Toespraak minister Hennis-Plasschaert bij de herdenking van Utrechtse Indië- en Nieuw-Guinea veteranen

Toespraak bij de herdenking bij het Indië-monument in Utrecht door de minister van Defensie, J.A.Hennis-Plasschaert op 21 december 2013 op de R.K. Begraafplaats St. Barbara te Utrecht. Alleen het gesproken woord geldt.

Veteranen, nabestaanden van de omgekomen veteranen, dames en heren,

Twee uur op en vier uur af.

Wachtlopen.

Dat was het ergste dat er was.

Dagen, weken achter elkaar.

Twee uur op en vier uur af.

Je normale ritme raakte er door verstoord.

En continu die angst voor een onzichtbare vijand.

’s Ochtends was er soep met nasi.

’s Middags was er soep met nasi.

’s avonds was er soep met nasi.

Die scherpe kruiden!!

Eén keer in de week aardappelen met brood.

Het was het leven op een buitenpost in één van de kampongs op Oost-Java.

Het was uw leven, veteraan Verdonk.

Juli 1949 vertrok u met het schip de Waterman. Zonder precies te weten wat u daar moest doen.

Het werd u gezegd.

U deed het.

Het was geen tijd van vragen stellen, laat staan eisen stellen.

‘Je moest’.

‘Je ging.’

‘Voor volk en vaderland’.

U moest afscheid nemen van uw familie, vrienden en van uw verloofde Annie.

U had geen idee wanneer u weer in Nederland zou terugkeren.

En zo kwam u aan in een land terecht waar alles anders was.

Daar op die buitenpost was u op elkaar aangewezen.

Kleur, rang of stand deed er niet meer toe.

U heeft die tijd kranig doorstaan.

U kwam in oktober 1950 terug in Nederland en trouwde met Annie… …waar u dit jaar al zestig jaar mee

getrouwd bent.

Vandaag zijn uw kinderen en kleinkinderen aanwezig.

Zij hebben uw verhalen gehoord en door hier aanwezig te zijn, houden zij het besef levend dat oorlog

een ernstige zaak is, waarover we nooit licht mogen oordelen.

En met hen zijn hier ook de familieleden van de andere veteranen en de nabestaanden van de omgekomen

veteranen, die wij vandaag herdenken.

Samen nemen wij het stokje van de Indië-veteranen over.

Zodat we de inzet van hen en alle militairen die sneuvelden, niet vergeten.

Aanwezige veteranen,

Wat ik merk in uw verhalen, is dat de herinneringen vaak bitterzoet zijn.

Aan de ene kant de verschrikkingen van de oorlog, die blijvend in uw geheugen gegrift zijn. Het lijden,

het sterven en de zinloze wreedheden.

Aan de andere kant was daar ook een kameraadschap, zoals wij dat eigenlijk niet goed kunnen voorstellen.

In die tijd bent u als broers voor elkaar geworden.

Als u in de penarie zat, stond er altijd iemand klaar.

U heeft met elkaar gestreden, maar ook met elkaar gelachen.

De verhalen spreken ook over een gevoel van vrijheid.

U ging gemakkelijker met elkaar om. Tegen de officieren kon u jij-en en jou-en, verschil was er niet.

Protestanten en katholieken zaten met elkaar in één kerk.

Als de natte moesson kwam, rende je zodra de eerste regendruppels vielen met zijn allen naar buiten.

Dan stond je kletsnat in je onderbroek op straat te juichen.

Ook Aad Martens heeft het zo ervaren.

Als hij vertelde over zijn tijd in Nederlands-Indië, dan waren de emoties voelbaar. Maar hij schoot niet

alleen vol over de moeilijke momenten, óók over de mooie tijden.

Aan het begin van dit jaar is hij overleden en als we vandaag de omgekomen militairen herdenken,

dan staan we ook stil bij de verhalen van de veteranen die de laatste jaren van ons zijn heengegaan.

Van 1946 tot halverwege 1947 bewaakte Martens een vliegveld in Bandoeng.

Daarna vertrok hij naar Batavia en zorgde hij voor het inkopen van eten voor de troepen.

Eenmaal thuis kon hij zijn ervaringen maar moeilijk kwijt.

De mensen in Nederland snapten niet wat hij daar gedaan had.

Sommigen dachten dat het een snoepreisje geweest was.

Ze waren helemaal niet blij dat de militairen terugkwamen.

‘Die pakten baantjes af’, zo werd er gemord.

Sergeant-Majoor Martens zette zich er overheen en bouwde van de grond af aan weer een bestaan in

Nederland op.

Toch begon het aan hem te knagen. Zijn tijd in Nederlands-Indië had blijvende sporen achtergelaten.

Hij koos ervoor om dat niet weg te stoppen, maar zich als secretaris van de Stichting Indië-monument

Utrecht in te zetten.

Om daarmee de verhalen levend te houden.

Veteranen,

U ging in de context van toen.

Op de strijd om onafhankelijkheid was Nederland in geen enkel opzicht voorbereid.

Noch maatschappelijk, noch politiek, noch bestuurlijk, noch militair.

Het geweld maakte het scheiden extra pijnlijk.

Voor zij die daar waren is het een gruwelijke herinnering.

Voor u weegt die herinnering extra zwaar. Nauwelijks erkenning voor de vele en moedige inspanningen

die u en uw gesneuvelde kameraden hebben verricht.

Toch zijn veel van uw ervaringen van toen, heel herkenbaar voor militairen van nu.

Net als u merken ook de huidige veteranen hoe lastig het kan zijn om te vertellen over hoe het écht

gaat in zo’n missie…

Militairen werden - en worden – uitgezonden in opdracht van de Nederlandse regering, de Nederlandse

politiek.

Zij gaan.

Hoe lastig of gevaarlijk die opdracht ook is.

Dat was zo in het geval van Nederlands-Indië.

Dat was zo in het geval van Nieuw-Guinea.

En dat geldt ook voor de missies van nu.

Aanwezige veteranen,

U heeft enorme inzet getoond.

Toen, maar ook daarna.

Mede dankzij uw strijd voor erkenning en waardering zijn de fundamenten gelegd voor het huidige veteranenbeleid.

De Nederlandse zorg voor veteranen, in én buiten dienst, behoort nu tot de beste ter wereld.

Daar is ook de nieuwe generatie u dankbaar voor.

Door uw inspanningen is deze bijzondere gedenkplaats tot stand gekomen.

Het Indië Monument, hier in Utrecht.

Bij dit monument, eren wij de Indië-veteranen voor hun inzet.

Indië-veteranen zoals korporaal Verdonk en sergeant-majoor Martens.

Maar ook die duizenden andere strijders, van wie velen ginds achterbleven.

Op deze dag, geven wij hun verhalen door.

Opdat Nederland de offers die u heeft gebracht, niet vergeet…

…opdat zij, die het hoogste offer brachten, blijvend herinnerd worden.

Ik dank u.