Toespraak secretaris-generaal Renée Jones-Bos van Buitenlandse Zaken bij VNO-NCW

Dank voor de uitnodiging om hier te komen spreken.
Leuk dat ik hier zoveel bekende gezichten zie.

Broodje B.
Ik vroeg me af waar die B voor stond.
Ik dacht eerst: ‘Bernard Wientjes’.
Toen zag ik Ben Bot.
Ik dacht zelf nog: Bos
Of de B van bezuiniging.
Want zoals u weet zijn wij daar vooral mee bezig bij Buitenlandse Zaken.
Ik begreep later dat het voor ‘bezinning’ staat.

Ik verheug me om mij vandaag met u te bezinnen.
Op het verbinden van kansen in het buitenland met wensen in het binnenland.
Op wat Buitenlandse Zaken voor u kan doen.
Wij zitten in veel landen.
Op meer dan 110 plekken in de wereld staan ambassades en consulaten voor u klaar.
Fenedex geeft ons een 8,6.
Een fantastisch rapportcijfer.

De minister is hier trots op.
Hij noemt het waar het maar kan.
Dat cijfer moeten we vasthouden.
En ik wil graag weten hoe u daarover denkt.
We moeten het straks met veel minder doen.
Buitenlandse Zaken heeft een enorme bezuinigingsopdracht.
Maar zelfs dan: we kunnen altijd beter, en we gaan het beter doen.

Vandaag neem ik u mee naar Irak, Ethiopië en de Congo.
Een drietal landen waar BZ actief is.
Ter illustratie van het geweldige werk van BZ en het potentieel van verdere integratie tussen verschillende terreinen van ons buitenland beleid:

  1. Handel en buitenlandse politiek.
  2. Tussen handel en hulp.
  3. En tussen handel en duurzaamheid.

1. Irak: als voorbeeld van de samenhang tussen handel en buitenlandse politiek

Twee weken geleden was ik in Irak.
De meeste mensen kennen het land vooral van de ellende.
Nachtkijkers, bomaanslagen en een omgevallen dictator.
De instabiele situatie.

Maar Irak heeft inmiddels ook een ander gezicht.
Het land is na 30 jaar oorlog aan de wederopbouw begonnen.
Irak heeft na Saudi-Arabië de grootste oliereserves ter wereld.
Het land hoort nu al – samen met zes Afrikaanse landen - bij de tien snelst groeiende economieën ter wereld.
Ik kan u verzekeren, daar zitten geen Europese landen bij.
Irak is wat dat betreft een exponent van de nieuwe wereld.

Het Westen maakt niet meer alleen de dienst uit.
Portugal leent geld van voormalige kolonie Angola om zijn schulden te betalen.
En Indonesië schuift aan bij de G20 terwijl Nederland blij mag zijn als het ergens op een klapstoeltje plaats mag nemen.
Het is duidelijk: de Europese economie mist vaart.

Dat is wel anders in Afrika, Zuid-Amerika, het Midden-Oosten en Azië.
Ook de Verenigde Staten hebben al lang niet meer alleen aandacht voor Europa.
U weet, ik heb vier jaar als ambassadeur in Washington doorgebracht, waar ik getuige was van de Pivot to Asia.
Waar Amerika eerder vooral naar Europa keek, richt de VS de aandacht nu vooral op Azië.
Ondertussen kijkt Europa door de eurocrisis vooral naar zichzelf.
Zo wordt dit ook gepercipieerd door de VS.

Inmiddels is het Europese herstel goed op weg.
Dat is maar goed ook, want de kansen voor Nederland liggen in het buitenland,
U weet als geen ander, wij zijn van oudsher een handelsland.
En voor internationale handel zijn twee voorwaarden van belang:
Een veilige, stabiele wereld en een welvarende wereld.
Want zonder veiligheid is het lastig zakendoen.
En zonder welvaart is er geen afzet mogelijk voor onze goederen en diensten.

Daarom ben ik ook zo blij met Jeroen Kelderhuis.
Kelderhuis is onze man op het ambassade-liaisonkantoor in de Iraakse stad Erdil, een eenmanskantoor.
Dat mag de naam kantoor eigenlijk niet eens hebben.
Hij is een eenmansbedrijf.
Hij knoopt politieke en economische contacten kundig aan elkaar.
Toen ik laatst bij hem op bezoek was ontmoette ik de premier en zo’n beetje het hele kabinet.
Dat heeft hij allemaal geregeld.
En daarmee laat hij zien dat onze diplomaten bedrijven in opkomende markten kunnen ondersteunen.

