Persberichten
Gunstig advies over bescherming van vijf stations op de lijn
Kortrijk-Poperinge
Brugge, 6/2/2001
De bestendige deputatie van West-Vlaanderen heeft een gunstig advies
uitgebracht over de voorgenomen bescherming als monument van vijf
stations op de lijn Kortrijk Poperinge. Deze spoorlijn werd in
1852-1854 aangelegd in opdracht van de Société des Chemins de Fer de
la Flandre Occidentale, een privémaatschappij die voordien ook al de
lijn Brugge-Kortrijk had aangelegd. In 1870 werd de lijn verlengd tot
Hazebrouck (F). In 1907 werd ze overgenomen door de Belgische
Staatsspoorwegmaatschappij, thans N.M.B.S. De aanleg leidde niet enkel
tot een sterk verbeterde mobiliteit van de lokale bevolking, maar
betekende dank zij het goederentransport (van voornamelijk vlas,
aardappelen en suikerbieten) ook een economische stimulans voor de
regio.
Het voorstel tot bescherming heeft betrekking op de stations van
Bissegem, Wevelgem, Wervik en Poperinge, alsmede op het voormalige
stationnetje van Vlamertinge. Het stationsgebouw van Poperinge is het
oudste van de reeks. Het is het enige dat nog dateert uit de periode
van de aanleg van de lijn (1855). Daarmee behoort het tot de oudste
nog bewaarde stations van Vlaanderen. (Het oudste is dat van Ronse
(Oost-Vlaanderen), dat in 1841-1844 opgetrokken werd in Brugge, aldaar
in 1879 afgebroken werd en vervolgens in Ronse heropgebouwd werd.)
Het station van Wevelgem dateert van kort vóór de Eerste Wereldoorlog.
De bouw, ter vervanging van een kleiner 19de-eeuws gebouw, moet gezien
worden in het kader van de overname van de spoorlijn door de
Staatsspoorwegen. Na de overname werd de lijn vernieuwd en kreeg
Wevelgem een nieuw station. Het gebouw is representatief voor de
bouwstijl van de toenmalige kleinere stations van de Staatsspoorwegen
(station van het zogenaamde type 3).
De overige drie stations dateren alle uit de jaren twintig van de
20ste eeuw (1922-1924) en zijn opgetrokken in de zogenoemde
wederopbouwstijl van na de Eerste Wereldoorlog.
Samen met de vijf stations worden ook enkele bijgebouwen en zelfs
enkele typische betonnen afsluitingen voor bescherming voorgedragen.
De bestendige deputatie is van oordeel dat al deze gebouwen
beschermenswaard zijn, omdat ze getuigenissen zijn van de geschiedenis
van een voor de provincie belangrijke spoorverbinding en tevens
beeldbepalend voor de omgeving waar zij zich bevinden. De definitieve
beslissing over de bescherming berust bij Vlaams minister Johan
Sauwens.
Provincie West-Vlaanderen