Antwoorden op kamervragen over klachten over de politie
Een parlementair stuk bij het onderwerp Politie
12 januari 2001
Het Tweede-Kamerlid Van Heemst (PvdA) heeft op 29 november vragen
gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over klachten over de politie. Deze zijn op 12
januari beantwoord.
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van het bericht "Politie mikpunt klachten"?
1)
Antwoord
Ja.
2. Vraag
Hoe is te verklaren dat het korps Haaglanden slechter "scoort" dan
andere korpsen? En hoe is te verklaren dat bij dat korps al sinds
1995 een stijgende lijn in klachten is waar te nemen?
Antwoord
Het aantal klachten dat ten aanzien van het politieoptreden in een
korps wordt ingediend is op zich geen indicator voor de kwaliteit
van de dienstverlening. Het aantal klachten kan namelijk ook sterk
afhangen van andere factoren. Het politiekorps Haaglanden geeft in
haar "Jaarverslag klachten 1999" zelf aan dat een verbeterde
registratie binnen het korps en een toename van het aantal
contacten tussen politie en publiek kunnen hebben bijgedragen aan
een groter aantal klachten over 1999 ten opzichte van de daaraan
voorafgaande jaren.
Met betrekking tot het oordeel van burgers over het
politieoptreden is onder meer de Politiemonitor Bevolking (een
tweejaarlijks, landelijk bevolkingsonderzoek naar criminaliteit,
onveiligheid, preventiegedrag van burgers en de kwaliteit van het
optreden van de politie) van belang. Uit de Politiemonitor
Bevolking 1999 blijkt dat in de politieregio Haaglanden sprake is
van een iets positievere beoordeling van het functioneren van de
politie dan in 1997. De bevolking van die regio oordeelt over het
functioneren van de politie minder kritisch dan het landelijk
gemiddelde zoals uit dat onderzoek blijkt.
Een en ander geeft mij geen aanleiding te veronderstellen dat
Haaglanden slechter "scoort" dan andere korpsen.
3. Vraag
Hebben alle politiekorpsen een voorziening waar burgers terecht
kunnen met klachten over (vermeend) wangedrag door politiemensen?
4. Vraag
Zijn deze voorzieningen op een min of meer gelijke manier opgezet
(bijvoorbeeld voor wat betreft de reikwijdte van de regeling, de
afdoeningtermijn en de onafhankelijkheid bij de beoordeling van
klachten) of zitten er opmerkelijke verschillen tussen?
5. Vraag
Wat is uw oordeel over de eventueel aanwezige verschillen en is er
aanleiding om tot een uniformering te komen?
Antwoord vraag 3, 4, 5
In de Politiewet 1993 is in hoofdstuk X een wettelijke regeling
voor de behandeling, het onderzoek en de afhandeling van klachten
over de politie opgenomen. Deze regeling is een kaderregeling en
de uitwerking ervan is opgedragen aan de korpsbeheerders van de
verschillende politieregios. Alle regios hebben dientengevolge een
regionale klachtenregeling vastgesteld. Ook is in elke regio een
onafhankelijke klachtencommissie ingesteld, die de korpsbeheerder
adviseert over de afdoening van de klachten. De regionale
klachtenregeling maakt duidelijk waar een klacht kan worden
ingediend en hoe de klachten zullen worden afgedaan.
