Toespraak van minister Schouten bij de presentatie van het boek ‘Daadkracht rond kamp Vught’, zaterdag 13 april 2019

Goedemiddag dames en heren,

Beste familieleden van oud-gevangenen en hulpverleners.
Beste auteurs van dit indrukwekkende boek over de burgerhulp aan kamp Vught.
Beste mensen die dit monument in boekvorm mede mogelijk hebben gemaakt.

Ik voel mij zeer vereerd dat ik dit eerste exemplaar van ‘Daadkracht rond kamp Vught’ in ontvangst mag nemen. De auteurs willen met die overhandiging de boeren van Nederland eren voor hun bijdrage aan de burgerhulp. Ik deel in die diepgevoelde erkentelijkheid.

Dit boek werpt een nieuw licht op de betekenis van de agrarische sector tijdens de oorlog. Daar was natuurlijk al heel wat over bekend. Denk aan het boek ‘Naar de boeren!’, over de grootscheepse kinderverhuizingen tijdens de hongerwinter. Kinderen uit de Randstad werden uitgezonden naar het platteland, waar bij de boeren nog voedsel voorhanden was. Bekend zijn ook de verhalen van de vele mensen die de oorlog hebben overleefd doordat zij konden onderduiken op boerderijen. Laten we niet vergeten: ook voor boeren was het verzet riskant. Daarvoor hoeven we maar te denken aan Jan en Janus Hoeks en Arie en Huibrecht de Koning. Vier boeren, wier leven eindigde door de kogel, op de fusilladeplaats hierbuiten.

Op die plek toont het voorjaar nu zijn uitbundige kracht. Bloemen geuren, bomen pronken met knalgroene bladeren, vogels kwetteren. Om daarvan te genieten op deze beladen plek voelt bijna ongepast.

Aan de andere kant, dat ontkiemen, dat uitbotten, dat ontluiken: zo is het hier jaar in, jaar uit gegaan. Ook tijdens die twee onzalige lentes in de jaren veertig, toen op deze plek Kamp Vught in bedrijf was. Misschien hebben de gedetineerden toen wel hoop geput uit dezelfde geuren, kleuren en geluiden van de lente. Een teken van buiten. Tegengif tegen het verderf dat de SS’ers hier hadden gesticht met hun Konzentrationslager Herzogenbusch. Uit het zicht van Den Bosch, achter de Vughtse heide. Zo van de kille tekentafel. Model Dachau.

Dit nationale monument is nu een plek van verbondenheid. We proberen ons hier te verplaatsen in de levens van al die mensen die in kamp Vught hebben geleden. Dit herinneringskamp is ook een plek van vervreemding. Omdat wij, levend in vrede, ons nauwelijks meer een voorstelling kunnen maken van een leven van onderdrukking, haat en verwaarlozing.

Vanaf dit najaar viert Nederland 75 jaar bevrijding. We zijn vele lentes verder en de meeste ooggetuigen van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog leven niet meer. Hun verhalen mogen niet verstommen. We moeten ze steeds opnieuw, in steeds nieuwe vormen vertellen. Dat doet kamp Vught al vele jaren. En na de uitbreiding en vernieuwing van het herinneringskamp is dat verhaal nog beter toegespitst op de generatie van nu.

Vandaag komt dit vrij onbekende verhaal erbij. Opgediept uit bijna 2700 bewaard gebleven brieven, die allemaal gericht zijn aan één vrouw: Eelkje Timmenga. In het boek maken we kennis met haar onbaatzuchtige toewijding. Daarmee heeft ze het leed verzacht van veel gedetineerden, hier in kamp Vught.

Als je vandaag door de nagebouwde barakken loopt, de bedden ziet, rij aan rij, drie hoog; de oven in het crematorium, de snijtafel, de wachttorens, dan proef je de kille efficiëntie van de SS’ers, de wiskunde van het kwaad. Hier werden geliefden tot kampnummers.

