Antwoorden op kamervragen over aangifte van mishandeling
Een parlementair stuk bij het onderwerp Politie
19 januari 2001
Het Tweede-Kamerlid Kant van de SP heeft op 7 december 2000 vragen
gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over aangifte van mishandeling. De vragen zijn
op 19 januari 2001 beantwoord.
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van de gang van zaken rondom de aangifte en
behandeling van de zaak van het mishandelde en bedreigde meisje
Susan uit IJsselmonde? 1)
Antwoord
Ja.
2. Vraag
Wat vindt u van deze gang van zaken?
3. Vraag
Vindt u het acceptabel dat iemand die aangifte wil doen van
mishandeling en later van bedreiging, naar huis gestuurd wordt en
de volgende dag terug moet komen?
4. Vraag
Vindt u het acceptabel dat in een dergelijke situatie de
politie-arts pas vijf dagen later het meisje onderzoekt?
Antwoorden vragen 2, 3 en 4
Binnen het vigerende politiebestel is er voor gekozen de
verantwoordelijk voor de kwaliteit van de politiezorg in de regio
neer te leggen bij de korpsbeheerder.
De korpsbeheerder legt over de kwaliteit van de politiezorg in de
desbetreffende regio verantwoording af aan het regionaal college.
Binnen deze verantwoordelijkheidsverdeling beperkt de minister van
BZK zich tot de randvoorwaarden voor een adequate invulling van de
politiezorg. Daar waar het aspecten in zich heeft die de kwaliteit
van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde raken, ligt
de en daardoor de beantwoording van deze vraag bij de minister van
Justitie
5. Vraag
Wat is uw mening over de reactie van korpschef Lutken dat het is
misgegaan omdat we eigenlijk met de rug tegen de muur staan, het
water loopt ons over de schoenen..?
6. Vraag
Deelt u de mening van de heer Lutken dat dit niet zou moeten en
niet mogelijk zou moeten zijn? Wat wordt er ondernomen om dit in
de toekomst te voorkomen?
9. Vraag
Wat wordt ondernomen om deze problemen op te lossen? Wanneer zijn
deze opgelost?
Antwoorden vragen 5, 6 en 9
Geconstateerd kan worden dat, in tegenstelling tot de overige, er
in de Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond, Haaglanden en
Utrecht is van een beperkte teruggang van de politiesterkte. Een
en ander wordt veroorzaakt door natuurlijk verloop en vertrek van
politieambtenaren, zowel naar het bedrijfsleven als andere.
Feitelijk betekent dit dat de instroom thans niet voldoende is om
de uitstroom volledig te compenseren. De inspanningen op het
gebied van de werving en selectie zijn vanaf 1999 sterk
geïntensiveerd. Hiervoor zijn in 2000 bij Voorjaarsnota extra
middelen beschikbaar gesteld, welke worden ingezet om de werving
en het behoud van personeel bij de politiekorpsen nader te
stimuleren. Diversiteitsgroepen krijgen hierbij de prioriteit.
Tevens is bij de landelijke werving en selectie de capaciteit van
de zogenaamde voorschakelklassen vergroot zodat meer kandidaten
die net niet aan de normen voldoen kunnen worden bijgeschoold.
Deze bijscholing betreft hoofdzakelijk de taal- en
sportvaardigheid van kandidaten.
Verder is de reeds bestaande afspraak tussen de korpsbeheerders,
dat personeel dat korter dan drie jaar bij een korps in dienst is
niet van elkaar wordt overgenomen, onlangs nogmaals bekrachtigd.
De insteek bij de nieuw af te sluiten CAO is om de
aantrekkelijkheid van de politie als werkgever verder te
versterken.
Verder kan ik u met betrekking tot de specifieke situatie in het
korps Rotterdam-Rijnmond melden dat in de periode maart 1999 tot
en met november 2000 2.870 belangstellenden vanuit de Banenlijn
Politie aan de politieregio Rotterdam-Rijnmond zijn doorgegeven.
Daarnaast heeft het LSOP in overleg met de politieregio
Rotterdam-Rijnmond inmiddels besloten tot het realiseren van
opleidingscapaciteit binnen de regio. Vanaf maart 2001 zal er zijn
van periodieke instroom in het korps ten behoeve van de actieve
politiedienst. Volgens planning zal het aantal vacatures eind 2002
naar normale proporties zijn teruggebracht. Dit laat onverlet dat
de wervingsinspanning onverminderd wordt voorgezet.
