Toespraak minister Timmermans - Van Hestelezing 10 december 2012

Toespraak van minister van Buitenlandse Zaken Timmermans tijdens de Van Hestelezing in Nijmegen op 10 december 2012.

Minister-president, dames en heren, excellenties, meneer de burgemeester, mensen van de universiteit, aanwezigen in de zaal,

Het is mij een groot genoegen om te mogen reageren op hetgeen minister-president Peeters heeft gezegd en er  vanuit Nederlands perspectief een aantal dingen aan toe te voegen.

Maar ik wil beginnen met een accolade aan meneer Van Heste, omdat ik heb hem altijd zo bewonderd heb om zijn studie over een schrijver die zowel voor meneer Dijkstra als voor mij ontzettend belangrijk is: Louis Paul Boon.

En ik wil u een kleine anekdote vertellen over een jongeman, ik zelf, in 1979.
Louis Paul Boon was juist overleden.
Ik was vanaf de 5e klas van de middelbare school enorm gegrepen door zijn werk.

Mijn hele politieke oriëntatie is ook mede vormgegeven door boeken als De Kappellekensbaan en Pieter Daens.

En toen dacht ik: ik moet toch maar naar Erembodegem gaan.

Ik had net mijn rijbewijs gehaald.

Ik was 18 jaar.

Ik heb mijn moeder gevraagd of ik haar auto mocht lenen.

Een feloranje Toyota Starlett.

Oranje was toen nogal een populaire kleur voor auto's.

U kunt het zich niet meer voorstellen.

En ik ben vanuit Heerlen naar Erembodegem gereden.

Ik heb in de straat van het huis van Louis Paul Boon geparkeerd.

En ik heb aangebeld.

Een oudere vrouw deed open.

Het was zijn weduwe.

Ik vertelde haar wie ik was.

Een scholier uit Heerlen.

Een groot bewonderaar van Louis Paul Boon.

"Wat komt u doen?"

"Ja, dat weet ik ook niet…"

"Kom binnen."

Ik mocht binnenkomen.

Er zat een man in de kamer met een grote, donkere bril.

Hij zat mij geamuseerd te bekijken.

Hij vroeg mij waarom ik dit deed en waarom die boeken voor mij zo belangrijk waren.

Het ging mij om de inhoud en om de taal.

De taal die toen revolutionair was.

De stijl.

De taal die heel dicht bij het gewone gesproken Vlaams van Aalst en omstreken lag.

Ik mag niet vergeten dat ik zijn erotisch werk ook heel interessant vond.

Maar zij vond dat geweldig interessant.

En die man die daar zat, begon mij ook uit te vragen.

Ik herkende die man niet.

Dat bleek Hugo Claus te zijn.

Ik had bij toeval die andere grote Vlaamse schrijver mogen ontmoeten.

Van Louis Paul Boon is bekend dat hij zei: "Ik had al een hekel aan Hollandermoppen en Belgenmoppen voordat ze zijn uitgevonden."

Maar hij voegde er wel aan toe: Nederlanders, dat zijn Britten die rechts rijden.

En van Vlamingen zei hij:
Ze moeten altijd drie keer lachen om een mop.
Als je 'm vertelt.
Als je 'm uitlegt.
En als ze 'm begrepen hebben.

Dus Louis Paul Boon was niet vies van een aantal stereotypen over en weer.

Ik zat vorige week bij Pauw en Witteman en er kwam een lijstje langs van neologismen die wellicht in het woordenboek komen.

Er staan woorden als Facebookmoord, Grexit, voetbalvrouwing, inbrekersrisico, mamaporno en Project-X-feest.

Op het Vlaamse lijstje staan woorden als anti-coalitie, fantoombevoegdheid, frietchinees, sinterklaasregering, turtelhuisje en bankentestament.

Het grappige is dat Vlamingen niet begrijpen wat de Nederlandse woorden betekenen en dat Nederlanders niet begrijpen wat de Vlaamse woorden betekenen.

En dat noem ik maar als illustratie dat we twee volkeren zijn, gescheiden door een gemeenschappelijke taal.

