Nassau-lezing 2016

Nassau-lezing door staatssecretaris Dijkhof (VenJ) op 28 juni 2016 in de Grote Kerk van Breda. (Gesproken tekst geldt)

Dames en heren,

4 jaar geleden was ik ook in deze kerk bij de Nassaulezing.  Niet op het podium, zoals nu, maar in de zaal. Luisterend naar de Nassau-lezing die Herman van Rompuy uitsprak. Ik kon toen niet vermoeden dat ik vandaag de eer zou hebben hier te staan. Want een eer is het zeker. Spreken voor dit gezelschap. In deze prachtige kerk. In de mooiste stad van het land.

Dames en heren,

Vandaag wil ik u een kijkje geven in mijn dagelijks werk – dat sinds mijn aantreden wordt gedomineerd door het migratievraagstuk. U ziet daar dagelijks in het nieuws het nodige van. Een enorme extra instroom. Noodopvang in sporthallen. Een AZC hier in de Koepel. Maar ook verdrinkingen op zee, reddingen op zee, grenzen binnen Europa die tijdelijk weer sloten, afspraken met Turkije, en spanningen in de samenleving.

Vandaag wil ik dieper ingaan op wat schuilgaat achter deze gebeurtenissen. Ik zal u iets vertellen over de aard van de migratieproblemen, die wezenlijk anders is dan vroeger. Over de keuzes en dilemma’s waar onze samenleving voor staat. En over het kompas waar ik zelf op vaar als ik beslissingen neem.

Het is mijn overtuiging dat een politicus zijn beslissingen moet baseren op hoe de wereld ís. En niet op hoe die wereld in het ideale geval zou moeten zijn. Maar ik ben er ook van overtuigd dat een politicus niet kan functioneren zonder wereldbeeld. Zonder mensbeeld. Of zonder idee van wat de samenleving is en wat haar bindt. Daarom vind ik het belangrijk ook daar iets over te zeggen.

Maar ik begin bij de veranderingen in migratie.

Nederland heeft het vluchtelingenverdrag ondertekend. En de oorspronkelijke gedachte daarvan is helder: We hebben de plicht om ontheemden in eigen regio bij te staan. Dat principe staat volgens mij niet ter discussie. Als België morgen overstroomt, gaan hier de voordeuren open en vangen we met gemak 100.000 mensen op. Het zijn onze naaste buren. Het voelt vertrouwd. En je weet dat ze terug willen om hun land weer op te bouwen zodra het kan.

Door de jaren heen is de cirkel waarbinnen we vinden dat we mensen moeten helpen gegroeid. Ik neem u mee naar de jaren negentig. Joegoslavië was in oorlog. En duizenden mensen vluchtten verder Europa in. Veel Europese landen vingen hen op. Maar ook deze mensen waren ons relatief bekend. Voormalig Joegoslavië, ondanks de verschillen, was een onderdeel van Europa. Nederlanders gingen er op vakantie. En het feit dat de culturele afstand kleiner was, maakte de bereidheid mensen op te vangen groter.

In de discussie hoor je nu wel eens dat de huidige aantallen vluchtelingen hetzelfde zijn als toen in de jaren '90. En dat we dat nu dus ook gemakkelijk aankunnen. Dat gaat echt voorbij aan de grote verschillen tussen toen en nu. Ten eerste was het aantal vluchtelingen toen overzichtelijker. Samen met een paar andere landen konden we iedereen opvangen. Dat is nu niet zo. Alleen al uit Syrië komen miljoenen vluchtelingen en er zijn nog veel meer instabiele regio’s.

Ten tweede was er destijds saamhorigheid tussen Europese landen. Nu zien we dat de neuzen niet dezelfde kant opstaan. Een deel van de landen ziet het als hun plicht te helpen. Anderen willen er niets van weten. Dat wringt voor ons.  Want we zouden toch samenwerken? En als zij zo weinig doen, waarom zouden wij dan nog meer doen?

Een derde punt is dat je destijds gericht open kon staan voor alleen de vluchtelingen. Ook dat is veranderd. De instroom komt nu van buiten Europa en bevat ook veel mensen die helemaal geen recht hebben op een vluchtelingenstatus. Zij komen voor welvaart. En ook bij de echte vluchtelingen spelen economische motieven steeds vaker een rol.

Neem Syrië. Vóór het conflict een welvarend land. Mensen waren niet vrij. Maar kinderen konden naar school. Wie ziek was, bezocht een goede arts. En mensen konden er fatsoenlijk leven. Zonder oorlog was het grootste deel van de Syriërs thuis gebleven. En dat is iets dat we goed moeten beseffen. Met al het gepraat over maatregelen, beleid, en grote aantallen, dreig je soms te vergeten dat het om mensen gaat. Die ergens woonden, met familie en vrienden, en die daar gelukkig waren.

Deze mensen vluchten nu dus voor hun veiligheid. Maar die veiligheid vinden ze in principe in hun buurlanden, zoals Turkije. Toch stoppen ze daar niet – en dat valt hen niet te verwijten. Wie met zijn gezin Turkije binnenkomt, ziet 2,5 miljoen andere gevluchte landgenoten. Je wordt geconfronteerd met een situatie waarin je niet kunt werken. Waarin je kinderen niet naar school kunnen. En waar de kans niet al te groot is dat je op korte termijn kunt beginnen aan een nieuw leven.

