Bijdrage van Jet Bussemaker
5 februari 2001
AAN HET NOTAOVERLEG OVER DE BELEIDSNOTA EMANCIPATIEBELEID (27 411)
EN HET MEERJARENPROGRAMMA EMANCIPATIEBELEID (27 051 nr. 3)
Algemeen
De oorspronkelijk nota van vorig jaar had een hoog `Yes-minister'
karakter. De top ambtenaar Sir Humphrey Appleby adviseert de naïeve
minister Hacker daarin zinnen als: `Waar nu nog knelpunten zijn,
wordt een impuls gegeven voor nieuwe beleidsontwikkeling en meer
samenhang in beleid', en `Voor zover er in de ontwikkeling
specifieke knelpunten zijn, krijgen die bijzondere aandacht'. Maar
zulke zinnen zeggen toch niets, sputtert minister Hacker tegen.
`Yes, minister', verzucht Humphrey dan vermoeid en superieur, `maar
precies daarom zijn ze zo geschikt'. Zo beschrijft Evelien Tonkens
de inhoud van de oorspronkelijk nota. Een rake typering. Het plan
dat er nu ligt, is zonder meer concreter en beter maar de PvdA
heeft toch nog veel kritiek.
De succesvolle vrouw als norm
De nota is aan de ene kant te smal en aan de andere kant te breed.
Te breed omdat alles nu verzandt in vele terreinen en voornemens.
Te smal omdat emancipatie aan alle beleidsterreinen raakt en
departementen raakt, en integratie dus voorop dient te staan. De
verantwoording van de gekozen thema's is daarbinnen niet erg
duidelijk.
De aandacht concentreert zich bovendien op vrouwen die het (bijna)
gemaakt hebben. Zo is er veel aandacht voor de verdeling van arbeid
en zorg bij drukbezette, meestal hoogopgeleide, tweeverdieners en
voor het aantal vrouwen in de top. Daar is op zich niets mis mee
maar opvallend is wel dat de voornemens voor laagopgeleide, veelal
allochtone vrouwen veel magerder zijn. Hier wordt onderzoek op
onderzoek gestapeld en is op z'n best sprake van experimenten. Ik
vind dat onverteerbaar. Emancipatiebeleid is er niet voor de 'happy
few' maar voor alle vrouwen. Wat zeg ik: voor vrouwen en mannen.
Ook elke aandacht voor mannen ontbreekt in de nota.
Zo zijn de voornemens om meer vrouwen in hoge posities te krijgen ambitieus. Binnen vier jaar moet het aandeel van vrouwen in hoge functies in het openbaar bestuur, bij de rijksoverheid en het bedrijfsleven (nu lager dan 10%) minstens verdubbelen. Voor 2010 wordt gestreefd naar 40% vrouwelijke burgemeesters, 25% vrouwelijke topambtenaren en 20% vrouwen in de top van het bedrijfsleven. Binnen de overheid is alle aandacht gericht op de schalen 13 en hoger. Maar waar blijft de aandacht voor vrouwen in de lage inkomensschalen? De maatregelen beperken zich tot het uitvoeren naar een haalbaarheidsonderzoek om na te gaan of werkgevers mee willen werken aan experimenten om de kwaliteit van de arbeid in de onderste functieniveaus te verbeteren. Dit is mij veel te voorzichtig en veel te vaag. In deze tijden van krapte mag je verwachten van werkgevers dat ze mee willen doen. Los daarvan mag je als overheid wel iets voortvarender optreden.
Als eigen werkgever zou de overheid een extra stimulerend beleid moeten uitzetten. De overheid moet voor vrouwen een aantrekkelijke werkgever zijn. Dat vraagt om goede regelingen voor arbeid en zorg, maar ook voor goede doorstroom en carrièreperspectieven. Dat is niet een kwestie die zich beperkt tot de departementen. In het kader van de arbeidsmarktproblematiek in de collectieve sector zou de overheid als werkgever actiever moeten optreden. In dat kader verdienen sectorspecifieke problemen veel meer aandacht, zoals de seksuele intimidatie bij de politie (48% van de politievrouwen en 16% van de mannen heeft de afgelopen twee jaar last gehad van seksuele intimidatie), het hoge ziekteverzuim onder vrouwelijke werknemers (WAO) in de zorg en de kwestie van ongelijke beloning en zwangerschapsverlof in het onderwijs. De te verwachten notitie over knelpunten op de arbeidsmarkt van de collectieve sector biedt een uitgelezen kans om hier werk van te maken. Als de Commissie Van Rijn er al niet zelf mee komt, zou de regering dat moeten doen.