Wat was de waarde van deze gevangenen? Ze konden dienen als werktuig in de allesverslindende oorlogseconomie. De Duitse oorlogsindustrie werd steeds afhankelijker van de arbeid van de gevangenen. Vanaf 1943 mochten gevangenen daarom wekelijks een pakket van maximaal drie kilo van thuis ontvangen. Een voedzame aanvulling op het karige kampdieet van koolsoep, enkele hompen zuur soldatenbrood en wat beleg.

Tegenover de perverse bureaucratie van de Duitsers begint zich dan een leger van zachte krachten op te stellen. De aanvoerders zijn vrouwen, zoals Charlotte van Beuningen en Eelkje Timmenga. Hun wapens: de zogenaamde smeerstations. Daar stellen vele handen pakketten met boterhammen samen. Bedoeld voor gevangenen die van thuis niets toegestuurd krijgen.

De pakketten bieden ook voeding voor de ziel, morele steun. Een van de gevangenen spreekt er na de oorlog zo over: “De pakketten […] brachten telkens weer de boodschap: ‘Houdt moed! Wij vergeten u niet!’”

Rond Vught worden inzamelacties op touw gezet. De kring van goedheid reikt steeds wijder: zendingen met voedsel komen uit Nunspeet op de Veluwe, Zuidzande in Zeeuws-Vlaanderen en Erica in Drenthe. Auteur Dr. Jochems heeft berekend dat Van Beuningen en Timmenga in totaal wel 200.000 pakketten hebben kunnen samenstellen. Boeren leverden veel van de ingrediënten.

Wie het boek leest, ziet Eelkje Timmenga voor zich. Een markant bontmutsje op haar hoofd. Fietsend, kriskras door Vught. Van het kamp, naar het station, naar haar eigen huis, naar het koffiehuis, waar ze dagelijks spreekuur hield. Ze werd het hoofd van een dienst die informatie over gedetineerden verzamelde en uitdeelde. Zij vulde het informatievacuüm dat de bezetter had gecreëerd.

Als er nu een ramp of een aanslag plaatsvindt in Nederland, is onze nieuwshonger groot. Zelfs als we niemand van de betrokkenen kennen. We checken constant onze smartphones voor updates. We verversen de nieuwspagina’s doorlopend.

We kunnen ons nu nauwelijks voorstellen hoe het de achterblijvers tijdens de oorlog is vergaan. Hoe groot moet toen de onzekerheid zijn geweest. Soms vernamen zij maandenlang niets van hun echtgenoot, zus, vader, vriend. Ze konden alleen maar wachten en leefden op geruchten.

Totdat zij met hun zorgen terecht konden op een adres. Taalstraat 17 in Vught. Het huis van Eelkje Timmenga. Per maand bezorgde de PTT daar gemiddeld 400 brieven. Eelkje Timmenga werd een bron van betrouwbare informatie en een laatste houvast. De brieven aan haar ademen wanhoop en dankbaarheid. De brieven zijn hartenkreten, vaak in onopgesmukt Nederlands. Misschien wel daardoor komen ze nog directer binnen bij de lezer van vandaag.

Dit boek is een waardig eerbetoon aan Eelkje Timmenga. Brabanders noemden haar Tante Ee. Ook kreeg ze de eretitel ‘Moeder der gevangen’. Zelf noemde ze de burgerhulp haar ‘liefdeswerk’. Ze sprak er na de oorlog niet veel meer over.

Het weefsel van de Nederlandse samenleving was met woeste halen stukgesneden door de Duitsers. Eelkje Timmenga bracht met haar liefdeswerk de rafels bij elkaar, verbond ze steekje voor steekje. Burgers en boeren hielpen haar. Dit herstelwerk gaf gevangenen en achterblijvers weer vertrouwen en moed. 75 jaar later vervult de beschrijving van deze bescheiden vrouw en haar grootse daden ons met diepgevoelde erkentelijkheid. Haar leren kennen verrijkt ons leven nu.

Dank u wel.