Universiteit van Amsterdam



Onderwijsvisie en niet levensbeschouwing doorslaggevend voor pedagogische vorming in het studiehuis

Onderzoek van Universiteit van Amsterdam naar Tweede Fase havo/vwo



5 februari 2001


De vernieuwde Tweede Fase van havo/vwo, beter bekend als het Studiehuis, biedt mogelijkheden voor meer pedagogische vorming. Dit concluderen Wiel Veugelers en Ewoud de Kat van het Instituut voor de Lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam. De mogelijkheden voor pedagogische vorming moeten ook worden benut, vinden zij, want de moderne samenleving vraagt om jongeren die zelfstandig en kritisch zijn en tegelijkertijd sociaal betrokken. Scholen zouden meer de ruimte moeten krijgen om jongeren hierop voor te bereiden.

De onderzoekers, Wiel Veugelers en Ewoud de Kat, ondervroegen voor hun onderzoek een groot aantal schoolleiders. Daaruit bleek dat de schoolleiders vinden dat hun school in de Tweede Fase van havo/vwo nog wel degelijk een opvoedende taak heeft. Pedagogische doelen - zoals eerlijk en rechtvaardig zijn, verantwoordelijkheid nemen, rekening houden met anderen en sociaal betrokken zijn, en een gefundeerde eigen mening vormen - achten zij belangrijk voor leerlingen in het Studiehuis. Toch besteden niet alle scholen daar evenveel aandacht aan. Uit het onderzoek blijkt dat het verschil in aandacht vooral is terug te voeren op de gehanteerde onderwijsvisie en slechts in geringe mate op het verschil in levensbeschouwelijke signatuur. Wel nemen het vak godsdienst en vieringen op protestants-christelijke scholen en katholieke scholen een belangrijke plaats in en besteden openbare scholen juist weer veel aandacht aan het ontwikkelen van maatschappelijke betrokkenheid en sociaal gedrag.

Onderwijsvisie
De onderwijsvisie van de school is van grote invloed op de pedagogische vorming in het Studiehuis, concluderen Veugelers en De Kat. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat scholen met veel aandacht voor samenwerking tussen leerlingen en het onderzoeken van maatschappelijke thema's meer aan pedagogische doelen werken dan scholen met een traditionele klassikale of juist op het individu gerichte aanpak. De scholen die op deze vormingsgerichte manier werken, oordelen ook positiever over de verhouding tussen docenten en leerlingen en tussen leerlingen onderling. Hoewel de meeste docenten de pedagogische vorming tot hun taak rekenen en ook de leerlingen het belang ervan inzien, hebben veel scholen moeite om hun pedagogische doelen te bereiken. Volgens de schoolleiders komt dat vooral door tijdgebrek als gevolg van het overladen programma, onvoldoende vaardigheden bij docenten en de te grote groepen. Gezien het belang dat de overheid en de schoolleiders hechten aan de pedagogische taak van de Tweede Fase van havo en vwo, moeten de voorwaarden voor het bereiken van deze doelen worden verbeterd, vinden Veugelers en De Kat. Meer ruimte in het programma, scholing van docenten en het af en toe kunnen werken met kleine groepen is noodzakelijk.

Opwaardering vakken
De onderzoekers pleiten ook voor een opwaardering van de vakken die juist veel aandacht besteden aan kritische meningsvorming en sociale vorming - geschiedenis/maatschappijleer, Nederlands, culturele en kunstzinnige vorming en algemene natuurwetenschappen. De schoolleiders vinden het bijbrengen van regelmaat en discipline minder belangrijk dan de andere opvoedingsdoelen, maar opvallend genoeg hebben de scholen daar de minste problemen mee. De vakken die nu vooral een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van regelmaat en discipline (exacte vakken, economie, de moderne vreemde talen en lichamelijke opvoeding) zouden volgens de onderzoekers eveneens meer meningsvorming en sociale vorming in hun pedagogisch-didactische aanpak kunnen opnemen. Overigens roept het geringe verschil tussen de levensbeschouwelijke signatuur van de scholen vragen op over de legitimering van de eigen identiteit van de school, vinden de onderzoekers. Met name christelijke scholen zouden zich moeten afvragen waarom zij, afgezien van de levensbeschouwelijke vorming, zo weinig verschillen van de openbare en de algemeen bijzondere scholen als het gaat om het nastreven van pedagogische doelen. Vaak doen openbare scholen zelfs meer aan de maatschappelijke voorbereiding van leerlingen.