Ook de aandacht voor allochtone vrouwen vind ik minimaal. Het debat
over de multiculturele samenleving ging nauwelijks over de positie
van vrouwen en mannen in dit verband. Opvallend is dat Surinaamse,
Turkse en Marokkaanse meisjes het hebben van een goede baan in de
toekomst belangrijker vinden dan Nederlandse meisjes. Ook opvallend
is dat Surinaamse, Turkse en Marokkaanse jongens vaker dan
Nederlandse jongens vinden dat er typische mannen en vrouwentaken
zijn. Dat kan fricties opleveren voor de toekomst en daar dient nu
beleid op ontwikkeld te worde, in het bijzonder gericht op
allochtone mannen en opvattingen over de verdeling arbeid en zorg.
De regering dient te erkennen dat migrantenvrouwen, evenals veel
laagopgeleide vrouwen zoals de SER terecht stelt, kampen met een
laag onderwijsniveau, ongeletterdheid en andere factoren die te
maken hebben met het land van herkomst. De SER stelt dat het
noodzakelijk is te onderkennen dat veel van in het
emancipatiebeleid gestelde doelen ver afstaan van sommige in
Nederland vertegenwoordigde culturen. Specifieke aandacht dient uit
te gaan naar de eerste generatie.
Ook zou het nuttig zijn meer aandacht te besteden aan het glazen
plafond voor migrantenvrouwen. Dat geldt voor hoogopgeleide
migrantenvrouwen. En voor lager opgeleiden: zij hebben weinig aan
het huidige beleid als hun problemen beginnen bij de toegang tot de
arbeidsmarkt of lager op de maatschappelijke ladder. Kweekvijver
projecten als die van BZK werken en een dergelijke formule zou ook
elders (in het bedrijfsleven) kunnen worden toegepast.
Maar alles waar het kabinet mee komt, is het instellen van een commissie die eind 2001 zal adviseren over de maatschappelijke en arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen. Onderzoek wordt op onderzoek gestapeld. Waarom bestaand onderzoek niet vertalen in concreet beleid en op dit terrein eens streefcijfers vaststellen? Waarom niet op korte termijn deskundige seminars organiseren over de uitwerking van beleidsvoornemens? Waarom niet geprobeerd nieuwe maatschappelijke coalities aan te gaan, b.v. met migrantenorganisaties, werkgevers etc.? Hoe staat het overigens met de herintreders. Wij verwachten een concreet plan op 1 maart.
Organisatie en integratie van beleid
Dat het emancipatiebeleid een visie mist blijkt ook uit de gevolgde
procedure rond deze nota.
Een nota zonder voornemens uitbrengen en vervolgens zeggen dat je
dat doet om het veld de kans te geven mee te denken en draagvlak te
creëren is wel erg doorzichtig te koop lopen met onvermogen. Dat
bleek ook uit de reacties uit het veld. Vrouwenorganisaties voelden
zich buitengesloten en adviesorganen waren stuurloos en moesten
zelf lijnen en doelen formuleren, hetgeen ze overigens in veel
gevallen niet slecht gedaan hebben. Er is vanuit het departement
sprake van gebrek aan sturing en daadkracht. De adviezen hebben dat
deels gecompenseerd door nuttige bijdragen. Met name de adviezen
van de SER, CGB, VROM-Raad en RMO vond ik nuttig. Daar zit meer in
dan thans vertaald is in het beleidsplan. Wat wordt daarmee gedaan?
Er ontbreekt een evaluatie van het resultaat van beleid tot nu toe.
