Monitor Wind op Land 2018: Windparken op land vragen meer tijd, maar leveren meer op

Windparken op land vragen meer tijd dan gepland, maar leveren wel meer duurzame energie. De productiecapaciteit van 6.000 Megawatt (MW) in 2020 – zoals afgesproken in het Energieakkoord – zal naar verwachting niet volledig worden gehaald. Daar staat tegenover dat de nu geplande windparken samen uiteindelijk in 2023 in totaal circa 7.200 MW kunnen opleveren – bijna 20% meer dan de doelstelling.

Dat concludeert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in de Monitor Wind op Land 2018, die vandaag door minister Wiebes (EZK) en minister Ollongren (BZK) naar de Tweede Kamer is gestuurd. Deze inzichten komen overeen met de vorig jaar gepubliceerde Monitor Wind op Land 2017 – alleen verwachtte men toen nog een totale opbrengst van bijna 6.900 MW.

Aan het eind van 2018 stond er in Nederland 3.382 MW aan operationeel vermogen windenergie op land. RVO stelt dat het (vrijwel) zeker is dat eind 2020 4.726 MW (79% van de doelstelling) windvermogen operationeel zal zijn in Nederland. Daarbovenop zal 516 MW geheel of gedeeltelijk gerealiseerd kunnen worden, maar daar bestaat grotere onzekerheid over: soms lopen processen langer omdat zorgvuldig rekening moet worden gehouden met de veiligheidseisen bij luchthavens, de natuur, de aansluiting op het elektriciteitsnet of het verkrijgen van lokaal maatschappelijk draagvlak.

De monitor onderstreept het belang van samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen, waaronder rijk, provincies, gemeenten en de windsector. Daarbij wordt ook stilgestaan bij goede voorbeelden. Zo geven veel omwonenden bijvoorbeeld aan dat ze last hebben van het knipperen van het rode veiligheidslicht op de windmolens. Inmiddels is het mogelijk dat het licht permanent kan branden en bij helder zicht gedimd kan worden zodat er minder overlast is. Momenteel wordt gekeken naar de mogelijkheid om het licht alleen aan te doen als er een vliegtuig in de buurt komt. Hiermee is reeds een succesvolle proef gedaan bij een windpark in Zeeland.

In het kader van het Klimaatakkoord is afgesproken dat er Regionale Energiestrategieën (RES-en) opgesteld worden door de regio’s, waarbij rekening gehouden wordt met uitgangspunten en principes voor een zorgvuldige inpassing zoals opgenomen in het Ontwerp van de Nationale Omgevingsvisie. In de RES-en werken decentrale overheden samen met o.a. ondernemers en inwoners toe naar plannen voor nieuwe projecten voor het duurzaam opwekken van energie.

In de RES is er ook plaats voor het eerder aangekondigde “versnellingspakket” van het Interprovinciaal Overleg (IPO). Het IPO heeft toegezegd dat – in zoverre de 6.000 MW niet tijdig wordt gerealiseerd – de provincies het niet gehaalde deel van de opgave verdubbelen. Deze afspraak geldt niet voor nieuwe vertragingen, waar provincies geen invloed op hebben, bijvoorbeeld bij onvoldoende netcapaciteit. De versnelling realiseert het IPO in 2021-2023 en kan bestaan uit zowel windenergie op land als andere vormen van duurzame energie. Dat resulteert uiteindelijk in meer duurzame energie in 2023.