Gaastra: Stel schaarstedenken centraal

Nederland heeft grote ambities. We willen bijvoorbeeld voldoende woningen bouwen, een gezonde economie en klimaatneutraal zijn. Tegelijkertijd hebben we te maken met verschillende schaarstes waardoor die doelen niet allemaal tegelijk haalbaar zijn. Zoals een tekort aan arbeidskrachten, grondstoffen, netcapaciteit, woningen, fysieke ruimte en overheidsfinanciën.

De keuzes die we nu maken hebben ook invloed op (mogelijke) toekomstige tekorten. Door te accepteren dat deze tekorten bestaan en daarnaar te handelen, kunnen we onze brede welvaart vergroten. Secretaris-generaal Sandor Gaastra van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat benoemt twee voorbeelden van maatschappelijke relevante schaarstes én hoe we daar beter mee om kunnen gaan in zijn jaarlijkse nieuwjaarsartikel in Economisch Statistische Berichten (ESB).

Schaarste

Schaarste is er altijd in de economie en kan zelfs welvaartsverhogend werken. Een vraag die het aanbod overtreft kan een prikkel zijn om het aanbod te vergroten. Gaastra licht echter ook toe dat een groter aanbod niet altijd mogelijk of wenselijk is. Dit geldt bijvoorbeeld voor arbeid en ruimte voor stikstofuitstoot. Gaastra pleit er daarom onder andere voor om keuzes te maken en te prioriteren. Dit licht hij toe aan de hand van twee schaarstes: (1) arbeid en (2) fysieke leefomgeving.

1. Tekort aan arbeidskrachten

De arbeidsmarktkrapte is nog steeds historisch groot en kent geen makkelijke oplossingen. Voldoende arbeidskrachten zijn van groot belang voor het ondernemingsklimaat en de maatschappelijke ambities. Het arbeidstekort dreigt daarmee in toenemende mate een knelpunt te worden voor onder meer de woningbouw, de energie- en klimaattransitie, het onderwijs, de zorg en de kinderopvang.

Het is een complexe puzzel om de arbeidsmarktkrapte te verminderen. Het blijft dé voorkeur om te zorgen voor een hogere arbeidsproductiviteit. Zo kunnen we meer doen, met hetzelfde aantal mensen. Daarnaast is het mogelijk om in te zetten op een groter arbeidsaanbod. Dit kan door het stimuleren van ofwel de arbeidsparticipatie, of het aantal uren dat mensen werken. Deze mogelijkheid is echter beperkt: de arbeidsparticipatie is al historisch hoog. Een aandachtspunt daarbij blijft dat (meer) werken moet lonen. Gaastra merkt op dat bij een extra verhoging van het minimumloon de koppeling met de uitkeringen, waaronder de AOW, het positieve effect van een hoger minimumloon op het arbeidsaanbod beperkt. Verder kan het arbeidsaanbod worden vergroot via arbeidsmigratie, maar dit betekent ook een hogere vraag naar bijvoorbeeld woningen. Dit pleit voor een gedifferentieerde aanpak die is gericht op hoogproductieve sectoren en maatschappelijk relevante kraptesectoren.

Omdat bovenstaande niet voldoende zal zijn en de arbeidsmarktkrapte naar verwachting de komende jaren zal aanhouden, moeten we ook kijken naar de verdeling van arbeidsvraag- en aanbod. Dit betekent dat prioriteren nodig is. Bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar de arbeidsvraag in (semi-)publieke sectoren. Een andere optie die Gaastra benoemt is het stimuleren van arbeidsmobiliteit, waardoor werkenden meer naar kraptesectoren en activiteiten met een hoge economische waarde zullen toe bewegen. Vaste contracten minder vast maken is een voorbeeld van hoe je de arbeidsmobiliteit kan verhogen. Daarnaast blijft de aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt essentieel.

2. Tekort aan (stikstof)ruimte

De beschikbare fysieke ruimte in Nederland is beperkt. Vanwege de grote invloed op de kwaliteit van de natuur, is er ook beperkte ruimte voor de uitstoot van broeikasgassen en stikstof. Gaastra richt zich in het artikel op de verdeling van stikstofruimte. Voor de korte termijn zijn er geen aantrekkelijke opties meer om ‘stikstofruimte te creëren’ en pijnlijke keuzes zijn hiermee onvermijdelijk. De overheid heeft al verschillende maatregelen genomen, zoals de uitkoopregeling voor boeren. Voor de lange termijn is het belangrijk dat de overheid stuurt op randvoorwaarden en de concrete invulling aan ondernemers overlaat.

In zijn artikel gaat Gaastra in op één specifieke oplossingsrichting, namelijk emissiehandel. Een emissiehandelssysteem voor stikstofruimte heeft veel potentie en kan de beschikbare stikstofruimte op regionaal niveau op een efficiënte manier verdelen. Bedrijven kunnen deze emissierechten onderling verhandelen en er ontstaat een prikkel om de uitstoot te reduceren. Daarnaast schetst Gaastra dat emissiehandel verschillende bijkomende voordelen heeft. Er ontstaat een beter evenwicht tussen projecten met relatief weinig uitstoot (die nu minder makkelijk een vergunning krijgen) en bestaande activiteiten met een relatief hoge uitstoot. Daarbij blijft de ondernemersvrijheid geborgd en wordt innovatie die erop is gericht om uitstoot te verlagen gestimuleerd. Het is belangrijk om bij een dergelijk instrument rekening te houden met het lokale karakter van de stikstofproblematiek. Ook dient er rekening gehouden te worden met de uitvoerbaarheid en buitenlandse emissies. 

Lessen en keuzes

Hoewel de aard van de schaarste van arbeid en die van ruimte voor stikstof verschilt, trekt Gaastra drie lessen uit deze twee casussen. Ten eerste is het belangrijk om de schaarste te erkennen en er ook daadwerkelijk naar te handelen. Dit kan door de juiste randvoorwaarden te stellen en daardoor tot een verdeling van schaarse middelen te komen. Een efficiënte manier om generieke randvoorwaarden te stellen is door het prijsmechanisme te benutten – dit is de tweede les. Een emissiehandelssysteem is hier een voorbeeld van. De derde les is om economische dynamiek te stimuleren. Zo krijgen ook nieuwe economische activiteiten de kans om te groeien. Met deze handvatten verzandt de economie niet in de status quo, maar wordt ze in staat gesteld om te groeien.

> Lees het volledige nieuwjaarsartikel van Sandor Gaastra