Dat ontleen ik aan iemand anders, George Bernard Shaw, die dat zei over de Amerikanen en de Engelsen.

Maar ik heb als kind in Vlaanderen gewoond.

In Sint-Stevens-Woluwe bij Brussel.

In die jaren hadden we heel weinig televisie. We hadden twee kanalen. Nederlands en de BRT.

We keken over de grens naar elkaars televisie en volgden elkaars ontwikkeling.

Er was toch iets meer van een gemeenschappelijke demos.

En ik moet nu vaststellen dat er tussen Nederland en Vlaanderen eigenlijk geen gemeenschappelijke demos meer is.

Het verschil in beleving van culturen.

Het is niet voor niks dat iets dat vroeger ondenkbaar was, nu gewoon is.

Vlaamse programma's op de Nederlandse televisie worden ondertiteld.

En andersom ook.

Dus het is heel interessant dat we misschien wel door de komst van de vele kanalen van de commerciële televisie, waardoor we eerst langs twintig Nederlandse kanalen moeten zappen, willen we uitkomen bij een Vlaams kanaal, dat dit, net als het onderwijs en andere krachten heeft geleid tot centrifugale krachten.

In Nederland en misschien ook wel in Vlaanderen.

Ik ben Limburger en ik denk dat West-Limburgers - of meestal worden die aangeduid als Belgisch-Limburgers - dat die vandaag meer verschillen van Oost-Limburgers - of Nederlands-Limburgers - dan vijftig jaar geleden.

Aan de grens is dat verschil groter geworden.

Dat is een hele bijzondere uitdaging in deze tijd van Europeanisering.

Want Europa is een project dat aan de ene kant de harten niet meer sneller doet kloppen.

Maar aan de andere kant voor de sociale, economische en ik denk ook politieke ontwikkeling van ons continent van cruciaal belang is.

We hebben deze week gezien dat op het moment dat een regering valt in Italië, de rentespread van Spanje meteen verslechtert.

En ik hoorde vandaag ook mijn Portugese collega, ik was in Brussel voor een raad, die ging naar mijn Italiaanse collega Terzi toe en zei: blijf in godsnaam zitten.

Niet omdat hij zo gehecht is aan de Italiaanse regering, maar omdat hij weet dat op het moment dat er politieke onrust is in Italië, dit meteen effect heeft op de sociaaleconomische situatie in Portugal.

En ertoe kan leiden dat Portugal de hervorming misschien niet vol kan houden.

Of extra zal moeten bezuinigen.

Dat is de Europese lotsverbondenheid.

Deze paradox, daar wil ik het over hebben vandaag.

Dat we aan de ene kant als volkeren eigenlijk steeds vaker met elkaar een cultuur, een demos en een publieke ruimte delen.

Eigenlijk minder weten van onze buren dan in het verleden.

En dat geldt voor onze buren precies zo.

Maar tegelijkertijd dat we in sociaaleconomisch opzicht, in politiek opzicht, meer afhankelijk van elkaar zijn dan ooit tevoren.

En daar zit volgens mij een hele grote spanning in onze samenleving.

Men voelt de onderlinge afhankelijkheid.

Maar men beleeft deze niet.

Omdat men erg op het eigen land en het eigen volk gericht is.

Vandaag heeft de Europese Unie de Nobelprijs gekregen.

Daar valt veel over te zeggen.

Ook dingen die misschien in de categorie vallen: hebben we dat nou nodig?

Ik vind van wel.

Ik ben opgegroeid in heel Europa.

Maar mijn ouders komen uit Limburg.

Mijn grootvaders waren alle twee mijnwerkers.

Mijn overgrootvader van moeders kant ook.

Die had, zoals toen gebruikelijk was in die tijd, u kunt er Louis Paul Boon op nalezen, zelden vast werk.

Dus als hij in Heerlen in de mijn niet terechtkon, dan liep hij met zijn collega's naar Kohlscheid of Herzogenrath om in een Duitse mijn te werken.

Die mensen hadden geen paspoort.

Die mensen werden niet aan de grens tegengehouden.

