederland. Deze index maakt deel uit van het inflatiecijfer van de Eurozone dat een officieel richtsnoer vormt voor het monetair beleid van de Europese Centrale Bank. In januari 2001 is de inflatie volgens deze Europese maatstaf voor Nederland opgelopen tot 4,5 procent. De stijging is groter dan van de nationale index. Dit komt doordat het aandeel van het pakket, dat onder het algemene BTW-tarief van 19% valt, in de HICP groter is dan in de CPI. In december 2000 was de inflatie in Nederland volgens de Europese maatstaf 2,9 procent. Dat was iets hoger dan het gemiddelde inflatiecijfer in de Eurozone, dat in december 2,6 procent bedroeg. De gemiddelde inflatie in 2000 volgens deze maatstaf bedroeg in Nederland 2,3 procent. Dat is gelijk aan het jaargemiddelde in de Eurozone. De uitkomsten over januari voor de Eurozone en voor alle landen van de Europese Unie zullen op 28 februari door Eurostat worden gepubliceerd.

Technische toelichting
De uitkomsten van de consumentenprijsindex over januari zijn nog voorlopig. Enkele onderdelen van de CPI kunnen nog worden herzien, in het bijzonder gegevens over gemeentelijke en andere lokale heffingen, welke in veel gemeenten nog niet definitief zijn vastgesteld en die samenhangen met de hertaxatie van woningen in het kader van de WOZ. Ook de uitkomsten over de prijzen van gas en elektriciteit zijn deels onzeker in verband met problemen bij de aanlevering van de benodigde gegevens. De inflatie in Nederland wordt gemeten als de stijging van de consumentenprijsindex ten opzichte van de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar. De consumentenprijsindex geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten, zoals dit in 1995 gemiddeld werd aangeschaft door huishoudens in Nederland. De gemiddelde prijsverandering heeft betrekking op het consumptiepakket van alle huishoudens. De geharmoniseerde indices dienen speciaal voor het vergelijken van de inflatie tussen de lidstaten van de Europese Unie. Zie hiervoor ook de persmededeling 'Geharmoniseerde Index van Consumentenprijzen' van 7 maart 1997. De consumentenprijsindex voor de monetaire unie (EURO-11, CPIMU) geeft de gemiddelde prijsontwikkeling weer in de 11 landen die met ingang van 1 januari 1999 deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie, ofwel de Eurozone. In verband met de toetreding van Griekenland tot de EMU zal vanaf januari 2001 de CPIMU betrekking gaan hebben op de 12 aan de EMU deelnemende lidstaten. De EU-15 geeft de gemiddelde prijsontwikkeling weer van de 15 lidstaten van de Europese Unie. Het belangrijkste verschil tussen de geharmoniseerde index en de nationale consumentenprijsindex betreft de consumptiepakketten waarop zij betrekking hebben. Wonen in een eigen huis (huurwaarde), consumptiegebonden belastingen (onroerendezaakbelasting, motorrijtuigenbelasting e.d.) en contributies aan sportverenigingen, maatschappelijke organisaties e.d. worden bijvoorbeeld wel meegenomen in de nationale index, maar niet in de geharmoniseerde. Anderzijds is bij de geharmoniseerde index een groter deel van de kosten van de gezondheidszorg inbegrepen dan in de nationale index. Een ander verschil tussen beide indices is dat in de nationale index de prijsstijgingen van de particuliere consumptie van Nederlanders in het buitenland wordt meegenomen. Daarentegen weegt in de geharmoniseerde index de particuliere consumptie van buitenlanders in Nederland mee. Met ingang van januari 2000 is de dekking van de geharmoniseerde index uitgebreid. Meer informatie hierover is opgenomen in het persbericht van 11 februari 2000. Per januari 2001 wordt de dekking van de geharmoniseerde index weer verder uitgebreid. De volgende artikelen zijn toegevoegd:
- Een deel van de gezondheidszorg, namelijk ziekenhuisdiensten. Een aantal niet onder een verzekering vallende uitgaven in verband met ziekte was al vanaf de start van de geharmoniseerde index daarbij inbegrepen. In januari 2000 zijn daar aan toegevoegd medische artikelen en diensten, welke zijn geconsumeerd door particulier verzekerden, ook als deze door de particuliere verzekeraar worden vergoed. Niet inbegrepen waren echter ziekenhuisdiensten. Deze zijn nu toegevoegd. De medische consumptie van mensen die onder de Ziekenfondswet verzekerd zijn en welke door het ziekenfonds wordt betaald, is niet inbegrepen in de geharmoniseerde index.
- Sociale bescherming. Hieronder worden verstaan allerlei soorten zorg voor ouderen, gehandicapten, kinderen en andere groepen. Meer concreet omvat het de eigen bijdragen die deze groepen betalen voor het verkrijgen van deze zorg, zoals ouderbijdragen voor kinderopvang, eigen bijdragen in de thuiszorg, en ook de eigen bijdragen die worden betaald door bewoners van verzorgingshuizen, verpleeghuizen en andere intramurale zorg. Deze uitbreidingen hebben betrekking op het prijsverloop vanaf december 2000. De uitkomsten tot en met december 2000 zijn dan ook niet herzien. De inflatie volgens de geharmoniseerde index tussen januari 2000 en januari 2001 heeft dus voor 11 maanden betrekking op het cijfer volgens de oude methode en voor één maand op het cijfer volgens de nieuwe methode. De wijziging van de methode leidt voor januari tot een 0,1 procentpunt lagere uitkomst. In de afgeleide consumentenprijsindices van het CBS is het effect van veranderingen in de tarieven van de productgebonden belastingen en subsidies en van de consumptiegebonden belastingen uit de prijsontwikkeling geëlimineerd. De consumentenprijsindex voor werknemersgezinnen met een laag inkomen is gebaseerd op het pakket goederen en diensten dat in 1995 werd aangeschaft door werknemersgezinnen met een bruto gezinsinkomen beneden de mediaan van de inkomensverdeling van de werknemersgezinnen. De afgeleide reeks voor werknemersgezinnen met een laag inkomen wordt op dit moment vaak gebruikt voor het aanpassen van overheidstarieven, CAO's en andere contracten.