Dus je trekt verder. Je komt aan in Griekenland. Maar daar is het ook niet veel beter. Volle opvang, zelf midden in een crisis, weinig perspectief. Dus waarom niet verder reizen, als je de oversteek toch al hebt gemaakt? Zo, dames en heren, verandert een oorlogsvluchteling onderweg langzaam in een vluchteling die ook economische motieven heeft.

Dit stelt ons voor dilemma’s en scherpe keuzes. Principieel zijn is simpel: we moeten elke vluchteling helpen. Punt. En dat is makkelijk vol te houden als je relatief lage aantallen binnen krijgt. Onze grenzen kwamen niet in zicht. We konden blijven doen alsof Nederland altijd iedereen kon helpen, en dan ook nog eens binnen de eigen landsgrenzen.

Die tijd is voorbij. Miljoenen mensen zijn echt op de vlucht. En daarnaast zijn nog eens miljoenen liever hier dan thuis. Vluchtelingen nemen geen genoegen met het eerste veilige plekje, maar willen door naar een handvol landen, waaronder het onze.

Dat vereist dat we grenzen stellen en onze Europese grenzen bewaken. Maar in de praktijk is dat niet zo simpel. Afgelopen december zat ik in helikopter, boven de Griekse eilanden in de Egeïsche zee. Honderden eilanden, samen de langste kustlijn van de Europese Unie. Maar ja, bedacht ik me in die helikopter, die grens daar beneden is ook onze grens. Hoe beschermen we zo’n lange kustlijn en hoe kunnen we controleren wie Europa binnenkomt?

Een zeegrens is uit militair strategisch oogpunt briljant, maar humanitair is het lastig om mensen te weigeren aan land te komen. Als je mensen ziet die dreigen te verdrinken, dan ga je helpen. Eerst dachten we nog: die arme drommels weten niet waar ze aan beginnen. Die zijn er door een smokkelaar ingeluisd. Wij hier in de zaal zouden niet beginnen aan een tocht waarbij er 20 van ons zouden overlijden. Maar de mensen die in bootjes stappen kennen de risico’s inmiddels ook. Zij denken niet: 'De kans dat ik het niet haal is 5 procent.' Zij denken: '95 procent kans dat ik het wél haal.'

Dus wat moeten we dan doen als het misgaat? Redden natuurlijk! Want dan vallen er minder doden, toch? Maar de realiteit is dat onze reddingspogingen zorgen voor méér vluchtelingen die de gok wagen. Voor smokkelaars die vluchtelingen in slechtere boten de zee op sturen. In absolute aantallen redden we dan misschien meer mensen. Maar tegelijkertijd zien we ook meer mensen verdrinken. Onze bedoelingen zijn goed. Ik snap dat we ook niet 'niks' kunnen doen. Maar we moeten ook inzien dat dit niet de oplossing is. We zullen dus afspraken moeten maken met landen aan de overkant van de zee. En meer betrokken zijn bij betere opvang in de regio. En bij het aanpakken van de reden tot vluchten.

Wellicht denkt u nu: ja, hoezo? Grenzen stellen? Vorig jaar konden we toch ook aan? En we kunnen nog wel meer aan! Zweden, Duitsland, die landen hebben relatief ook meer mensen opgevangen. Kom op! Wir Schaffen Das!

Zo kun je het natuurlijk benaderen. Iedereen die zich hier meldt, vangen we op. En om verdrinkingen te voorkomen, halen we mensen alvast daar op. Dat is ongetwijfeld goed bedoeld. Maar helaas zit de wereld niet zo in elkaar dat als het maar goedbedoeld is, het vanzelf wel goedkomt.

Kijk naar Zweden. Het land dat ooit vooraan stond om migratie ruim baan te geven, heeft scherpe grensmaatregelen genomen. Ze zijn zichzelf daar omver gelopen. En dat is begrijpelijk.

Ten eerste heb je gewoon praktische beperkingen, logistiek. Maar we zijn een goed georganiseerd land, dus op dit punt zouden we nog een heel eind komen. Ten tweede de vluchtelingen zelf. Wij behandelen ze terecht niet barbaars. We zetten ze niet in een stuk land met een hek eromheen. En dan maar wachten tot er thuis weer vrede is. Mensen die oprecht gevlucht zijn voor een oorlog die voorkomt dat ze naar terug naar huis kunnen, geven wij een plekje in de samenleving.

Dat kost moeite en dat kost tijd. De mensen moeten zich aanpassen en wij moeten hen inpassen. Dat kan niet als er jaar na jaar grote aantallen mensen in onze samenleving bijkomen. Zeker niet als de culturele afstand groot is.

