Corporaties behouden investeringsruimte

Woningcorporaties kunnen blijven investeren en tegelijk de nieuwe verhuurdersheffing betalen. De extra huurinkomsten die corporaties onder andere door de afspraken uit het woonakkoord kunnen realiseren overstijgen in 2017 de kosten van de heffing. Dat schrijft minister Blok (Wonen) bij doorrekeningen van het woonakkoord die vandaag naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.

De berekeningen volgen op de in het woonakkoord afgesproken aanpassingen op het regeerakkoord. Het voorlopig handhaven van het puntenstelsel levert in de berekeningen een grotere verdiencapaciteit op dan de in het regeerakkoord afgesproken plafond van 4,5 procent van de WOZ-waarde.

De introductie van inkomensafhankelijke huurverhogingen zorgt ervoor dat sociale verhuurders in 2017 tot 1,8 miljard extra aan huuropbrengsten kunnen realiseren, terwijl de jaarlijks oplopende heffing in het woonakkoord dan op 1,7 miljard euro is bepaald. In het regeerakkoord liep de heffing nog op tot bijna 2 miljard euro. In het woonakkoord zijn verder de inkomensafhankelijke huurverhogingen verlaagd.

De aanpassingen pakken volgens het CFV in vergelijking met het regeerakkoord ook gunstiger uit voor de solvabiliteit van de woningcorporaties.Bovendien hebben corporaties buiten de huurverhogingen meerdere verdienmogelijkheden. Zo levert een bevriezing van de bedrijfslasten een besparing van 300 miljoen euro op. Corporaties kunnen ook bezit verkopen. De regels daartoe worden binnenkort versoepeld. Verder profiteren corporaties van de tijdelijke verlaging van de BTW voor verbouwingen en het aangekondigde fonds voor energiebeparing.

De inkomensafhankelijke huurverhogingen worden voor ontvangers van huurtoeslag grotendeels gecompenseerd via de huurtoeslag. Voor 9 van de 10 huurtoeslagontvangers blijft de netto achteruitgang beperkt tot minder dan 0,1 procent. Bij hogere inkomens is het netto-effect groter.