Consumentenvertrouwen ook bij lage inkomens gestegen
Huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens zijn doorgaans pessimistischer over de algemene economische situatie en de eigen financiële situatie dan huishoudens met een inkomen boven deze grens. Bij de laagste inkomens hadden de afgelopen tien jaar vooral alleenstaanden (met name ouderen), eenoudergezinnen en, in iets mindere mate, gezinnen met kinderen een negatiever consumentenvertrouwen.
Vanaf 1993 is het consumentenvertrouwen ook bij de lage inkomens gestegen. Wel duurde het langer voordat het optimisme bij consumenten met een laag inkomen overheerst. Zo was er bij de hogere inkomens al in 1995 sprake van een overwegend positief consumentenvertrouwen. Bij de lage inkomens werd het pas in 1998 - voor het eerst in de jaren negentig - positief. Hoewel een jaar later de optimisten bij de lage inkomens weer even in de minderheid waren, was in de eerste helft van 2000 het consumentenvertrouwen binnen deze inkomensgroep weer positiever.
Consumentenvertrouwen
Als een consument meer vertrouwen heeft, is hij doorgaans meer bereid om duurzame aankopen te doen. Huishoudens met een ongunstige inkomenspositie gaan dan ook meestal pas later en na eventuele prijsdalingen over tot de aanschaf van bepaalde duurzame goederen dan huishoudens in een betere inkomenspositie. Vooral onder alleenstaande 65-plussers, eenoudergezinnen en gezinnen met kinderen is de koopbereidheid lager dan gemiddeld in de groep lage inkomens.
Koopbereidheid
Ger Linden
Bron: CBS/SCP, Armoedemonitor 2000