En zo komen we bij het derde en voor mij belangrijkste punt: De draagkracht van onze samenleving. Ik wijs daarbij graag op het oud-Griekse concept van de polis. Waarom moet er dan weer zo’n dure oude term bij? Om interessant te doen? Niet per se, maar zij vingen in 1 woord 2 cruciale zaken. Enerzijds bedoelde ze daarmee hun stadsstaat, de organisatie van het landsbestuur. Maar in dat woord zat ook het idee ingebakken van de burgergemeenschap, de waarden van de samenleving. Bij het besturen ging het niet zozeer om technische vragen of over de vraag hoe je iets moest organiseren, maar over de cohesie van de polis. Die stond voorop.

Deze polis is niet gesloten, maar toetreden gaat ook niet zomaar. Dat kan alleen geleidelijk. En alleen als daardoor de polis zelf, met alles wat daarbinnen geregeld is, niet wordt aangetast. Als je iedereen van buiten zomaar toelaat, hef je de polis op. Met alle vrijheden, verworvenheden, en welvaart die daarbinnen zijn opgebouwd.

Datzelfde geldt voor Nederland. We zijn hier met 17 miljoen mensen. Daar kun je niet onbegrensd mensen aan toevoegen, zonder dat de samenleving wezenlijk verandert. Dat geldt voor hele praktische zaken, zoals sociale voorzieningen. Maar het gaat voor mij persoonlijk om meer.

Als liberaal geloof ik in de vrijheid van het individu. Iedereen moet op zijn eigen manier kunnen leven, zonder daarin een ander te beperken. En in onze samenleving, in onze polis, hebben we veel vrijheid. Die kwam niet zomaar, en alleen daarom al moeten we die koesteren. Gelukkig is onze vrijheid sterk en aantrekkelijk en zullen veel nieuwkomers daar goed aan kunnen wennen. En na verloop van tijd helpen die vrijheid overeind te houden.

U zult mij dus niet horen zeggen dat elke extra asielzoeker een gevaar is voor Nederland, zoals sommige bange politici wel eens beweren. Maar ik moet ook niets hebben van naïevelingen, die denken dat we in een paar jaar tijd honderdduizenden mensen uit een andere cultuur kunnen opnemen, zonder dat we daar zélf door veranderen.

Cultuur doet ertoe. Het zijn de waarden, normen, en gebruiken die we met elkaar delen in dit land. Die staan niet vast. Ze ontwikkelen met ons mee. Maar tegelijkertijd bieden ze wel houvast in de samenleving. Het geeft ons een basis om elkaar te vertrouwen. We weten wat we van elkaar kunnen verwachten. En dit zorgt ervoor dat we elkaar begrijpen. Dat we in zekere zin voorspelbaar zijn voor elkaar. Dat geeft een gevoel van veiligheid en comfort. En vanuit die basis geeft het ons de vrijheid om te denken, te doen en te handelen. En zelfs de vrijheid om de waarden van onze samenleving ter discussie te stellen.

Een staat kan je alle rechten geven die er te bedenken zijn, maar je bent pas echt vrij als je je ook comfortabel genoeg voelt om te zijn wie je bent.

Zo komt het dat een liberaal als ik – die elk mens het liefst benadert als individu – toch rekening moet houden met het effect dat groepen mensen kunnen hebben op onze cultuur. De samenleving opnieuw confronteren met groepen nieuwkomers kan alleen als we dit in goede banen kunnen leiden. Mensen die vluchten voor oorlog wil ik helpen. Maar niet ten koste van alles.

We kunnen niet elke vluchteling bieden wat wij hier hebben opgebouwd, omdat we het dan zelf deels zullen verliezen. En dan heeft uiteindelijk niemand de vrijheid, de veiligheid, en de welvaart waar wij hard voor hebben gewerkt.

Dames en heren,

Dit is mijn kompas. Het brengt me tot een optimistisch einde. Want wat we het afgelopen jaar bereikt hebben is een goede zaak. Een drastische daling in het aantal verdrinkingsdoden tussen Turkije en Griekenland. Dankzij goede afspraken tussen de EU en Turkije. En een andere houding in Europa. Ik heb de overtuiging dat we vluchtelingen moeten helpen. Niet omdat we ooit een verdrag hebben ondertekend, maar omdat dit past bij onze waarden. Op een manier die deze waarden overeind houdt.  Op een manier die uitgaat van de draagkracht van de samenleving.

Daarvoor moeten we niet alle vluchtelingen naar Europa laten komen en ze hier pas helpen. Maar de grenzen van ons continent beschermen. Eerder investeren in oplossingen buiten ons continent. Betere opvang, met werk en onderwijs. En niet pas in actie komen als mensen hun leven wagen op gammele bootjes.

We moeten duidelijk maken dat het geen zin heeft je hele hebben en houden in te  leveren bij een vreselijke smokkelaar en dan maar te hopen dat je het overleeft. Het principe is opvang buiten Europa, waar wij wel voor zorgen. Vervolgens kunnen we bijdragen door, op uitnodiging, een deel van de vluchtelingen naar Nederland te halen. Het is nog veel werk voor we daar zijn, maar het is wel waar we aan moeten bouwen. Zo voorkomen we hopelijk vele verdrinkingsdoden. Zo dragen we bij aan veiligheid voor vluchtelingen. En zo doen we recht doen aan onze eigen dierbare samenleving.

Dank u wel.