Goed onderwijs door duidelijkheid, transparantie en verantwoordelijkheid

Het Nederlands onderwijs is van hoog niveau. Jongeren komen makkelijk aan een baan en de kansenongelijkheid lijkt niet langer groter te worden. Toch staat het onderwijs onder druk als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de veranderende arbeidsmarkt, sociale scheidslijnen in de samenleving en het lerarentekort. Dat schrijven ministers Van Engelshoven en Slob in hun reactie op de jaarlijkse Staat van het Onderwijs van de inspectie.

Lerarentekort

Door het lerarentekort hebben veel scholen het zwaar. Het kabinet doet er alles aan om dit tekort tegen te gaan. Zo trekt de instroom op de pabo’s aan en blijkt de regionale aanpak te werken. Hierdoor is maatwerk mogelijk, bijvoorbeeld voor de G4.

Daarnaast heeft het kabinet €270 miljoen beschikbaar gesteld om het salaris van leraren te verhogen en komt er onder meer een bedrag oplopend tot €430 miljoen vrij om de werkdruk tegen te gaan.

De bewindslieden concluderen verder dat heldere gezamenlijke ambities en doelstellingen, een professionele leer- en kwaliteitscultuur, en vrijheid en doortastend toezicht essentieel zijn voor goed onderwijs.

Gezamenlijke ambities en doelstellingen

De oproep van de inspectie aan het onderwijs om gezamenlijke doelen te formuleren, krijgt volgens Van Engelshoven en Slob vorm in het nieuwe curriculum, dat in nauwe samenwerking met het onderwijsveld tot stand komt. Met de herziening van het curriculum krijgen scholen duidelijkheid over de ambities en doelstellingen. Dat geeft leraren richting, ruimte en inspiratie en stelt hen in staat om leerlingen uitdagend onderwijs aan te bieden.

In het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs zijn onlangs kwaliteitsafspraken gemaakt waarin de gezamenlijke ambities en doelstellingen zijn vervat. In het mbo is daarmee in totaal €1,6 miljard gemoeid, in het hoger onderwijs gaat het onder andere om een bedrag oplopend tot €550 miljoen aan studievoorschotmiddelen. In de Strategische Agenda, die later dit jaar wordt gepresenteerd, kijkt het kabinet naar de toekomst van het hoger onderwijs.

Een professionele leer- en kwaliteitscultuur

Om het onderwijs nog beter te kunnen maken dan het nu is, is kennis nodig van wat werkt – en wat niet. Niet elke innovatie is succesvol, maar ook van mislukkingen valt te leren. Met name in het funderend onderwijs valt er nog winst te halen door versterking van de professionele leer- en kwaliteitscultuur. In de sectorakkoorden die onlangs in het primair en voortgezet onderwijs zijn geactualiseerd, is daarin voorzien. Zo krijgen scholen die onvoldoende presteren ondersteuning.

Maar er is meer nodig, schrijven de bewindslieden. Als je weet waar je staat ten opzichte van vergelijkbare scholen helpt dat om tot kwaliteitsverbetering te komen. Dat betekent dat scholen transparant moeten zijn over hun kwaliteitsgegevens en die moeten delen

Vrijheid en doortastend toezicht

Van Engelshoven en Slob hechten aan de vrijheid die onderwijsinstellingen hebben om maatwerk te kunnen leveren. Dankzij de ruimte en het vertrouwen dat scholen hebben, kunnen de onderwijsinstellingen goed inspelen op de wensen van leerlingen en studenten en de behoeften van de arbeidsmarkt. Daar staat tegenover dat scholen de verantwoordelijkheid die zij krijgen goed gebruiken. De inspectie ziet erop toe dat scholen die ruimte niet misbruiken.

‘Naast regulier toezicht door de inspectie moet het mogelijk zijn om direct te kunnen ingrijpen bij ernstig en langdurig falen van een bestuur, of juist bij acute problemen’, aldus de bewindslieden.

Het is de vraag of de inspectie voldoende instrumenten in handen heeft om snel en adequaat te kunnen optreden wanneer bestuurders het vertrouwen in het onderwijs beschamen, stellen Van Engelshoven en Slob. Ze kijken onder andere of het mogelijk is om scholen, met een zogeheten aanwijzing, in spoedeisende situaties te dwingen om actie te ondernemen.

Gelijke kansen

Nadat jaren achtereen de kansenongelijkheid in het onderwijs groter werd, is die ontwikkeling nu tot staan gebracht, concludeert de inspectie. Volgens de bewindslieden is dat mede het gevolg van een gezamenlijke aanpak van het kabinet met het onderwijsveld. ‘Het laat zien dat wanneer het onderwijs ergens de schouders onder zet, leraren, schoolleiders , besturen en hun partners in gezamenlijkheid heel wat kunnen bereiken’, schrijven Van Engelshoven en Slob.