Weesgeneesmiddelen en fiscale maatregelen
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
GMV-2149207
1 februari 2001
Zoals ik heb toegezegd tijdens het overleg op 30 augustus jl. met
de Vaste Commissie van Volksgezondheid van de Tweede Kamer bericht
ik u bij deze over de resultaten van mijn overleg met
staatssecretaris Bos van Financiën aangaande extra fiscale
stimulerings-maatregelen om de ontwikkeling van weesgeneesmiddelen
te bevorderen.
De conclusie van dit overleg is dat hij het niet opportuun acht
verdere fiscale maatregelen te treffen. Hij voert hiervoor de
volgende redenen aan. Er kan een precedentwerking ontstaan met
betrekking tot andere industriëen, bijvoorbeeld de
milieutechnologie of de informatie- en communicatie-technologie en
dit zou aanzienlijke budgettaire consequenties kunnen hebben.
Daarnaast wijst hij op afbakeningsproblemen die kunnen ontstaan
binnen het zelfde farmaceutische bedrijf tussen onderzoek en
ontwikkeling van enerzijds weesgeneesmiddelen ten opzichte van
anderzijds niet-weesgeneesmiddelen. Het beoordelen van wat
specifiek uitgegeven wordt aan de ontwikkeling van
weesgeneesmiddelen wordt hierdoor erg moeilijk.
Het aspect van de ongeoorloofde staatssteun is eveneens aan de
orde gekomen. De staatssecretaris is met mij van mening dat, gelet
op de tekst van Verordening 141/2000 van Europese Parlement en de
Raad inzake weesgeneesmiddelen van 16 december 1999, extra
stimulering mogelijk is zonder dat er sprake is van specifieke
staatssteun. De bovengenoemde bezwaren tegen aanvullende fiscale
maatregelen worden daarmee echter niet weggenomen. Zoals u weet
bevinden de voorbereidingen voor het opzetten van de nationale
structuur weesgeneesmiddelen zich in een vergevorderd stadium.
Deze structuur zal te zijner tijd aan kunnen geven waar noden en
wensen liggen ten aanzien van zeldzame ziekten en
weesgeneesmiddelen. Eventuele extra subsidiëring kan dan in dit
kader beoordeeld worden, conform mijn toezegging tijdens het
Algemeen Overleg van 30 augustus jl. met de Vaste Commissie voor
Volksgezondheid.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. E. Borst-Eilers