Op geen enkele wijze wordt zichtbaar wat emancipatiebeleid tot nu
toe heeft opgeleverd en zal opleveren. Wat in 1996 nog als beleid
werd geformuleerd (inzichtelijk en toetsbaar maken van resultaten)
lijkt nu alweer losgelaten en dat is onverteerbaar. Het zou wel
eens interessant zijn de Rekenkamer op emancipatiebeleid los te
laten. Er wordt geklaagd over het feit dat weinig zichtbaar is hoe
achterstanden op scholen al dan niet verholpen worden. Maar op het
terrein van emancipatie zal dat zeker niet beter zijn. Ook
ontbreekt aandacht voor het interdepartementale beleid. Wat heeft
`mainstreaming' tot nu toe opgeleverd? Ik heb niet de indruk dat
mijn motie van twee jaar geleden is uitgevoerd. Hoe wordt de
resultaten van departementen gevolgd? Hoe wordt de coördinatie
verbeterd zodat beleidsdoelen doordringen tot de top? Tecena heeft
daarvoor goede aanbevelingen gedaan, o.a. door de ICE te
versterken. Maar wat doet de staatssecretaris met de concrete
suggesties van Tecena? Een interdepartementale werkgroep gaat aan
de slag om samenhangende beleidsvoorstellen te doen. Dat betekent
weer nieuwe vertraging. Onderzoek wordt op onderzoek gestapeld. Hoe
zit het moet de ondersteuningsstructuur van vrouwenorganisaties die
steen en been klagen over gebrek aan financiële middelen?
Overigens, van de werkconferentie heb ik niets meer gehoord. Ik kan
daar dus verder niet op in gaan.
Wel hebben we een kritische maar goede schaduwrapportage voor de VN
gekregen. Ik beluister daarin de kritiek die eerder vanuit de Kamer
is geformuleerd. Maar de staatssecretaris reageert door te zeggen
dat ze verbaasd is. Kan ze dat nu misschien een meer politiek
antwoord geven?
De inhoud per thema
Arbeid, zorg en inkomen
Op dit thema worden weinig nieuwe beleidsvoornemens genoemd. In
2010 moet de arbeidsparticipatie van vrouwen 65% bedragen, het
percentage economisch zelfstandige vrouwen meer dan 60% zijn en het
aandeel van mannen in de zorg minimaal 40%. Dat zijn ambitieuze
doelstellingen. Wil je die halen, dan zul je af moeten van softe
middelen maar zul je bijvoorbeeld mannen moeten dwingen om
ouderschapsverlof op te nemen (b.v. door een bepaald deel van het
verlof voor hen te reserveren wat vervalt als ze het niet opnemen).
Middelen en doelen lijken niet op elkaar aan te sluiten.
Het meest interessante nieuwe punt betreft de sociale zorginfrastructuur. Het is goed dat het kabinet plannen maakt voor nu eens niet de harde infrastructuur, maar voor de zorg, in het bijzonder de mantelzorg. Met name het SER-advies biedt hiertoe interessante aanknopingspunten door emancipatiebeleid te bezien vanuit drie perspectieven, resp. arbeid en inkomen, tijd en diensten. De RMO wijst op de noodzaak van samenhang tussen professionele en informele zorg. Ik ga er vanuit dat dat bij het kabinetsstandpunt over langdurig betaald zorgverlof wordt meegenomen. De onderzoeken hierover van SCP en CPB zijn ondertussen klaar. Ik verzoek die alvast naar de Kamer te sturen.
De Vrouwenalliantie suggereert de middelen die vrijkomen door het
afschaffen van kostwinnersbepalingen en de baten die voortkomen uit
toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen zichtbaar te maken in de
miljoenennota. Ik ondersteun dat van harte.
Dagindeling
Ik wil meer duidelijkheid over de voortgang van de
stimuleringsregel. Er wordt wel gesproken over een tussenrapportage
in 2001 maar is die wel substantieel? Eind van dit jaar moeten
enkele voorbeelden gegeven kunnen worden van experimenten die
veelbelovend zijn en in structureel beleid omgezet kunnen worden.
Ik denk dan o.a. aan de initiatieven voor persoonlijke
dienstverlening en kleinschalig zorgondernemerschap, o.a. in
relatie tot het PGB en mantelzorg. Wellicht kan een volgend kabinet
er immers wat mee. Op een concreet terrein, telewerken, wil ik nu
al meer resultaat. SZW zou, in samenwerking met EZ en V&W, een
actieplan telewerken te maken. Onder welke voorwaarden draagt het
bij tot een betere balans tussen privé en werk? Wat is nodig op het
terrein van arbo-wetgeving? In welke mate draagt telewerken bij tot
filevermindering?