Dat is ook mijn boodschap voor vandaag: In deze dynamische en chaotische wereld is Buitenlandse Zaken van groot belang voor het bedrijfsleven
Wij zijn uw oren en ogen in het buitenland.
Je moet ter plekke aanwezig zijn om een goed netwerk op te bouwen.
Te weten wie wie is.
Te weten wat speelt.
U weet alles van producten en diensten.
Wij weten alles van de landen waar u wilt ondernemen.
U heeft de hoogwaardige techniek.
Wij hebben de hoogwaardige netwerken.

Dat is hoe de relatie tussen politiek en economie in elkaar steekt.
Wij kunnen deuren openen die anders gesloten blijven.
Dat is onze meerwaarde.

2. Ethiopië: handel en hulp

Een van onze grootste vernieuwingen is de nadrukkelijke combinatie van hulp en handel.
Er is al veel over gesproken.
Ook vroeger.
Daarom is een deel van het ministerie van Economische Zaken nu bij het ministerie van Buitenlandse Zaken is gevoegd.
Daarmee hebben we veel kennis en ervaring over internationale handel in huis gehaald.
Om het verband tussen internationale handel en ons buitenlands beleid en tussen handel en ontwikkelingssamenwerking te versterken.
Vooral in niet-Westerse landen liggen nieuwe kansen voor Nederlandse bedrijven.

Ondernemen in nieuwe markten is niet altijd makkelijk.
Maar dat mag geen reden zijn om kansen te laten liggen.
Daarom zet Buitenlandse Zaken zich in, juist in die markten.
Maar er is nog een belangrijke reden waarom handel en hulp bij elkaar horen.
Ik haal daarvoor minister Lilianne Ploumen, de eerste minister van Buitenlandse Handel en Hulp aan.
Zij stelde naar aanleiding van haar reis naar Ethiopië in het FD van vorige week: economische groei is sterk verbonden met de strijd tegen armoede.

Dit bekent twee dingen.
Eén: rekening houden met de belangen van niet-Westerse landen bij de inrichting van internationale economische systemen.
Denk aan het internationale stelsel dat zo enorm in beweging is.
Zie de G20.
Twee: stimuleren van goed economisch beleid in die landen zelf.
Dat is in hun en ons belang.

Neem Ethiopië, een ontwikkelingsland dat inmiddels economisch opbloeit.
De Ethiopische premier Hailemariam Desalegn zei het afgelopen week nog tegen Minister Ploumen:
“De landbouwsector is een voorbeeld van hoe ontwikkelingssamenwerking langzaam in handel en investeringen overgaat.”

Jeroen Roodenburg, onze ambassadeur bedrijfsleven en ontwikkelingssamenwerking zit hier in de zaal en hij zal dit beamen.
Je moet de landbouwsector verbeteren.
Met een betere marktwerking.
Met betere banken.
Met betere wegen.
Dat is belangrijk voor het land, maar ook voor Nederlandse bedrijven.

Toch krijgt Ethiopië ieder jaar nog 60 miljoen euro ontwikkelingsgeld van Nederland.
Omdat hulp de weg naar handel plaveit.
Omdat hulp bijdraagt aan een beter investeringsklimaat.
Onze ontwikkelingsrelaties worden zo handelsrelaties.
Die strategie werpt vruchten af.

Tien jaar geleden waren er 10 Nederlandse bedrijven in Ethiopië actief.
Tijdens het afgelopen bezoek bleken dat er nu ongeveer 100 te zijn.
De landen zien zelf ook het belang van handel in.
Dit roept de vraag op of hulp op een gegeven moment helemaal kan worden omgezet in handel.
Ik wil graag weten hoe u daarover denkt.

Het debat daarover komt nu al langzaam op gang.
En in april komt minister Ploumen hierover met een notitie aan de Tweede Kamer.
Ik weet dus ook zeker dat het debat de komende maanden in de Tweede Kamer gevoerd zal worden.

3. Congo: handel en internationale duurzaamheid

Maar als bedrijven aan de slag gaan in nieuwe markten, moeten we ook nadenken over de gevolgen.
We moeten transparant zijn.
Denk aan de textiel in Bangladesh.
Het geld mag niet in de verkeerde zakken verdwijnen.
Iedereen moet er beter van worden.