Die mensen spraken onder in de mijn dezelfde regionale taal.

Of ze nou in Limburg werkten of in Duitsland.

En dat gold ook iets later in Waterschei of elders aan de Belgische of Vlaamse kant.

Later in 1940 is de inval.

Twee of drie jaar later, mijn moeder weet zich dat nog te herinneren, staat zij met mijn grootouders, die altijd goede vrienden waren met de Duitse buren, op de Heerlerbaan uit de kijken over Duitsland.

En in de verte 's avonds laat, is de hele hemel brandrood.  

Want Aken brandt.

Aken brandt, omdat de Britse luchtmacht Aken helemaal had platgebombardeerd.

En mijn moeder kon mij vele jaren later nog vertellen: wij stonden te juichen.

Dus op het moment dat de mensen en de kinderen, waarmee mijn grootouders schouder aan schouder in de mijn gewerkt hadden, op het moment dat die levend verbrand werden, staan de mensen aan de andere kant, die het gevoel hebben dat hun vrijheid is vertrapt door de Duitsers, staan te juichen.

Dames en heren, dat is ook Europa.

Wij zijn als Europeanen in staat tot onvoorstelbaar veel goeds, maar ook in staat tot onvoorstelbaar veel haat.

Mits we daartoe worden geprovoceerd of uitgedaagd.

Dat is ook onderdeel onze geschiedenis.

Dat is onderdeel van ons DNA als mensen.

Dat is onderdeel van iets wat we altijd moeten bestrijden.

Wat nooit vanzelf weggaat.

De illusie dat wij immuun zijn voor dat soort gevoelens.

Die illusie zouden we toch op z'n minst met de oorlog op de Balkan kwijt zijn geraakt, of niet?

En dus hebben we ook de verplichting ten opzichte van onszelf en toekomstige generaties de Europese integratie ook vanwege dit puur menselijke aspect van, mag ik het wat gedragen zeggen, van die duivel in ons allen, daarom alleen al is de Europese integratie voor toekomstige generaties heel belangrijk.

De crisis in de Europese integratie, dat speelt ook in Vlaanderen, dat speelt ook in Nederland, heeft ook heel veel te maken met de crisis in onze verzorgingsstaat.

Met het verlopen zijn van het sociaal contract waarop iedere verzorgingsstaat is gebaseerd.

We hebben het in Nederland onlangs gezien in de discussie rond de zorgpremie.

Maar er zijn talloze voorbeelden van.

Je ziet het in België ook soms in de communautaire discussie voorkomen.

Ieder solidair systeem is gebouwd op een vorm van eigenbelang.

Ik betaal aan een verzorgingsstaat omdat dat helpt om mensen die het minder hebben naar boven te trekken.

Ik doe dat niet alleen omdat ik daarmee grotere sociale rust krijg, minder criminaliteit en een beter vooruitzicht voor iedereen; uit morele overtuiging.

Maar ook uit eigenbelang.

Ook in de verwachting dat ik zelf nog meer zal stijgen door de verzorgingsstaat.

Dat sociaal contract, dat werkt in Europa niet meer.

We gaan nu een zeer lange periode van zeer lage economische groei tegenmoet.

En zeer veel mensen in Europa hebben het gevoel dat ze wel betalen aan de verzorgingsstaat, maar het enige dat ze er maximaal voor kunnen krijgen vertraging van hun eigen sociale achteruitgang is.

Niet meer een sociale verbetering.

Als u deze premisse aanvaardt, dan wordt opeens veel duidelijker dat hetgeen zich binnen die verzorgingsstaat afspeelt, ook geprojecteerd wordt op de rest van Europa.

Dan wordt het doodeenvoudig om aan Nederlanders en Duitsers en Vlamingen te vertellen: wij moeten betalen.

Wij hebben minder zorg, omdat we moeten betalen voor die luie Grieken die op hun 45e met pensioen gaan met een fles ouzo op het strand om van onze centen vakantie te gaan vieren.

Dat verhaal zou niet geloofd worden, ook niet intuïtief, als men niet al een twijfel had aan het sociale contract binnen de eigen gemeenschap.