Macht en besluitvorming
- Waarom ontbreken streefcijfers voor universiteit? Hoe lang moeten
we nog blijven horen dat Nederland minder vrouwelijke hoogleraren
heeft dan Botswana?
- Hoe denkt met een en ander te bereiken? Over de overheid heeft de
regering zelf iets te zeggen, maar voor het bedrijfsleven is dat
moeilijker. Misschien wordt het tijd de discussie over `contract
compliance' te starten. De overheid sluit dan alleen contracten met
bedrijven die een actief beleid t.a.v. allochtonen en vrouwen
voeren. Een onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen
voor Nederlandse bedrijven.
- Het ligt voor de hand een emancipatie effect rapportage te houden
over het kiesstelsel.
Mensenrechten
Ook hier is de regering wel erg optimistisch over hetgeen al is
bereikt. Formele rechten zijn een heel eind gerealiseerd, maar
kunnen op veel punten versterkt worden. Er is nog veel te doen
t.a.v. het bestrijden van directe en indirecte discriminatie. Dat
blijkt ook uit de schaduwrapportage van het VN-Vrouwenverdrag.
- Is er ondertussen een advies van de Adviesraad Internationale
Vraagstukken? Het is zeer treurig dat zij niet bijtijds gereageerd
hebben.
- In de volgende rapportage voor het VN-Vrouwenverdrag staat het
mensenrechten-, vreemdelingen- en nieuwkomersbeleid centraal. Daar
kijken wij met belangstelling naar uit, want er is op al die
terreinen nog veel te verbeteren. Komt de rapportage nog wel onder
verantwoordelijkheid van de huidige regering? We verwachtend dat
daarin ook serieus wordt ingegaan op de kritiek zoals geformuleerd
in de schaduwrapportage.
- Wanneer gaat Nederland het aanvullend protocol ratificeren? Veel
West-Europese landen hebben al geratificeerd!
- Informatiepunt VN Vrouwenverdrag: ik ga er vanuit dat de motie
hierover wordt uitgevoerd en dat structureel een bedrag van 500.000
wordt vrijgemaakt voor het VN-Vrouwenverdrag. Ik wil dit expliciet
bevestigd hebben door de staatssecretaris.
- Het is positief dat de regering genitale verminking wil
aanpakken. De verbrokkeling onder ministeries wordt aangepakt is
van bijzonder belang. Er komt een interdepartementaal
actieprogramma. Preventie dient daarin centrale te staan. De
regering zou ook de discussie aan moeten gaan over wat we wel en
niet willen toestaan. Wordt het b.v. geen tijd milde vormen van
besnijdenis wel toe te staan om erger te voorkomen?
- Hoe gaat men de aanbevelingen van de Commissie Gelijke
Behandeling vertalen, b.v. ten aanzien van het tegen het licht
houden van kostwinnersbepalingen en een betere aanpak van
beloningsonderzoeken?
- Op ons initiatief staat ook ongelijke beloning weer op de
politieke agenda. De werkgevers hebben nu eindelijk het probleem
erkend en dat is winst. Wanneer komt het definitieve plan van
aanpak nu sociale partners tot een gezamenlijk advies zijn gekomen?
- Wat is de stand van zaken met de aanpak van huiselijk geweld en
de interdepartementale stuurgroep op hoog ambtelijk niveau (zie
initiatief Van der Hoek)? Deze groep zou zich ook moeten richten op
zelfstandig verblijfsrecht van migranten en vluchtelingenvrouwen
die slachtoffer zijn van seksueel of huiselijk geweld.
Kennissamenleving
Dit thema wordt ingeperkt tot ICT hetgeen bijzonder jammer is.
Voornemens beperken zich tot het aantrekkelijk maken van de sector
voor vrouwen, ICT in het onderwijs. Interessanter was geweest hoe
de kennissamenleving ons voor nieuwe beroepen (dienstensector) en
arbeidspatronen (leerwerk en telewerk) stelt. Maar daarover
schrijft men niet. In deze zin is het een gemiste kans en maak ik
er maar weinig woorden aan vuil.