Speech minister Ollongren bij het VNG Jaarcongres, 5 juni 2019

Speech van minister Ollongren bij het jaarcongres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op 5 juni 2019 in Barneveld.
Alleen het gesproken woord geldt.

Dames en heren,

Als je een cirkel om Nederland heen zou trekken en daar het middelpunt van neemt, kom je uit in Barneveld. Ik heb wat beelden meegenomen die dat, en mijn speech vandaag, ondersteunen.

Natuurlijk, weest u niet ongerust… ik heb u de afgelopen maanden veel gesproken, ik begrijp uw zorgen over de financiering van de taken in het sociaal domein, daar ga ik met u over spreken. Maar zoals het gezegde luidt: je moet geld niet achterna, maar tegemoet lopen. Dus ik kom hier zo op terug.

Met uw goednemen toon ik u daarom eerst een fragment uit de documentaire ‘Powers of Ten’.

Die is gebaseerd op een simpel idee…

… we zien een man en een vrouw onbezorgd picknicken in een park en elke paar seconden wordt er een 0 toegevoegd aan de afstand tot dit tafereeltje.

Ja, je voelt je even André Kuipers. Als een astronaut gevraagd wordt ‘wat doet dat met je als je de aarde van zo ver ziet?’, dan volgt meestal iets van ontroering over de kwetsbaarheid van die blauwe planeet in die oneindige ruimte.

Je verwacht dat astronauten die aarde en het leven daarop relativeren, maar daarvan is meestal geen sprake; integendeel, dat leven wordt juist als kostbaar gezien.

Maar goed, laten we ons, hier vandaag, met het bestuur van Nederland in het nuchtere Barneveld richten op de meer aardse zaken.

Laten we zeggen:

De zaken zo ergens tussen de 10 tot de vierde macht en het stelletje in het park.

Zo ergens tussen Nederland en de Nederlander.

[…]

Dames en heren.

Laten we beginnen met 10 tot de vierde macht.

Ons land van 10 km afstand.

De contouren van Nederland.

De heldere kustlijnen.

De kleine stippeleilandjes bovenin, die de ronding van het noordelijke deel van het land zo mooi volgen …

Als je de schakeringen van ons polderlandschap van boven ziet, ligt ons land erbij als een schilderij van Mondriaan.

Een land met meer dan 17 miljoen inwoners, die we - ongeacht wie ze zijn -  gelijk willen behandelen en die allemaal recht hebben op een woning.

Een land met 13 miljoen kiezers, van wie elke stem even zwaar weegt.

Een land met 3 miljoen kinderen die tot de gelukkigste ter wereld behoren.

Een land waarin de democratische rechtsstaat het fundament onder onze samenleving is.

En een land waarin we op unieke wijze samen optrekken en samenwerken, iedere dag opnieuw.

[…]

Dames en heren.

Laten we verder inzoomen.

10 tot de derde macht, 10 tot de tweede.

Ons land van 1000 tot 100 meter afstand.

De regio.

De gemeente.

De wijk.


Op dat niveau denk ik deze dagen vooral aan mensen in Groningen.
Ik heb gisteren een Kamerdebat gehad over Groningen.
Ik ben er twee weken geleden op bezoek geweest, na de laatste zware aardbeving.
Er is schade aan huizen én aan hun gevoel van veiligheid en geborgenheid.
Hun vertrouwen in de overheid is weg.
Ook dat moet worden hersteld.
Daarin moeten we samen optrekken, als kabinet, en samen met de regio. Het is daarbij mijn rol, vanuit het kabinet, om pal naast de burgemeester, wethouders, raadsleden en bewoners te gaan staan.
We moeten met hen samenwerken.
We behandelen dit nu met maar één doel voor ogen:

een loket voor lokale bestuurders op alle dossiers om, samen met de bewoners, te zorgen voor herstel

Op terreinen zoals laaggeletterdheid, inburgering en energietransitie treedt de overheid voor bedrijven en inwoners als één partij op.
Maandag nog heb ik met gemeenten in de Zuidelijke Randstad een Woondeal gesloten.
Daar zijn wethouders van veel gemeenten bij betrokken, gedeputeerden van de provincie.
Partijen als Bouwend Nederland en Neprom.
Omdat we er samen voor willen zorgen dat de woningbouw in de Zuidelijke Randstad wordt versneld.

En samenwerking krijgt op dit niveau een informeler karakter.

Zoals bijvoorbeeld op wijkniveau, waar die kleine en kostbare praktijk blijft bestaan waarbij bewoners en instellingen zelf initiatief nemen om een zwembad langer open te houden, buurtactiviteiten voor ouderen te organiseren of een kinderspeelplaats te bepleiten.

