Toespraak van minister Dijsselbloem bij de aanbieding van het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2014

Toespraak van minister Dijsselbloem van Financiën bij de aanbieding van het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2014 aan de Tweede Kamer op Verantwoordingsdag 20 mei 2015 in Den Haag.

Op deze 16e Verantwoordingsdag blikken we terug op 2014, het eerste jaar waarvoor dit kabinet de begroting heeft opgesteld. 2014 was een jaar dat voor veel Nederlanders nog moeilijk was. Nog te veel mensen verloren hun baan. Er kwamen nog te veel ondernemers in de knel. En er stonden nog te veel huizen onder water. Maar er waren ook lichtpunten. En die waren een stuk feller dan verwacht. Het economisch herstel dat in 2013 al begon, zette door. Nu we de cijfers hebben, kunnen we zonder voorbehoud zeggen dat 2014 een goed jaar was voor de overheidsfinanciën.

De Nederlandse economie groeide met 0,8 procent. En ook de wereldeconomie liet groei zien. De Verenigde Staten vonden de weg omhoog en de eurozone herstelde. De Nederlandse groei werd dan ook grotendeels gedragen door de uitvoer. Dat is geen nieuws, onze uitvoer is altijd relatief sterk, zelfs tijdens de crisisjaren. Daarnaast namen vorig jaar ook de bedrijfsinvesteringen toe. Ondernemers kregen er weer vertrouwen in. En dat was een duidelijke omslag in vergelijking met de jaren ervoor. En het aantal huizenverkopen steeg met bijna 40 procent, na jaren met zeer lage verkoopaantallen. En de consumptie van huishoudens, traditioneel het sluitstuk van het herstel, was nog bescheiden. Maar er was gemiddeld wel een stijging van de koopkracht.

2014 was ook het jaar van een lager begrotingstekort en volgens het CPB een jaar waarin de weg naar 'houdbare overheidsfinanciën op lange termijn' weer is ingeslagen. Dit was een gevolg van de gunstigere omstandigheden die ik net noemde, maar het kwam ook doordat de overheid ingreep. Met noodzakelijke structurele hervormingen op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, in het pensioenstelsel en in de zorg. Door de gunstige omstandigheden en het gevoerde beleid overtroffen de resultaten de aanvankelijk sombere verwachtingen voor het jaar 2014 ruimschoots. In 2013 voorspelde het CPB voor het jaar 2014 nog een begrotingstekort van 3,5 procent. Het werd uiteindelijk 2,3 procent. Ter vergelijking: in 2009 gaf Nederland 92 miljoen euro per dag te veel uit. In 2014 was dit dagelijks tekort meer dan gehalveerd tot 41 miljoen.

Nederland verliet in 2014 voor het eerst sinds 2009 het spreekwoordelijke strafbankje van het Europese Stabiliteits- en Groeipact. We mogen dus hardop zeggen dat het beter gaat. Maar voor juichen is het te vroeg. Zoals gezegd, in 2014 voelden Nederlanders de gevolgen van de zware crisis nog volop. En ook voor de overheid is er nog geen reden om achterover te leunen.

Nederland had ook in 2014 nog een hoge staatsschuld. Maar onze begroting had voordeel van de historisch lage rente. We betaalden in 2014 400 miljoen euro minder rente dan in 2008, terwijl de schuld zelf in die periode met bijna 200 miljard steeg door het oplopende overheidstekort en de economische omstandigheden. Die lage rente komt nu goed uit. Maar rente heeft de neiging op een gegeven moment weer te stijgen. En dan vormt een hoge staatsschuld nog steeds een last voor ons land. We hebben dus nog steeds een behoedzaam begrotingsbeleid nodig. U had van mij ook geen andere opmerking verwacht.

Mevrouw de voorzitter,

We houden ons sinds de crisis veel intensiever bezig met risico's voor de overheidsfinanciën. Dat is op alle niveaus zichtbaar. Provincies en gemeenten hebben sinds eind 2013 verplicht hun overschotten in de schatkist in bewaring gegeven. Inmiddels voor 6,5 miljard. De rijksoverheid staat sinds 2014 alleen nog garant als het noodzakelijk is. Op het hoogtepunt, tussen aanhalingstekens, in 2012, liepen deze garanties op tot 258 miljard euro. Dat was in 2014 al teruggebracht tot 197 miljard. Ook in Europa beperkten we de risico's, zowel van landen als  van banken. Na een stevige Europese stresstest, ging vorig jaar de bankenunie van start. 120 banken, goed voor 82 procent van de Europese bankensector, staan nu onder streng Europees toezicht. En toekomstige verliezen worden gedragen door de banken zelf, hun eigenaren en beleggers.

Op Verantwoordingsdag kijken we ook naar de bedrijfsvoering van het Rijk. De rechtmatigheid van de verplichtingen, ontvangsten en uitgaven van het Rijk was in 2014 met 99 procent wederom hoog. 2014 was ook in dat opzicht een goed jaar.

Mevrouw de voorzitter,

De weg naar duurzame economische groei is geen sprint. Het is eerder een hink-stap-sprong. De afzet, het begin, zagen we vorig jaar. Maar we zijn nog niet aangekomen bij de sprong naar hogere groei. 2014 was het midden, de stap. We maken vaart, maar zijn er nog niet.

Saskia Stuiveling is er wel. Zij neemt op 1 juni afscheid als president van de Algemene Rekenkamer. Mevrouw Stuiveling, u leidde de Rekenkamer sinds 1999. En ik spreek denk ik namens al mijn voorgangers, de ministers van Financiën uit die gehele periode, als ik zeg dat uw Rekenkamer ons in die tijd steeds meer ontzag is gaan inboezemen. Ik kijk met genoegen op onze samenwerking terug. U bent precies en plezierig. En even verantwoordelijk als vernieuwend. Zo vindt u dat de overheid een sprong vooruit moet maken met open data. Weet dat ik die fakkel overneem. En ik zeg u heel veel dank toe voor de samenwerking die wij hadden.

Mevrouw de voorzitter, dan bied ik u nu graag het laatste Financieel Jaarverslag van het Rijk en de andere verantwoordingsstukken aan die de goedkeuring van president Stuiveling kregen.