LISV
46% WAO-gekeurden weer aan de slag
46% van de WAO-gekeurden weer aan de slag
Van degenen die in 1998 een jaar ziek waren, en werden gekeurd voor de
WAO, is 2 1/2 jaar daarna 46% geheel of gedeeltelijk aan het werk.
Daarnaast heeft 16% voor een korte periode het werk hervat, maar is
opnieuw uitgevallen.
Dit blijkt uit het onderzoek De 12-maandszieken van januari 1998;
arbeidsongeschiktheid, gezondheid, herbeoordeling en reïntegratie 2½
jaar later dat door bureau AS/tri in opdracht van het Lisv is
uitgevoerd.
Het rapport is gebaseerd op interviews die zijn afgenomen bij 869
personen die in januari 1998 12 maanden ziek waren en omstreeks die
periode beoordeeld zijn in het kader van de WAO-claimbeoordeling. Deze
groep werd op verschillende momenten schriftelijk en telefonisch
ondervraagd, de laatste keer in juli 2000. Over eerdere bevindingen in
juli 1999 is gerapporteerd in de Lisv-rapporten Langdurige
arbeidsongeschiktheid in 1998 en Zoekgedrag, bemiddeling en
reïntegratie van langdurig arbeidsongeschikten in 1998.
Werkhervatting
Van degenen die in 1998 twaalf maanden ziek waren is 2 ½1/2 jaar na de
WAO-keuring 46% aan het werk. Van een vergelijkbare groep uit 1991,
die destijds gedurende 2 1/2 jaar werd gevolgd, was een iets lager
percentage werkzaam, namelijk 43%. Het onderzoek levert daarnaast
allerlei aanwijzingen op dat de zieken uit 1998 meer gemotiveerd zijn
en het ook meer vanzelfsprekend vinden om weer aan het werk te gaan
dan in 1991.
Van de groep die na 2 ½1/2 jaar geen WAO-uitkering heeft, werkt 75%.
Van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten werkt 62% en van de volledig
arbeidsongeschikten 15%. Hoe meer lichamelijke en geestelijke
beperkingen men na 2½ ½1/2 jaar nog heeft, hoe later men aan het werk
gaat.
Bij de overgrote meerderheid van de werkhervatters (86%) is het werk
aangepast, ook als men geen WAO-uitkering (meer) ontvangt.
Begeleiding
Bij de werkhervatting is volgens 57% van de hervatters gebruik gemaakt
van één of meer op de werkgever gerichte reïntegratie-instrumenten.
Ongeveer 20% van de onderzochte groep heeft, volgens eigen zeggen, een
vorm van begeleiding ontvangen. Van degenen die gevraagd hebben om
begeleiding of aan wie een aanbod is gedaan is bij ongeveer de helft
de begeleiding ook van start gegaan. In het onderzoek is niet nagegaan
waarom bij de anderen de begeleiding niet is gestart.