Wat het bestuur op dit niveau gemeen heeft, is dat er de laatste jaren véél en véél meer taken bij zijn gekomen, en óók dat waarheden als decentralisatie, klimaatadaptatie, woningbouwopgave, energietransitie, digitalisering - die op nationaal niveau nog abstracties zijn - op het bureau van de gemeente ineens een directe en concrete betekenis krijgen.

Ze stellen u voor het nemen van spannende, maar moeilijke besluiten.

Voor afwegingen die soms nieuw zijn voor raads- en collegeleden.

Voor keuzes waartegen je ook weerstand kunt verwachten.

‘Waar gaan we die windmolens neerzetten?’

 ‘Waar bouw je die nieuwe woningen waar zoveel vraag naar is?’

‘En nu het budget voor die hulpbehoevende jongere niet toereikend is, wat doe je dan?’

[…]

Dames en heren. 

Laten we verder afdalen.

10 tot de eerste macht.

Ons land van 10 meter afstand.

De Midden Nederland Hallen in Barneveld.

Een grote hal met duizenden wethouders, burgemeesters, griffies, raadsleden, ambtenaren en een minister van BZK.

Samen vormen wij één overheid.

U gaat zo direct tot de stemmingen over, onder andere over het geld voor de Jeugdzorg en GGZ. En ik zou u net voor aanvang van die stemmingen nog een paar dingen wil zeggen:

Ik heb uw zorgen gehoord. Het kabinet heeft uw zorgen gehoord. Dat is ook goed en dat is ook logisch. Want dit zijn zorgen, via u, die leven in ons land.

En wij vinden het allemaal belangrijk dat Nederland een fatsoenlijk land is.
Dat Nederland een land is waar gezorgd wordt voor mensen.

Waar we jongeren en mensen met een psychische kwetsbaarheid niet in de steek laten.

Daarom stellen we de komende jaren ruim 1 miljard euro extra ter beschikking voor de jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg.
We hebben daar ook afspraken over gemaakt.
We hebben gezegd: we gaan het heel goed onderzoeken.
En de uitkomst van dat onderzoek zal voor ons heel zwaar wegen.
En dan zullen we weer bij elkaar zitten.
En dan zullen we kijken wat er nodig is, structureel, om datgene waar u verantwoordelijk voor bent ook langer en structureel in stand te kunnen houden.

Ik denk dat dit een voorbeeld is van een nog groter onderwerp waar we het over zullen moeten hebben.
De financiële verhoudingen.

In de gesprekken die we voerden, vielen we vaak terug in onze klassieke rollen en patronen, maar de eerlijkheid gebiedt: ik ben bang dat onze huidige financiële verhoudingen ook alle aanleiding geven om in die klassieke reflex te schieten.

De financiële verhoudingen zijn nog gebaseerd op top-down denken, op het principe ‘je gaat erover of niet’, op oude spelregels.

De spelregels zijn ruim 20 jaar oud, in die 20 jaar is er veel veranderd.

De financiële verhoudingen maken dat we steeds met elkaar in onderhandeling zijn, met elkaar op scherp zitten, en dat draagt niet bij aan de één overheid-gedachte van nu. Aan samenwerken. Dit sluit aan bij het oordeel van de Rekenkamer dat het samen aanpakken van maatschappelijke opgaven niet kan met de huidige regels.

Ik ga dus serieus kijken naar een manier waarbij we de financiële verhoudingen weer laten aansluiten bij de interbestuurlijke verhoudingen van nu.

Dat betekent op de korte termijn dat ik met een wetsvoorstel kom waarin we het uitkeringsstelsel aanpassen – zodanig dat de opgaven waar we samen voor staan goed kunnen worden bekostigd. En ook werk ik samen met de VNG aan een herijking van het gemeentefonds.

Maar de huidige bestuurlijke samenwerking vraagt ook in meer brede zin om herziening van de financiële verhoudingen.

U kunt maar voor 8% eigen belastinginkomsten genereren.

Dat is niet veel vergeleken bij het buitenland.

Maar vooral niet veel in relatie tot de verantwoordelijkheden die u nu heeft.

Er is weinig ruimte om via eigen inkomsten flexibiliteit in de begroting in te bouwen.

Ik ben er om de beleidsvrijheid van gemeenten te bevorderen.

Niet om die te beperken.

Nederland behoort financieel tot de meest gecentraliseerde landen ter wereld.

We innen inkomstenbelasting.

Vervolgens tuigen we allerlei verdeelmechanismen en systemen op om dat geld weer terug te sturen naar de gemeenten.

Dat moet eenvoudiger en goedkoper kunnen.

En bovendien is het vanuit democratisch oogpunt ook een tikkeltje vreemd.

