Titel: EVALUATIE FINANCIERINGSBELEID
Persberichtnr.
01/039
Den Haag
05 februari 2001
evaluatie financieringsbeleid
Vandaag heeft Minister Zalm van Financiën een evaluatie van het financieringsbeleid van de Nederlandse Staat naar de Tweede Kamer gestuurd. De evaluatie van dit beleid is aangekondigd in de evaluatiebijlage van begroting IXB van het Ministerie van Financiën. Door nieuwe maatregelen sinds 1999 financiert de Nederlandse Staat zich op een relatief gunstig niveau. Internationale vergelijking leert dat dit hetzelfde niveau is als Frankrijk en dat alleen Duitsland zich op dit moment goedkoper financiert. Geconcludeerd wordt dat de voornaamste operationele doelen van de afgelopen jaren zijn bereikt en dat het sinds 1999 gevoerde beleid een gepaste reactie vormt op inwerkingtreding van de eurokapitaalmarkt. Het nieuw geformuleerde beleid wordt dan ook doorgezet. Over de resultaten daarvan zal in het kader van de nieuwe beleidsverantwoording (VBTB) aan de Kamer worden gerapporteerd.
De evaluatie richtte zich op de vraag of het hoofddoel van het financieringsbeleid is gehaald, namelijk het op efficiënte en effectieve wijze beheren van schulden en lenen van geld. Per 1-1-1999 is de derde fase van de EMU gestart. Die hield onder andere in dat in het interbancaire verkeer de euro werd ingevoerd en één kapitaalmarkt ontstond. Dit leidde tot een actualisering van het financieringsbeleid. Het nieuwe beleid wordt onder meer gekenmerkt door expliciet risicomanagement en door bevordering van de secundaire markt voor staatsschuld. Het hoofddoel van het financieringsbeleid effectief en kostenefficiënt schuldbeheer is geoperationaliseerd in een vijftal doelstellingen. Deze hebben achtereenvolgens betrekking op de verhandelbaarheid (liquiditeit), transparantie, standaardisatie, distributie en het functioneren van de secundaire markt, en de verbetering van het risicobeheer. De evaluatie toetste in hoeverre deze doelstellingen zijn gehaald.
Ruime beschikbaarheid van een bepaalde lening bevordert de verhandelbaarheid. In dat verband streeft de Staat naar minder leningen met elk een grotere omvang. Dit heeft ertoe geleid dat per eind 2000 bijna 55 procent van de schuldportefeuille bestaat uit leningen met een omvang van tenminste 10 miljard euro (22 miljard gulden). In 1998 was dit slechts 5,5 procent
Voorts is meer openheid gegeven over de geplande emissies. Daartoe is onder meer een jaarkalender ingevoerd met vaste emissiedata de tweede dinsdag van de maand en worden ieder kwartaal de looptijden van de emissies vooraf bekendgemaakt. Begin maart wordt een jaarbericht gepubliceerd dat in detail ingaat op het komende financieringsbeleid.
Om de aandacht te focussen op enkele grote leningen, en met het oog op
het beoogde risicomanagement, zijn de leningen in 1999 en 2000 beperkt
tot de looptijden drie en tien jaar. In de geldmarkt zijn eveneens
gestandaardiseerde schuldbewijzen zgn DTCs uitgegeven met looptijden
van 3, 6 en 12 maanden.
De promotie van Nederlandse staatsleningen, de bevordering van de
internationale distributie, alsmede het bevorderen van de secundaire
markt in DSLs heeft duidelijk resultaat opgeleverd. Dit hangt nauw
samen met de invoering van een Primary-Dealerstelsel per 1 januari
1999 en de oprichting van het elektronisch handelssysteem MTS
Amsterdam per 1 september 1999. Door het Primary-Dealerstelsel een
groep nationale en internationale banken met een jaarcontract voor
afname en distributie van Nederlandse staatsleningen is de
geografische spreiding van de afzet sterk verbeterd. In 2000 werd 56
procent van de emissies afgenomen door niet-Nederlandse banken. In
1998 en daarvoor was dat circa 30 procent. Ook de secundaire markt
laat een toegenomen spreiding zien. Eind 2000 werd circa 59 procent
van de omzet van de Primary Dealers buiten Nederland behaald. Begin
1999 was dit circa 44 procent. De inwerkingtreding van MTS Amsterdam
heeft ondermeer geleid tot grotere handelsvolumes en scherpere
prijsvorming. Beide zijn gunstig voor het emissieklimaat.
De herijking van het risicomanagement heeft geresulteerd in een
risicomodel op basis waarvan budgettaire risicos en doelportefeuilles
kunnen worden berekend. Op basis daarvan is een lange termijn
schuldportefeuille gekozen met een evenwichtige verhouding tussen
financieringskosten en herfinancieringrisico. Beoogd is een
geleidelijke verkorting van de looptijd van de portefeuille. Het begin
daarvan is in 1999 en 2000 gerealiseerd.
De volledige tekst van de evaluatie is te vinden op www.minfin.nl.
Woordvoerder: drs. S.A.E. Schrover