Toespraak van staatssecretaris Blokhuis tijdens de herdenking van de razzia in Putten.

Op woensdag 2 oktober 2019 sprak staatssecretaris Blokhuis (VWS) in de Oude Kerk in Putten tijdens de herdenking van de razzia in Putten.

Gesproken woord geldt.

Koninklijke hoogheid,
Geachte nabestaanden,
dames en heren,

De gruwelijke gebeurtenissen van 1 en 2 oktober 1944 hebben een pikzwarte schaduw over Putten geworpen. Een schaduw die zich uitstrekt tot in de levens van mensen vandaag. Mensen zoals mijnheer Wendt, die als 11-jarige jongen zag hoe zijn vader onder schot hun huis werd uitgehaald. Ik heb hem, als ook mevrouw Zevenbergen-Schuiteman, mijnheer Vastenburg en mevrouw Zeegers-Lubbersen vandaag mogen ontmoeten en was diep onder de indruk. Zij delen een geschiedenis waar aanvankelijk weinig over werd gesproken.

Dit jaar vieren we in Nederland 75 jaar vrijheid. De vrijheid om te zijn wie we zijn, om eigen keuzes te maken, om te geloven en lief te hebben. Een vrijheid die voor mensen in Zuid Nederland begon in september 1944 en in Nederlands-Indië pas in augustus 1945, als laatste deel binnen ons Koninkrijk.

De meesten van ons zijn geboren in een tijd van vrede. Ik zelf ook. En ondanks de geschiedenis van onze ouders en grootouders is voor de meesten van ons vrijheid vanzelfsprekend.

Met zo’n zwarte schaduw uit het verleden kijkt u in deze beladen dagen misschien met gemengde gevoelens naar de viering van 75 jaar vrijheid. De vreugde over die vrijheid staat in scherp contrast met het verlies en het verdriet over wat is geweest en is verloren. Wat mooi dat hier in deze context ook gelezen wordt uit Openbaring 21. ‘God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn.’

We kunnen de vrijheid alleen vieren als we ook herdenken. Als we de pijn uit het verleden omzetten in kracht en onze geschiedenis doorgeven aan volgende generaties.

Het is van onschatbare waarde dat een aantal van de 48 mannen, die na alle ellende, in Putten terugkwamen, hebben verteld wat zij hebben moeten doorstaan. Wouter Rozendaal, bijvoorbeeld, in zijn schrift 'Uit diepten van ellende'. Dat we briefjes hebben zoals dat aan de familie Smeenk. Berichten over hoop en wanhoop. Over geloof, leven en liefde. Over de dingen die er het meest toe doen.

Het is van onschatbare waarde dat we deze verhalen doorgeven en nooit vergeten. Helemaal nu de eerste getuigen niet meer bij ons zijn. Maar herdenken gaat verder dan terugkijken. Het brengt ook de verantwoordelijkheid vooruit te kijken en na te gaan: wat kan ik vandaag doen, zodat anderen morgen ook in vrijheid kunnen opgroeien? Het is onze plicht om na te gaan hoe we de gruwelijkheden uit het verleden kunnen voorkomen.

Ik kijk met ontzag naar de verbinding die is ontstaan tussen mensen in Putten en mensen in Ladelund, de plek waar 1 van die verschrikkelijke kampen stond en waar mannen uit Putten liggen begraven.

Het brengt hoop om te zien dat een vorm van verzoening mogelijk is. Dat er vriendschappen kunnen bestaan tussen nabestaanden en mensen in Ladelund.

Dat begon ooit met een gesprek. Een gesprek over de weggevoerde mannen. Over de gebroken gezinnen die verslagen achterbleven. Over kinderen die in de omgeving van kamp Ladelund de gevangenen dagelijks door de straten zagen strompelen en pantsergrachten zagen graven. De mannen voor wie zij – vol medelijden - aardappelen neerlegden en brood. Het verhaal van de Duitse pastoor, die over zijn eigen gewapende oorlogsverleden zei: ‘ik heb die oorlog als soldaat mede mogelijk gemaakt. Ik heb schuld. Daar moet ik mee leven’.

Als we elkaar opzoeken, in gesprek gaan en echt naar elkaar luisteren. Dan wordt het mogelijk te beseffen dat we allemaal worstelen met de geschiedenis. Een geschiedenis die we niet kunnen veranderen. Dat besef brengt ons dichter bij elkaar. Net als het besef dat we onze toekomst wel kunnen vormgeven onder een open hemel.
                                                                          
Daar zijn mooie voorbeelden van in onze samenleving. Ik denk aan Saïd Bensellam en Lody van de Kamp: de grote Marrokkaan en de kleine Jood, zoals ze zichzelf noemen. Zij trekken samen op en spreken schoolklassen toe over gevoelde verschillen en hoe klein die eigenlijk blijken te zijn. En dat we daarachter komen als we op elkaar afstappen, in gesprek gaan en samen een oplossing zoeken.

Op deze dag van herdenking zeg ik: laten wij met eerbied en ontroering blijven vertellen over hen die deze terreur niet hebben overleefd en over hen die het hebben doorstaan. Niet alleen vandaag, maar ook de komende jaren. Zodat toekomstige generaties weten wat er is gebeurd. Zodat zij in gesprek blijven en - net als hier in Putten - verder kijken dan hun eigen grenzen. Zodat zij de vrijheid koesteren en beschermen. Zodat zij in vrijheid kunnen blijven leven. Persoonlijk hoop ik dat zij – juist in tijd van vrede - net als de dappere mannen van Putten kunnen zingen: ‘Welzalig hij, die al zijn kracht en hulp alleen van U verwacht’.

Dank u wel.