Uit onderzoek is gebleken dat de regionale regelingen voor een
groot deel gelijk zijn van opzet, maar op een aantal punten ook
verschillen bevatten. Deze verschillen tussen de regios zijn op
een aantal punten groter dan ik wenselijk acht. Ik ben dan ook
voornemens om de wettelijke klachtregeling voor de politie te
herzien teneinde tot nadere uniformering van de
klachtenbehandeling te komen. Dit is tevens nodig vanwege de
totstandkoming van een algemene wettelijke regeling over de
behandeling van klachten door bestuursorganen in hoofdstuk 9 van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb, Stb. 1999, 214). Om de met dit
Awb-hoofdstuk beoogde uniformering in de behandeling van klachten
te realiseren is het van belang dat de Awb-klachtregeling ook voor
de politie gaat gelden. Enkele aanvullingen op de klachtregeling
van de Awb zijn vanwege de specifieke bevoegdheidsverdeling binnen
het politiebestel en het hierboven reeds aangehaalde behoud van de
mogelijkheid voor regionaal maatwerk noodzakelijk. Deze
aanvullingen maken deel uit van een wetsvoorstel dat thans in
voorbereiding is en dat naar verwachting komend voorjaar aan uw
Kamer zal worden aangeboden. Daarin zal ook een uniforme
afdoeningstermijn worden voorgesteld.
6. Vraag
Maken alle korpsen een jaarlijkse rapportage van de binnengekomen
klachten, inclusief de wijze van afdoening en voorzien van
eventuele aanbevelingen voor de bedrijfsvoering?
7. Vraag
Hebben alle korpsen over 1999 een dergelijke rapportage
uitgebracht en zo neen, van welke korpsen is die nog niet
beschikbaar?
8. Vraag
Maakt u (bijvoorbeeld jaarlijks) een beoordeling van de
rapportages of jaarverslagen? Zo neen, wilt u daartoe overgaan?
9. Vraag
Welke zaken zouden moeten worden geregeld om u in staat te stellen
zon beoordeling te gaan maken, zoals bijvoorbeeld het hanteren van
een zelfde wijze van registratie?
10. Vraag
Kunt u de Kamer bijvoorbeeld bij de begroting voor 2002 voor de
eerste maal uw beoordeling van de klachten over de Nederlandse
politie toe sturen?
Antwoord vraag 6, 7, 8, 9 en 10
De klachtafdoening is een primaire verantwoordelijkheid van de
korpsbeheerder. Op grond van artikel 61 van de Politiewet 1993 is
de korpsbeheerder gehouden de bij het regiokorps ingediende
klachten te registreren en periodiek te publiceren over de
afdoening van deze klachten en de middelen om eventuele
structurele tekortkomingen in het functioneren van de politie op
te heffen.
In het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel is een nadere
uitwerking van deze registratieplicht opgenomen. Onder meer wordt
aangegeven welke gegevens moeten worden opgenomen, zodat
verschillen in registratie tussen de regiokorpsen worden
voorkomen.
Vanwege het feit dat de afhandeling van klachten een primaire
verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder is, is niet
voorgeschreven dat de op te stellen rapportages aan mij worden
aangeboden. Het is mij dan ook niet bekend of alle regiokorpsen
reeds over een rapportage over 1999 beschikken.
Veelal wordt in de algemene jaarverslagen van de regiokorpsen,
welke wel aan mij dienen te worden verstrekt, aandacht aan de
klachtafdoening besteed. Ik ben van mening dat door de regionale
politiekorpsen voldoende aandacht wordt besteed aan een goede
klachtbehandeling en constateer daarbij dat de korpsen bezig zijn
om hun procedures te verbeteren. De voorgenomen wetswijziging en
de aandacht die daaraan zal worden besteed bij de totstandkoming
ervan zijn gericht op een verdere verbetering van de
klachtbehandeling en het klachtmanagement binnen de regionale
politiekorpsen. Vooralsnog zie ik dan ook geen aanleiding om tot
een afzonderlijke periodieke beoordeling van de klachten over de
Nederlandse politie over te gaan. Uw Kamer zal over de
politieklachten worden geïnformeerd op de wijze waarop dat ook nu
reeds gebeurt. In dit verband wil ik u wijzen op het jaarverslag
van de Nationale ombudsman, waarin ook aan de klachtenbehandeling
bij de politie aandacht wordt besteed. Over dit jaarverslag vindt
jaarlijks overleg met uw Kamer plaats.
1) Zie Haagse Courant van 28 november 2000.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties