Let op! Embargo tot 17.30 uur
Den Haag, 8 januari 2001
PvdA- fractievoorzitter Ad Melkert:
' Afscheid van de Cultuurnotasystematiek ten
behoeve van een nieuwe culturele infrastructuur'
,,Laten wij afscheid nemen van de huidige vierjaarlijkse molensteen van de
Cultuurnota. Wij moeten op zoek gaan naar een nieuwe culturele
infrastructuur. Daarin past minder bureaucratie en een scheiding van
verantwoordelijkheden in de toekenning van overheidsmiddelen. Meervoudige
beoordeling van dezelfde kunstinstelling door Rijk en Regionale overheid
dient te verdwijnen. Beoordeling van kwaliteit en op grond van bereik worden
uit elkaar gehaald."
Dat zei PvdA-fractievoorzitter Ad Melkert op maandag 8 januari 2001 in het
Muziektheater in Amsterdam tijdens de gezamenlijke Nieuwjaarsreceptie van
podiumkunstenorganisaties en het Amsterdamse Uit Buro.
Scheiding van verantwoordelijkheden betekent volgens Melkert dat in het
algemeen over subsidie wordt beslist op de plek waar de kunstinstelling
cultureel is ingebed. Financiering door verschillende overheden moet in
beginsel worden vermeden. Dat maakt het ook beter mogelijk waar dat nodig is
te onderscheiden naar kwaliteit en bereik.
Melkert noemt daarbij enige voorbeelden: ,,Zoals de vraag of een op de jeugd
gericht gezelschap een creatieve relatie met de scholen onderhoudt. Of een
'eigen' bespeler voor de stadsschouwburg gewenst is. Of er sprake is van een
gezelschap dat een eigen publiek aan zich gebonden heeft."
In de opzet die Melkert voorstaat is het Rijk verantwoordelijk voor de subsidiëring van een beperkt aantal musea, ensembles en gezelschappen die beoordeeld worden op kwaliteit, continuïteit en internationale betekenis. Daarnaast wordt het een belangrijke taak van de overheid om het internationale cultuurbeleid op te waarderen. Melkert: ,, Niet alleen moet cultuur een exportprodukt zijn, er is ook een enorme uitdaging om meer te gaan doen met het multiculturele aspect van onze westerse samenleving."
De Raad voor Cultuur moet volgens de PvdA-fractievoorzitter een andere
functie krijgen. In een nieuwe culturele infrastructuur kan de Raad zich
richten op het vervullen van een zuivere adviesrol voor regering en
parlement over het cultuurbeleid. Daarbij gaat het volgens hem om de
toereikendheid van de culturele infrastructuur zelf en de kwalitatieve
ontwikkeling van afzonderlijke kunstsectoren.
In een nieuwe opzet van de culturele infrastructuur zullen er altijd
instellingen en activiteiten zijn die niet onder te brengen zijn in
landsdelen en grote gemeenten, stelt Melkert. Het gaat dan om activiteiten
die niet zijn onder te brengen in landsdelen en grote gemeenten. Hij denkt
daarbij aan activiteiten van nationale en internationale betekenis zoals
grote festivals en kunstmanifestaties. Maar ook aan bijzondere produkties
die het reguliere werk van een instelling overstijgen. Daarvoor zal altijd
een eigen geldstroom moeten bestaan.
Melkert vraag zich af of de Rijksoverheidhier bij de verdeling van het geld
een hoofdrol moet blijven spelen. Hij doet de suggestie dat de oprichting
van een zelfstandig Fonds voor de Kunst hiervoor een oplossing is.
Tot slot herhaalt Melkert zijn wens om geleidelijk te komen tot een duurzaam
niveau van 1% van de rijksuitgaven voor cultuur, zoals hij dat ook tijdens
de Algemene Politieke Beschouwingen in een met Thom de Graaf ingediende
motie heeft neergelegd.