PRICEWATERHOUSECOOPERS
Sterk toenemend verschil in prestatie internetbedrijven
PERSBERICHT
31 januari 2001
Sterk toenemend verschil in prestatie internetbedrijven
Forse waardedaling internetbedrijven
De waarde van de Europese internetsector is in het vierde kwartaal van
2000 met meer dan de helft gedaald. Als gevolg van de aanhoudende hoge
marketinguitgaven en het tanende vertrouwen van investeerders bedroeg
de totale marktkapitalisatie voor deze sector aan het eind van het
jaar nog slechts 100 miljard (NLG 220 miljard). Deze gegevens komen
uit de meest recente PricewaterhouseCoopers Internet 150, een
doorlopende kwartaalanalyse van de cash burn rate (de snelheid waarmee
bedrijven door hun kasvoorraad raken) en aandelenkoersen van de 150
grootste beursgenoteerde internetbedrijven van Europa.
PricewaterhouseCoopers voert deze analyse uit in samenwerking met
adviesbureau Fletcher Advisory, specialist in e-business-strategie.
De PricewaterhouseCoopers Internet 150-index is in de loop van het
afgelopen jaar met meer dan 60 punten gezakt en deed het zelfs
slechter dan de FTSE 100, NASDAQ en TechMARK. In het vierde kwartaal
hebben vooral de aandelen in het business-to-business-segment (B2B)
veel terrein moeten prijsgeven. Hun waarde daalde met 51%, vergeleken
met 38% voor het business-to-consumer-segment (B2C). De terugval van
de koersen in de sector als geheel maskeert echter een toenemende
tweedeling tussen de best en slechtst presterende internetbedrijven in
Europa. Terwijl de spelers met de slechtste resultaten meer dan 75%
van hun waarde verloren, hebben bedrijven aan het andere uiteinde van
de schaal hun waarde bijna verdrievoudigd.
Het onderzoek en de analyse wijzen op een lichte verhoging van de burn
rates van Europese internetbedrijven in het derde kwartaal van 2000
(uitgaande van de meest actuele financiële verslagen die beschikbaar
zijn). Deze verslechtering is het resultaat van uitputting van de
kasmiddelen en een toename in de uitgaven.
Andere belangrijke bevindingen zijn onder meer de volgende:
&61623; Slechts 28% van de bedrijven in deze sector was in deze
periode winstgevend, terwijl dat in het tweede kwartaal nog 41% was.
&61623; De gemiddelde burn rate (uitgedrukt in de tijd die een bedrijf
rest voordat het aanvullende kasmiddelen zal moeten aantrekken om te
kunnen overleven) lag op 18 maanden (vergeleken met 20 maanden in het
tweede kwartaal).
&61623; B2C-bedrijven blijven het meest kwetsbaar, met een gemiddelde
burn rate van 16 maanden vergeleken met 21 maanden voor
B2B-bedrijven.
&61623; Het aantal bedrijven dat binnen 12 maanden zonder kasmiddelen
kan komen te zitten is gestegen van 20 tot 23.
Volgens PricewaterhouseCoopers hebben de internetbedrijven verzuimd de
positieve trend in het tweede kwartaal te verzilveren in de vorm van
verbeterde burn rates. In plaats daarvan hebben ze er voor gekozen de
hoge marketinguitgaven voort te zetten teneinde zichzelf als
aantrekkelijke kandidaten voor M&A-activiteiten te kunnen
presenteren.
Matthew Wilde, partner binnen PricewaterhouseCoopers Business Recovery
Services in Nederland, becommentarieerde de bevindingen als volgt:
Gegeven de verschillende toonaangevende internetbedrijven die het
afgelopen jaar insolvent zijn verklaard, met alle publiciteit van
dien, was er reden genoeg, zou je verwachten, voor andere bedrijven in
deze sector om de broekriem wat aan te halen. Toch zijn de uitgaven
aan marketing en overhead in het derde kwartaal bij het gemiddelde
internetbedrijf met 11% gestegen. De totale uitgaven zijn daarmee
opgelopen tot ruim 150% van de brutowinst.
Ondanks de min of meer stabiele burn rates in het derde kwartaal
hebben verschillende bedrijven zich dankzij een wat voorzichtiger
opstelling van het management in positieve zin onderscheiden van de
rest, en tot op zekere hoogte ook het vertrouwen van de investeerders
herwonnen. De meest winstgevende Europese internetbedrijven deden het
beter dan gemiddeld op de PricewaterhouseCoopers Internet 150, en
worden met name gekenmerkt door een veel gunstiger verhouding van
marketingkosten en overhead ten opzichte van de omzet. Bedrijven die
behoren tot de kopgroep maakten voor elke gulden omzet 64 cent kosten;
bij bedrijven die de hekkensluiters van de index vormen ligt die
verhouding op NLG 1: NLG 1,25.
Hans van de Vorst, director bij Corporate Finance and Recovery, voegt
daar het volgende aan toe:
De winstgevende internetbedrijven zijn voorzichtiger in hun uitgaven
en investeren in plaats van in dure advertenties steeds vaker in
doelgerichte marketingactiviteiten. De advertentiebranche zou daar in
de loop van 2001 de gevolgen van kunnen gaan ondervinden.
Internetbedrijven staan inmiddels alleen nog in de gunst bij de markt
als ze winstgevend zijn. Wat dat betreft is de situatie in
vergelijking met de eerste helft van het vorig jaar toen men met name
gericht was op de langetermijnwaarde, aanmerkelijk gewijzigd. Wat dat
betreft gelden de maatstafen van de oude economie ook steeds meer voor
die van de nieuwe economie. We verwachten dat het verschil tussen de
beste en de slechtste spelers zal doorzetten in het vierde kwartaal en
tot in 2001, hetgeen zal bijdragen aan verdere consolidatie van deze
sector. Verder is het goed denkbaar dat traditionele ondernemingen
zich meer op de e-busines-markt gaan toeleggen nu het animo voor het
opstarten en financieren van pure internetbedrijven zo sterk is
afgenomen. E-business-activiteiten zullen steeds meer onderdeel gaan
uitmaken van de bedrijfsactiviteiten van reeds lang gevestigde
ondernemingen.
Matthew Wilde:
Het ziet ernaar uit dat internetondernemingen zich eindelijk
neerleggen bij de zakelijke realiteit van alledag. Het is daarbij
onvermijdelijk dat de zwakkere onder hen hun aantrekkingskracht op
investeerders verliezen. Dit biedt de beter georganiseerde bedrijven
in deze sector echter meer ruimte om een solide basis op te bouwen.