Denk ook aan klimaatverandering, milieuvervuiling en de schaarste aan hulpbronnen in de wereld.
Water en klimaatverandering horen volgens het World Economic Forum tot de grootste risico’s in de wereld.
Juist de nieuwe markten hebben daar de meeste last van.

Dus is duurzaamheid ons antwoord.
En dat gaat veel verder dan windmolens in de Noordzee en zonnepanelen op het dak.
Dit gaat over duurzame ketens.

Gisteren was ik nog bij een sessie met Paul Pollman, de CEO van Unilever.
Dat ging over de vraag hoe het ontwikkelingssamenwerking na 2015 moet uitzien, als de Milleniumdoelen aflopen.
Buitenlandse Zaken is vanaf het begin betrokken bij het Initiatief Duurzame Handel.
Dit is een coalitie van bedrijven, NGO’s, overheden en andere partners om internationale handelsketens duurzamer te maken.
Met aandacht voor armoede, het milieu, en duurzame handel als norm, niet als extraatje, om achteraf nog wat toe te voegen.
Inmiddels doen meer dan 100 Nederlandse en internationale bedrijven mee.

U heeft misschien grondstoffenambassadeur Jaime de Bourbon afgelopen weekend in de krant gezien, waar hij Congo als voorbeeld van deze aanpak noemde.
In Congo lopen wij voorop in de productie van conflictvrij tin.
Het idee is simpel: om te voorkomen dat misdadigers mensen uitbuiten in Afrikaanse tinmijnen brengt Nederland - samen met Duitsland en bedrijven zoals Tata Steel en Philips - in kaart waar tin vandaan komt.

Want bedrijven die hier die producten gebruiken weten vaak helemaal niet waar het vandaan komt.
Hoe het er aan het begin van de keten uitziet.
Onder welke omstandigheden het wordt gedolven.
En wie eraan verdient.
Van de tinmijn in Congo tot het mobieltje waar de tin in verwerkt is.
Zo zien bedrijven waar hun grondstof vandaan komt.
En kunnen we verdachte grondstoffen uit het de productieketen weren.

Grote internationale bedrijven als Motorola hebben zich al verbonden aan conflictvrij tin.
Zo maken wij van duurzaamheid een Nederlandse expertise.
Er zijn niet voor niets al zoveel Nederlandse bedrijven die bekend staan om hun duurzaam ondernemen.

Dames en heren,

Handel en buitenlandse politiek
Handel en hulp
Handel en Duurzaamheid
We maken deze combinaties niet voor onszelf.
We doen het om Nederland veiliger en welvarender te maken.
We doen het dus voor u.

Wij hebben toegang tot politieke besluitvormers in andere landen en verbinden daar publieke en private netwerken.
Kansen in het buitenland verbinden we met wensen en noodzaak in het binnenland.
Want we moeten het nu hebben van de export.

Hier hebben we een aantal specifieke instrumenten voor.
Ik noem er drie: onze handelsmissies, ons financieel instrumentarium en ons netwerk van diplomaten.

Handelsmissie

Buitenlandse Zaken wil de handelsbevordering en missies goed afstemmen op de wensen van het bedrijfsleven en kennisinstellingen.
Bernard Wientjes zet zich persoonlijk zeer in om van de internationale agenda's van de topsectoren een succes te maken.
Op die manier kunnen we in handelsmissies expliciet rekening houden met de behoeften van bedrijven.
Dat doen we niet voor niets via de Dutch Trade Board.
De vraag moet van u komen.

We zien ook dat het Nederlandse bedrijfsleven sterker staat in buitenlandse markten door meer als consortia op te trekken.
Ook dat stimuleren we via de internationale agenda's van de topsectoren, maar bijvoorbeeld ook door ons programma Partners for International Business.
Laat me een voorbeeld geven.

U weet nog goed, in november reisden premier Rutte en minister Ploumen naar Turkije.
Uw voorzitter Bernard Wientjes ging mee.
Een groot aantal CEO’s van multinationals reisden mee.
En zo’n 80 vertegenwoordigers uit het MKB.
Het was een hele grote missie.