7. Vraag
Onderkent u, net als de heer Lutken, dat het tekort aan personeel
tot dit soort situaties leidt?
12. Vraag
Doet het probleem van het niet adequaat en tijdig kunnen
behandelen van zaken als bedreiging en mishandeling zich ook voor
bij andere politiekorpsen? Indien dit u niet bekend is, bent u
bereid dit te onderzoeken?
13. Vraag
Wanneer kan weer gegarandeerd worden dat de politie voldoende tijd
heeft om altijd adequaat op aangiften van burgers te reageren?
Antwoorden vragen 7, 12 en 13 Het is evident dat er een relatie
bestaat tussen beschikbare capaciteit en het werkaanbod. De
politie oefent haar taken uit in ondergeschiktheid aan het
bevoegde gezag. Binnen het zogenaamde driehoeksoverleg worden
prioriteiten en posterioriteiten bepaald ten aanzien van de
taakuitoefening door de politie. Binnen dit overleg dienen
vervolgens de consequenties van de beschikbare capaciteit in
relatie tot het werkaanbod te worden bezien en gewogen.
Het is evident dat het werkaanbod van de politie fluctueert. Dit
betekent dat het vraagstuk van evenwicht tussen de benodigde
capaciteit in relatie tot het werkaanbod een structureel
aandachtspunt vormt van zowel het bevoegde gezag als de
politieleiding. Er is mij niet bekend dat het niet tijdig kunnen
behandelen van vergelijkbare zaken structureel bij politiekorpsen
voorkomt.
8. Vraag
Is het waar dat er in IJsselmonde één agent op 60.000 inwoners is,
vacatures niet vervuld kunnen worden en er gewerkt wordt met 500
man te weinig?
Antwoord
De politiezorg in de deelgemeente IJsselmonde wordt verzorgd door
de basiseenheid IJsselmonde als onderdeel van het district
Feijenoord-Ridderster. De formatie van de basiseenheid IJsselmonde
bedroeg medio december 2000 83 ftes. In verband met vacatures
bedroeg de feitelijke sterkte op dat moment 75,6 ftes. Gezien het
aantal inwoners in het gebied van deze basiseenheid, te weten
60.000, betekent dit formatief circa één agent per 725 inwoners.
Op het moment van uitzending van de betreffende NOVA aflevering
waren in het regiokorps Rotterdam-Rijnmond in totaal circa 500
vacatures. Voor een overzicht van de activiteiten die ondernomen
worden voor de vervulling van de vacatures in Rotterdam-Rijnmond,
en dus tevens in de basiseenheid IJsselmonde, verwijs ik u naar
mijn gezamenlijke antwoord op de vragen 5, 6.
10. Vraag
Wat is uw reactie op de opvatting van de politiebonden dat een
belangrijk knelpunt in de werving van personeel is dat
aspirant-agenten in de regel geen salaris krijgen doch slechts
zakgeld? 2?
11. Vraag
Bent u bereid maatregelen te nemen opdat de afspraken die op dit
moment slechts voor een aantal zijn gemaakt (namelijk om
aspirant-agenten niet langer zakgeld maar een fatsoenlijk salaris
te geven) landelijk zullen gelden?
Antwoorden vragen 10 en 11
Inmiddels zijn hiertoe maatregelen genomen. Met de
politievakorganisaties is op 18 december jl. een tussenakkoord
afgesproken, vooruitlopend op het streven om eind april 2001 een
CAO af te sluiten voor de periode 1 januari 2001 tot en met 31
december 2003. Onderdeel van dit tussenakkoord vormt de
definitieve afspraak dat iedere aspirant (in opleiding) met ingang
van 1 januari 2001 een salaris op het niveau van ten minste het
wettelijk minimumloon voor volwassenen ontvangt. In de af te
sluiten CAO zullen hierover in relatie tot de herziening van het
politieonderwijs nadere afspraken worden gemaakt.
1) NOVA, 24 november jl.
2) Telegraaf, 24 augustus jl.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties