Toespraak van staatssecretaris Paul Blokhuis bij de herdenking van de Slag om Arnhem

Op 17 september 2021 hield staatssecretaris Blokhuis (VWS) een toespraak bij de herdenking van de Slag om Arnhem. De volledige toespraak is hieronder te lezen.

Geachte burgemeester, 
Excellencies, 
dames en heren 
Jongens en meisjes

De Slag om Arnhem is een beeldbepalende gebeurtenis uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Nederland, Europa en de wereld. En de collectieve her-innering eraan is getekend door extremen: militaire zelfoverschatting tegenover onwaarschijnlijke heldenmoed. Verwoestende destructie tegenover ongekende veerkracht. Desillusie tegenover hoop. Haat tegenover broederschap en naasten-liefde. Het zijn de uitersten die horen bij de rauwe werkelijkheid van deze oorlog. Van ‘Endlösung’ tot ‘Abide with me’. 

U herdenkt de Slag hier elk jaar. In vier gemeenten, een maand lang, op allerlei manieren. Ik dank u voor de uitnodiging om er dit jaar bij te zijn. En om in deze kerk te mogen spreken. Toen u mij dit vroeg, aarzelde ik geen moment. Natuurlijk vanwege het enorme belang van deze gebeurtenis, zoals ik dat net benoemde. Maar ook omdat ik, zoals velen hier in de zaal en de mensen die vanavond mee-kijken, een directe band voel met het verleden. De Slag om Arnhem is namelijk onderdeel van mijn familiegeschiedenis. 

Mijn vader Bert was veertien jaar oud en woonde in Oosterbeek toen de eerste parachutisten in september ’44 uit de lucht daalden. De dagen erna zat hij met zijn ouders, broers en zus in de kleine kelder van de familie Evers aan het Zaai-jerplein. 
Met twee families - in totaal veertien mensen - waaronder de zes-jarige joodse jongen Max Goudsmit, die bij mijn grootouders ondergedoken zat. Boven vlogen de kogels door de straten. De Britse en Duitse soldaten bevochten elkaar tot in de tuin. En toen de gezinnen er eindelijk uit mochten, zag mijn vader op straat dode soldaten liggen. Jonge mannen, sommigen nog geen vijf jaar ouder dan hijzelf.

Ook mijn vader moest daarna met het gezin de stad verlaten. Lopend, een dag lang van Oosterbeek naar Spakenburg. Familie die daar woonde ving hen liefde-vol op - misschien had mijn vader daarom geen nare herinneringen aan die vlucht. Terwijl het voor zijn ouders toch ongelofelijk stressvol moet zijn geweest. Te voet met je gezin door bezet gebied, met een kar aan de hand en een witte vlag om niet beschoten te worden. Voor veel mensen hier is die evacuatie een bron van groot leed geweest. Terecht dat u ook dit minder bekende deel van de geschiede-nis, volop belicht. 

Vooral de periode in de schuilkelder heeft mijn vaders herinnering aan de oorlog dus bepaald. En dan was er nog die andere gebeurtenis die hem diep raakte. Max verhuisde na de oorlog weer mee terug naar Oosterbeek, waar het gezin een nieu-we woning kreeg. Zijn ouders waren in Auschwitz vermoord. Maar er was nog wel een oom en die kwam hem in ’46 met de fiets ophalen. Max wilde bij het ge-zin blijven waaraan hij zich gehecht had. Maar hij moest mee. Mijn vader vertelde beeldend hoe Max zich toen schreeuwend, in wanhoop van die fiets liet vallen. En er weer op werd gehesen door zijn oom, wegrijdend naar een onbekende bestem-ming. Een beeld dat mijn vader nooit meer zou loslaten. 


Dames en heren,

U begrijpt dat voor mijn vader de jaarlijkse herdenking van de Slag heel belang-rijk was. Hij draaide in die periode ook altijd de muziek van Vera Lynn, ‘we’ll meet again’. Soms mocht hij, als dominee, dan een Arnhemse kerkdienst leiden - voor hem een hoogtepunt van het jaar. Hij liep de Airborne-wandeling een paar maal en zijn broer Ko zelfs 60 keer - die haalde daarmee op zijn 82e nog de Tele-graaf. Als mijn vader ‘Abide with me’ hoorde spelen kreeg hij kippenvel. Hij had het in ’44 door de Britten horen fluiten. 
En ook mijn vader voelde die sterke band met de militairen die hier elk jaar te-rugkomen - de laatste twee jaar helaas alleen nog via de livestream. 
Ik sta hier vandaag dus ook een beetje voor mijn vader. Hij is in 2011 overleden, maar wat zou hij het geweldig hebben gevonden om zijn zoon hier te zien staan en om met u hier deze herdenking te mogen delen. 

De herdenking van de Slag heeft dit jaar een toepasselijk thema: ‘generaties’. En terwijl Natascha van Weezel de derde generatie vertegenwoordigt, zo ben ik van de tweede. De generatie die de oorlog zelf niet meemaakte maar waarbij hij wel spreekwoordelijk aan tafel zat. Wij - mijn broers, zussen en ik - zijn opgegroeid met de verhalen van mijn vader. Ook oom Max heb ik een paar keer ontmoet. Bijvoorbeeld toen hij met zijn gezin in 1986 overkwam uit New York - waar hij al jaren woont. Voor de Yad Vashem-uitreiking aan mijn grootouders, die hij zelf postuum voor hen had aangevraagd. 
Dat doet iets met je. 

Mijn vaders verhalen hebben mij voor een deel gevormd. De Holocaust was een rode draad in zijn hele werk. Een aanval op de joden was voor hem, als dominee, een aanval op de God van Abraham, Isaac en Jacob. 
Ik kreeg mijn afkeer van antisemitisme, discriminatie en onrecht dus met de pap-lepel ingegoten. En ook het indringende besef van wat oorlog betekent. ‘Never again’ zeggen de veteranen niet voor niets - tegen de tweede en derde, en de vol-gende generaties. Ook ik voel de noodzaak om de herinneringen door te geven. Omdat de Tweede Wereldoorlog geen afgesloten hoofdstuk is. Maar levend verle-den. De burgemeester onderstreepte dit heel mooi in zijn speech.


Ook míjn kinderen hebben de verhalen van mijn vader, hun opa nog meegekre-gen. En hij vertelde hen dingen die ik nog niet wist. Over zijn emoties - mijn doch-ters vroegen door waar ik misschien ophield. En zij verbinden er hun eigen con-clusies aan. Daarom moeten die verhalen verteld blíjven worden. Ook, juist nu de eerste generatie langzaam wegvalt. Een rivier stroomt nooit tweemaal op dezelfde manier. Maar deze verhalen maken ons er wel van bewust wat we te verliezen hebben. Dat we onze democratische rechtstaat ook in vredestijd moeten blijven verdedigen. En dat we, ook in barre tijden, een hand moeten uitsteken naar wie het moeilijk heeft.

En dat brengt me tot een afronding. Daarvoor haal ik graag enkele regels aan van het lied, waarvan mijn vader tranen kreeg als hij het elk jaar weer hoorde spelen. Omdat het ’t voorgaande zo mooi samenvat. U kent de tekst hier volgens mij al-lemaal:

‘When other helpers fail. 
And comforts flee. 
Help of the helpless. 
Abide with me.’