Toespraak van staatssecretaris Paul Blokhuis bij de viering van 70 jaar Pelita

Voormalig Nederlands-Indië is in al zijn kleurschakeringen onderdeel van onze nationale en gezamenlijke geschiedenis. Het is voor mensen die daar hun wortels hebben liggen, belangrijk dat ze zich herkend en erkend voelen, en dat ieder ander ook leert over dát deel van onze geschiedenis.

Beste mensen,

Vandaag zijn we hier om 70 jaar Pelita te vieren. Wat bijzonder om dat met jullie mee te mogen maken!

Terwijl u vanmiddag zeventig jaar heeft teruggeblikt, kan ik me voorstellen dat sommigen van u ook uw eigen verleden langsliepen.

De reis hiernaar toe. Van de warmte in de kou. Letterlijk en helaas ook vaak figuurlijk. Eenmaal hier aangekomen, hadden sommigen van u nog geen idee wat de toekomst hier brengen zou. Zo vanuit de oorlog, Bersiap en dekolonisatieoorlog naar een land dat u misschien alleen maar kende uit uw schoolboeken. Van de ene onzekere situatie in de andere.

Misschien dacht u vandaag aan de verhalen van uw ouders, of grootouders, over hun vertrek van het eilandenrijk dat nu Indonesië heet. Dat afscheid zal niet makkelijk geweest zijn. Ze zeiden tenslotte niet alleen gedag tegen het enige thuis dat ze kenden, ze namen ook afscheid van het land waarvan ze dachten dat daar hun toekomst lag.                                                                                                   

En misschien kent u alleen maar de verhalen van anderen. Omdat uw eigen ouders of grootouders niet over die eerste tijd in Nederland hebben willen vertellen. De geschiedenis werd er toch niet anders van. Dat vonden de mensen destijds, en sommige mensen vinden dat nu nog steeds.

Maar of  u nou wel of niet praten over toen, het verleden laat ons nooit los. En daarom mogen wij ook het verleden niet loslaten.

Het is ook daarom dat ik het zo belangrijk vind dat er organisaties zoals Pelita zijn. Organisaties die aanpakken. Organisaties die helpen om leed te verzachten. Organisaties die  ‘ereschuld’ en ‘bijzondere solidariteit’ dagelijks vertalen naar ‘ondersteuning’ en naar ‘dienstverlening’. 

Pelita is daarin altijd heel concreet. Eerst door te zorgen dat de mensen die naar Nederland kwamen, een dak boven hun hoofd kregen. Toen bleek dat de woningnood hoog was, liet uw organisatie huizen bouwen. 

Toen duidelijk werd dat mensen soms jaren later last kregen van hun ervaringen in de oorlog stond Pelita ook voor hen klaar. De laatste jaren doet u dat steeds meer met projecten waarin vrijwilligers informele zorg bieden.

En tot op de dag van vandaag helpt jullie organisatie getroffenen door ze de weg te wijzen in het bureaucratische woud dat met uitkeringen gepaard gaat. Als een olielampje in een donkere nacht. 

En nu, nu er steeds minder ouderen zijn die zelf in voormalig Nederlands-Indië zijn geboren, zorgt Pelita voor verbinding.  Want juist als mensen ouder worden, komt het verleden in al zijn geuren en kleuren weer dichtbij. En juist dan is het belangrijk dat mensen zich gekend voelen.

 Dat is voor Indische en Molukse ouderen niet anders. Er is een aantal Indische en Molukse woon-zorginstellingen waar rekening wordt gehouden met de herkomst van  bewoners.

Maar vaak wonen mensen nog gewoon thuis. Zo lang mogelijk. Te midden van het bekende, het waardevolle, het gekoesterde. 

Als mensen van vroeger er dan niet meer zijn, dan is het lastig om je gekend te voelen. Met het ouder worden, valt het sommigen zwaar om met de herinneringen van het verleden, in het heden te zijn. Dan is het fijn als er hulp is om die twee werelden samen te brengen.   

Ik vind het warm en mooi dat Pelita haar kennis gebruikt om ook bij die mensen een isolement te voorkomen. Door ervoor te zorgen dat zorgverleners kennis hebben over het specifieke gebied waar de mensen die ze verzorgen vandaan komen. Dat ze de geschiedenis van hun cliënten kennen en begrijpen. En ze daarmee het gevoel te geven gezien te worden, met hun eigen identiteit en hun eigen geschiedenis. 

 

Nederlands-Indië is in al zijn kleurschakeringen onderdeel van onze nationale en gezamenlijke geschiedenis. En het Kabinet en de Kamer willen dat die geschiedenis ook tastbaar blijft, als directe getuigen er niet meer over kunnen vertellen. Het is ook daarom dat we het belangrijk vinden dat die geschiedenis collectief erkend wordt. Dat er een plek is waar alle verschillende geschiedenissen van Indiësamenkomen. Een plek die mensen in al hun diversiteit samenbrengt.

 In het rijksmonument De Sophiahof, hier in Den Haag, is die plek gevonden. Ik ben heel blij dat organisaties als Pelita meedenken over de manier waarop de Indische en Molukse geschiedenis doorverteld kan worden en daarmee levend blijft. 

Zodat  mensen die hun wortels in voormalig Nederlands-Indië hebben liggen, een plek hebben om samen te komen. Ze zich herkend en erkend voelen. En zodat ieder ander kan leren over dát deel van onze geschiedenis. In de tijd al zo ver weg, maar emotioneel vaak nog zo dichtbij.

Dames en heren,

Organisaties als Pelita laten elke dag weer zien hoe belangrijk het is om naar onze naasten om te kijken. Hoe belangrijk het is om mensen die het moeilijk hebben bij de hand te nemen en de weg te wijzen in het donker. In het licht van een klein olielampje ziet de wereld er soms alweer heel anders uit. Vandaag vieren we dat Pelita dat al 70 jaar met toewijding doet. En tegen al die mensen die zich namens Pelita het lot van een ander aantrokken, zeg ik niet alleen van harte gefeliciteerd met dit jubileum, maar vooral: dank u wel.