Ministerraad 11 december 2015

Inleiding van minister-president Rutte op de persconferentie na de ministerraad van 11 december 2015. 

Inleidend statement minister-president Rutte:
Allereerst stuurt vandaag het kabinet een kennisgevingsbrief aan de Tweede Kamer over de Franse en Amerikaanse verzoeken om een extra militaire inspanning te krijgen van Nederland. Frankrijk heeft een verzoek gedaan ex artikel 42.7, dat voortkomt uit het EU-Verdrag, de zogenaamde bijstandsclausule. En op basis van dat artikel vraagt Frankrijk de EU-lidstaten om de strijd tegen ISIS in Irak en Syrië te versterken. Daarnaast vraagt Frankrijk om extra inzet in de Sahel. Frankrijk heeft daarbij overigens nadrukkelijk de bestaande grote Nederlandse inzet erkend. De Verenigde Staten hebben ons gevraagd om de Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS in Irak en Syrië te verstevigen en te intensiveren. Wij gaan de wenselijkheid en de mogelijkheid van deze verzoeken – zoals afgesproken in het Toetsingskader – op zorgvuldige wijze onderzoeken. En ik zeg maar meteen, daar zal enige tijd mee gemoeid zijn.

Dan het economisch beeld. Vanochtend heeft het Centraal Planbureau de cijfers gepresenteerd waaruit blijkt dat de economische groei verder aantrekt. Dit jaar zal de groei uitkomen op 2%, en volgend jaar op 2,1%. De groei wordt breed gedragen: de consumptie van huishoudens groeit, bedrijven blijven meer investeren en de groei van de export zet verder door. En ook de werkloosheid daalt licht van 6,9 naar 6,7% van de beroepsbevolking. Het gaat dus de goede kant op, maar we zijn er nog niet. De werkloosheid is nog steeds te hoog en daalt te langzaam. Mensen moeten ook in hun eigen leven gaan merken dat er nieuwe banen komen voor zover mensen nu proberen op die arbeidsmarkt aan de slag te gaan. Daarom is het goed dat er zicht is op een meerderheid in de Eerste Kamer voor het Belastingplan. De lastenverlichting die daarin is vervat draagt bij aan meer groei en meer banen.

Dan hebben we vanochtend in de ministerraad ook gesproken over het rapport van de Commissie-Oosting en het debat daarover volgende week in de Tweede Kamer. Ik kan zeggen dat we zeer grote waardering hebben voor het werk van de commissie en voor de voorzitter. Er ligt zeer een gedegen rapport met een uitgebreide reconstructie rondom de schikking die met Cees H. 15 jaar geleden is gesloten. Belangrijk is dat de feiten over deze schikking dat die nu onafhankelijk zijn ondergezocht en zorgvuldig gereconstrueerd in een uitgebreid rapport. De commissie trekt niettemin een aantal stevige conclusies. Zo heeft de commissie kritiek op de schikking die met Cees H is getroffen. En tegelijkertijd acht de commissie het onwaarschijnlijk dat de schikking zoals destijds is gesloten zich in de huidige praktijk zou kunnen herhalen. Het gaat om een moeilijk dossier met een zeer lange geschiedenis. Uit het rapport blijkt dat veel is misgegaan. Daar trekken we lering uit. En laten we niet vergeten dat twee bewindspersonen ook politieke conclusies, één direct samenhangend met de opmaat naar het rapport en de ander uit solidariteit met de afgetreden minister. Minister Van der Steur heeft inmiddels laten weten dat het kabinet de aanbevelingen van de commissie Oosting overneemt. En er is ook al een verandertraject in gang gezet dat hierbij aansluit en hierop ziet.