Een paar dagen later deden onze toekomstige koning en prinses Maxima dit nog eens dunnetjes over.
Zij bezochten onder andere het Brainport Innovation and Career Seminar, een samenwerkingsverband tussen Eindhoven, de slimste regio ter wereld, en Istanbul, een van de snelst groeiende steden ter wereld.

Leiden deze reizen altijd direct tot honderden grote opdrachten?
Soms wel en soms niet.
Maar onze diplomatieke inspanning opent wel deuren die anders gesloten blijven.
Uit onderzoek blijkt dat onze missie en onze netwerken ter plekke leiden tot betere markttoegang.
En zo komt u in contact met mogelijke partners van de toekomst.
Daar plukken we over een tijd de vruchten van.
Zo werkt het wel.
Dat is wel zo handig in een land als Turkije, dat al jarenlang enorme groeicijfers vertoont.

Ik zag dat ook in Irak, waar Turkije enorm veel investeert.
Gebouwen, wegen, alles is Turks.
Ze zijn enorm actief in die regio.
En we zien het in een land als Brazilië, waar in november een grote handelsmissie naartoe ging.
Daarvan zien we nu de eerste resultaten.

Er is al een groot aantal samenwerkingsverbanden.
En om de 3 of 4 maanden bekijken we de follow ups.
De Braziliaanse vliegtuigbouwer Embraer tekende een samenwerkingsovereenkomst met Duits-Nederlandse Windtunnels (DNW).
Dat zijn dus concrete follow ups.

En de Nederlanders en Brazilianen besloten van de succesvolle handelsmissie een jaarlijks terugkerend fenomeen te maken.
Want het is een moeilijk om toegang te krijgen tot de Braziliaanse markt.
Dan kan je maar beter samen optrekken.

En dan heb ik het nog niet eens over de meer exotische opkomende markten.
ING becijferde onlangs dat de grootste exportgroei voor Nederland de komende jaren in Zuidoost-Azië ligt.
Taiwan, Vietnam, Indonesië en China.
Daar valt het geld te verdienen.
Maar zakendoen gaat daar anders.
De regelgeving is anders.
De verhouding tussen overheid en markt is anders.
En contacten zijn niet altijd 1-2-3 gelegd.

Toen ik in Irak was, ontmoette ik medewerkers van een Nederlandse bouwbedrijf uit IJsselmonde.
Deze ondernemers zagen dat het niet goed ging in Nederland.
U weet, de bouwsector is in Nederland op het moment niet zo dynamisch.
Zij waagden de gok en probeerden het in Irak, in Koerdistan.

Daar valt het kantoor van Jeroen Kelderhuis overigens bijna uit elkaar.
En het is nog helemaal niet oud.
Dat gebouw is niet door Nederlanders gebouwd.
Maar de dakgoten blijven lekken.
En het water in de afvoer blijft maar terugstromen.
Daar valt voor Nederlandse bedrijven winst te behalen.
Want wij gaan voor kwaliteit.

Toen ik hierover sprak met de premier van de Koerdische regio, Nechervan Barzani, wilde hij direct meer weten over het Nederlandse bouwbedrijf.
Want er komt een nieuw gebouw voor zijn kabinet.
En hij wil kwaliteit.

Financiële instrumenten

Hulp aan bedrijven die in het buitenland willen ondernemen is niet nieuw.
Maar het is wel vaak een rommelig geheel.
Er is een wirwar van subsidies en regelingen.
Soms overlappen ze elkaar.
Soms is het niet duidelijk waar de ondernemer terechtkan.
En de administratie is ingewikkeld.

In Vietnam is bijvoorbeeld een persoon speciaal aangesteld om ervoor te zorgen dat ondernemers de weg kunnen vinden in de wirwar van regels.
Minister Ploumen zet zich daarom ook in voor één loket waar bedrijven terechtkunnen met al hun vragen over overheidssteun.
Want ondanks de bezuinigingen blijven we jullie helpen in ontwikkelingslanden.
Ten eerste door de directe financiering van bedrijven.
Zoveel mogelijk via leningen.

Dit gebeurt straks vooral via het nog op te richten revolverende fonds.
Zo staat het ook in het regeerakkoord.
De komende drie jaar is er 250 miljoen voor het MKB.
In april wordt duidelijk hoe dit precies moet gaan werken.

