Toespraak minister Blok Nationale Herdenking Nederlands slavernijverleden

Toespraak minister Blok Nationale Herdenking Nederlands slavernijverleden Amsterdam, 1 juli 2017. Alleen het gesproken woord geldt.

Dames en heren,

Wie een wandeling maakt door deze prachtige stad, wordt geraakt door de architectuur uit de Gouden Eeuw.

De gevels aan de grachten zijn een stille herinnering aan een tijd van onbegrensde rijkdom.

Een erfenis van schoonheid – maar wel een die deels is betaald met leed, verdriet en onrecht.

Vanuit het West-Indisch huis, verscholen tussen de Haarlemmerstraat en de Brouwersgracht, bestuurden de Heren XIX de West-Indische Compagnie.

Vanaf het West-Indisch pakhuis aan het Rapenburg kon men dagelijks de schepen zien vertrekken die op hun bevel Afrikanen verscheepten naar de plantages.

Geboeid en onder dwang.

Gescheiden van hun geliefden en families.

Op weg naar een leven in onvrijheid.

Van de winsten die de slavenhandelaren maakten, bouwden zij de stad waarin velen van ons vandaag wonen, leven en werken.

Dat is een wrange gedachte.

Het vervult met onbegrip.

Hoe kon het, dat er in de Republiek van de ware vrijheid, zoals de Hollandse bestuurders zichzelf omschreven, zo weinig oog was voor de vrijheid van de ander?

Hoe kon het, dat in de wet stond dat alle mensen in dit land werden “erkend en beschouwd als vrije mensen”, maar dat er een uitzondering was voor de zeggenschap van de Surinaamse slavenhouder over de tot slaaf gemaakte?

Hoe kon het, kortom, dat mensen die zelfbeschikkingsrecht zo hoog in het vaandel droegen, zo blind waren voor het recht op zelfbeschikking van de mensen die zij verhandelden, uitbuitten en vernederden?

Een van de huizen die in deze tijd is gebouwd, is de Herengracht 502.

De opdrachtgever was Paulus Godin.

Bewindhebber van de WIC, directeur van de Sociëteit van Suriname, slavenhandelaar.

Het pand aan de Gouden Bocht is tegenwoordig de ambtswoning van Burgemeester Van der Laan.

In de kamers die ooit werden bewoond door een man die zijn brood verdiende aan onvrijheid, werkt nu een man voor de vrijheid van alle Amsterdammers.

Ik weet dat de burgemeester hier graag aanwezig was geweest en ik wil hem vanaf deze plek veel sterkte toewensen.

Bij de deur van de ambtswoning is een plaquette aangebracht, om ons te herinneren aan de handelspraktijken van de eerste bewoner.

‘Zolang de herinnering leeft, is het leed niet voor niets geleden,’ staat er.

Natuurlijk, herinneren is belangrijk.

Maar herinneren is niet genoeg.

Herinneren schept ook een verplichting.

De slavernij kwam in Nederland ten einde op 1 juli 1863.

Maar racisme helaas niet.

De moeilijk uitroeibare gedachte dat iemand een onvolwaardig mens zou zijn, omdat hij ergens anders vandaan komt, er anders uit ziet, of iets anders gelooft.

De schade die door zulk denken wordt veroorzaakt is moeilijk te bevatten.

Het is uitermate pijnlijk voor degenen die erdoor worden getroffen.

Voor hun naasten.

En daarmee ook voor de samenleving als geheel.

Want als er één iemand door racisme wordt belemmerd om zijn of haar leven in eigen hand te nemen, om het meeste eruit te halen, om te doen waar zijn of haar hart ligt, dan zijn we allemaal slechter af.

Daarom is het bestrijden van discriminatie en racisme een belangrijke prioriteit van het kabinet.

Dames en heren,

Discriminatie en racisme zijn verboden bij wet.

Het gelijkheidsbeginsel is één van de fundamenten van onze rechtsorde en verankerd in onze grondwet en verschillende internationale verdragen.

Maar het is aan ons, hier, om deze juridische werkelijkheid tot leven te wekken.

Want hoeveel verdragen we ook ondertekenen en hoeveel wetten we ook maken, dit soort denkbeelden bestrijden, kunnen we alleen met elkaar.   

Daarom is het een groot goed dat we hier – bij dit monument – samen zijn.

Met elkaar herdenken we wat in het verleden is gebeurd.

Met elkaar vieren we de afschaffing van de slavernij, die belangrijke stap naar gerechtigheid die in 1863 is gezet.

En met elkaar bespreken we welke uitdagingen er nog vóór ons liggen.

De verplichting die het verleden ons oplegt, is dat we ons niet mogen neerleggen bij misstanden.

Dát is voor mij de les van het herinneren:

Dat vrijheid, gelijkwaardigheid en het recht om zelf je leven te leiden altijd moeten worden verdedigd.

Dank u wel.