Kortom: ik ga dit onderzoeken. Alle opties liggen op tafel. Verruiming van eigen inkomsten, snellere aanpassingen in de bijdragen uit het gemeentefonds, en – op langere termijn – wie weet, een verruiming van het gemeentelijk belastinggebied.

De afgelopen jaren hebben we steeds de lenigheid van het stelsel opgezocht, maar die lenigheid heeft zijn grenzen bereikt. Want wat betekent beleidsvrijheid als vrijwel alles wettelijk is dichtgeregeld? Hoe werk je als één overheid samen als de financiële verhoudingen scheef zijn? En welke betekenis hebben interbestuurlijke spelregels nog als we steeds in discussie moeten over de vraag of er wel genoeg geld is?

Samenwerken voor mij betekent zeker niet dat je alles samen hoeft te doen.

Samenwerken voor mij betekent dat je – net als in een goed huwelijk – elkaar de ruimte gunt om invulling te geven aan ieders rol.

Samenwerken betekent bovenal: vertrouwen geven.

Net als samenwerken ook betekent dat het Rijk wat anders mag vinden, zich uitspreekt en soms een rol pakt die van haar wordt verwacht.

Bijvoorbeeld als het Rijk zich in de NOVI uitspreekt voor wind op zee. Op land blijft het ook nodig, maar dan hebben we de voorkeur voor grootschalige clustering van windmolens waar dat goed past in het landschap, en niet overal versnipperd. Met betrokkenheid van bewoners.

Of als zij voor de Regionale Energiestrategieën een voorkeursvolgorde uitspreekt voor zonnepanelen: eerst op daken en gevels, pas in laatste instantie in het landelijke gebied – om zo de kwaliteit van het landschap te behouden.

Maar bijvoorbeeld ook als het Rijk zich over de bouwopgave uitlaat. Wonen is al jaren gedecentraliseerd – daar gaat u over. Maar met elkaar constateren we tegelijkertijd dat er te weinig woningen zijn en dat veel bouwplannen door slepende procedures en ander gedoe niet verder komen dan de tekentafel.

Ik houd u graag in the lead, maar het tempo moet echt omhoog. Je kunt als gemeente – daar waar nodig – gerust meer programmeren dan strikt noodzakelijk. Dan kun je voorlopig tenminste vooruit en leidt uitval van plannen niet direct tot een terugslag.  

In een goede relatie moet je elkaar kunnen aanspreken. Dat betekent dat u ook mij mag aanspreken. Vorige week is de Crisis- en Herstelwet in de Eerste Kamer aangenomen. Die treedt zo spoedig mogelijk in werking. Die gewijzigde wet maakt dat u tempo kunt maken. Bij ministeriële regeling kunnen we heel rap projecten toevoegen aan bestaande experimenten.

De eerste regeling heb ik al bijna klaar. Daar zitten in ieder geval 3000 extra woningen in. Uw collega’s zijn er al mee aan de gang. Dus ik zou zeggen: bevraag ze hoe, en ga plannen. Ik daag u uit om in de tweede regeling te zitten. En als u daar om vraagt, dan maak ik acht keer per jaar een ministeriële regeling. Dan ga ik ook in de versnelling de komende 1,5 jaar. Want als het aan mij ligt treedt dan de Omgevingswet in werking, op 1 januari 2021!

[…]

Dames en heren. 

Met uw goedkeuring zetten we ook het laatste stukje van onze afdaling op Nederland in.

In de documentaire Powers of Ten gaat de camera door.

Naar de hand van de onbezorgde man op het picknickkleedje, de huid, de cellen all the way naar de moleculen, de protonen en quarks.

De bouwstenen van ons lichaam.  

Daarvoor verwijs ik u naar Robbert Dijkgraaf.

Maar ik wil nog iets kort tegen u zeggen.

Tegen u, als bestuurder.

Dat dat stelletje zo onbezorgd op dat picknickkleedje kan liggen, komt mede door u. Door uw ideeën, wensen en plannen.

U en uw voorgangers hebben geïnvesteerd in de verbetering van wijken, in de publieke ruimte,.

U heeft u met hart en ziel ingezet voor honderdduizenden kinderen en ouderen in moeilijke situaties.

U heeft miljoenen subsidiegeld goed besteed aan woningisolatie.

U heeft geld gestoken in betere schoolgebouwen, theaters, sportvelden.

En u heeft dat niet alleen maar geregeld van achter uw bureau en vergadertafel, integendeel, u bent voortdurend op straat en in de wijk te vinden.

Daarvoor heeft u het Rijk nodig.
U kunt dat werk  alleen doen als ik met de collega’s in het kabinet en de Tweede Kamer de juiste randvoorwaarden creëer.

Laten we ons blijven inzetten voor ons kleine stukje aarde, op die kwetsbare planeet, in dat oneindige heelal. 

Ik dank u wel!