Ten tweede door ondersteuning voor de verbetering van het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden.
Vaak betekent dit belemmeringen wegnemen.
Om de marktwerking te versterken.
Door te zorgen voor betere regels en wetten en een sterkere douane en belastingdienst.
Of door de toegang te verbeteren met een betere infrastructuur.

Ook gaat het om kennisoverdracht en capaciteitsopbouw.
Door te helpen bij de opzet of versterking van banken en verzekeringsmaatschappijen.
En door vakbonden en producentenorganisaties beter te organiseren.
Jeroen Roodenburg kan u hier alles over vertellen.

En last but not least: de bezuiniging.
We hadden al de bezuiniging uit het kabinet Rutte 1.
Daar komt nu ook de bezuiniging van Rutte 2 bij.
75 van de 110 posten bestaan na het verwerken van de bezuiniging van Rutte 1 al uit 2 of 1 FTE.
Er gaat bijna 2 miljard euro van ontwikkelingssamenwerking af.

De bezuinigingen op de apparaatskosten zijn groot.
Ons operationeel budget, bijvoorbeeld voor ons personeel, onze kantoren en onze vliegreizen, is 500 miljoen.
Daar gaat 100 miljoen vanaf.

En ons takenpakket is breed:
We zijn verantwoordelijk voor het buitenlands beleid.
Denk aan veiligheid.
In de NAVO en de VN.
Denk aan de situatie in Mali.
En Syrië.
Dat is vlakbij onze Europese grens.
En dus van grote invloed op ons.

We voeren verder economische diplomatie.
We zorgen ook voor de coördinatie van onze inzet in Europa.
Wij coördineren alle departementen die zich met Europa bezighouden.
We staan ook klaar voor Nederlanders in nood, waar ook ter wereld.
We zijn een reislustig volk.

Iedere ochtend krijg ik een overzicht van Nederlanders die de hulp van de ambassade hebben gezocht.
Dat is een enorm aantal.
En we helpen de armsten in de wereld met onze ontwikkelingshulp.

Gelukkig hebben wij in Frans Timmermans en Lilianne Ploumen twee kundige, enthousiaste ministers, die zich met hart en ziel op deze uitdagingen hebben gestort.
We zitten in 110 landen en zijn vertegenwoordigd bij alle internationale organisaties die voor onze rechtstaat en ons level playing field in het buitenland van belang zijn.
Iedere post heeft in ieder geval twee kerntaken: dienstverlening aan burgers en dienstverlening aan bedrijven.
Ik ben benieuwd waar u onze toegevoegde waarde ziet.
De diplomatie is van nature gelukkig een Darwinistische bezigheid.

“It is not the strongest species that survive, nor the most intelligent, but the ones most responsive to change”, schreef Charles Darwin al.
Dus is het tijd voor slimme oplossingen.
Wij zijn responsive to change.
We passen ons aan.

Bijvoorbeeld door samenwerking tussen de overheid en de markt.
Ik kijk daarvoor graag over de grens.
Andere landen kennen dezelfde uitdagingen.
Ik reis binnenkort naar Denemarken en Zweden, waar ze experimenteren met ambassades die deels door private partijen gefinancierd zijn.
Wat kunnen we leren van het buitenland?
Daarvoor praten wij met andere overheden.
Met NGO’s
En natuurlijk met u.

We engageren graag met de rest van Nederland.
Om nog duidelijker te krijgen wat wij kunnen betekenen en wat u van ons verwacht.
We worden kleiner, flexibeler en dynamischer.
We gaan naar kleinere kantoren en waar nodig naar kleinere residenties.
Dreesiaanse diplomatie noem ik dat.
Dat doen we zoveel mogelijk met EU-partners.
Maar deze EU-partners zijn vaak ook onze concurrenten.

Dames en heren,

Ik zei het al aan het begin: we leven in een dynamische en chaotische wereld.
Daarom is het postennet van Buitenlandse Zaken van belang voor Nederland en voor het bedrijfsleven.
We zijn blij met de contacten bij VNO-NCW.
We moeten het beter doen.
Zuiniger.
Ik hoor graag van u hoe het beter kan.

Wij bezinnen ons op ons postennet.
Wat vindt u van ons postennet?
Waar kunnen we weg?
Waar moeten we blijven?
Waar kunnen we volgens u op bezuinigen?
En we bezinnen ons op de combinatie van hulp en handel.
Wat vindt u van deze combinatie?

Ik ben benieuwd wat u daarvan vindt.

Dank u.