Het sluit aan bij een gevoel van onrust en onzekerheid dat men binnen een land heeft.

Wat heeft dit nu allemaal met Europa en Nederland en Vlaanderen te maken?

Alles, dames en heren, is mijn stellige overtuiging.

Alles.

De beroemde socioloog Geert Hofstede heeft eens een analyse gemaakt van waardenpatronen van Europeanen.

En uit die analyse kwam naar voren dat Nederlanders heel veel waarden delen met Scandinavische Europeanen. Ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar intuïtief zeg ik u dat het volgens mij niet meer klopt.

Ik denk dat Nederlanders op de keper beschouwd …
als je kijkt naar hun waardenpatroon
hoe willen ze leven
hoe is de verhouding met andere mensen
hoe zien ze de verhouding tussen hen en de staat
hoe zien ze verhoudingen tussen generaties
tussen geslachten
tussen bevolkingsgroepen
et cetera…
dan vermoed ik, en ik hoop dat het goed wordt onderzocht, dat we het meeste lijken op Vlamingen en op mensen in het Westen van Duitsland.

En dat is voor mij een onvoorstelbaar belangrijk gegeven.
Omdat die waarden die wij delen altijd, in politieke zin, de enige basis kunnen zijn waarop je het sociaal contract kunt sluiten.

En het sluiten van een nieuw sociaal contract is binnen de Nederlandse en de Europese samenleving denk ik heel erg nodig in de komende jaren.

En dan kan je maar beter beginnen met je buren en je bondgenoten die grosso modo dezelfde waarden delen.

U weet, er is in Nederland af en toe een oprisping dat men zegt: ach, Vlaanderen kan er wel bij.

Die pakken we mee.

Ik ben nog nooit een Vlaming tegengekomen die omgekeerd hetzelfde vond.

Ja, je hebt zijn verstokte Orangisten in Vlaanderen, die zal je zeker nog wel vinden.

Maar het grappige is dat zodra Nederlanders iets meer van Vlaanderen weten - en het zou goed zijn als Nederlanders iets meer van Vlaanderen zouden weten - ze erachter komen dat het mooiste tussen onze twee volkeren juist de verschillen zijn.

En die kunnen we makkelijker vieren omdat we toch voor een groot deel een taal delen.

En mijn oproep is dus ook aan u, vier de verschillen tussen ons.

Omdat juist die verschillen ons helpen de overeenkomsten te ontdekken.

Via de verschillen word je uitgenodigd het leven door de ogen van een ander te zien.

En kan je ook zien hoe die ander jouw waarden deelt.

Wat betekent dit nou allemaal concreet voor de toekomst van de Europese integratie?

Heel simpel.

In Vlaanderen zal men veel makkelijker dan in Nederland praten over een federaal Europa.

Herman van Rompuy schrijft er ook heel makkelijk over.

En dan bedoel ik heel makkelijk omdat het veel meer aansluit bij de Vlaamse of Belgische belevingswereld waar men heeft leren denken in lagen van bevoegdheden.

Wij Nederlanders leven zo'n beetje in het meest gecentraliseerde land van Europa.

Wij hebben moeite met te denken in federale termen.

Dat gieten wij meteen in: oei, ik raak bevoegdheden kwijt.

En niet in termen van: we organiseren het daar waar het de meeste schaalvoordelen oplevert.

Dus dat is al een verschil tussen ons.

Dat zal in de Nederland in de discussie ook zo blijven.

Overigens ik zit al de hele tijd te denken, omdat al een aantal keren een socialist is geciteerd, ik moet een christendemocraat uit Vlaanderen zien te vinden.

Het enige dat bij mij opkomt is een beetje een vreemd citaat, maar wel toepasselijk voor de thematiek.

Van een Vlaamse christendemocraat, ik zal zijn naam niet noemen, die eens een keer nogal schertsend tegen mij zei: buiten mijn partijvrienden heb ik geen vijanden.

Dus als Herman van Rompuy schrijft over het federale einddoel van Europa, dan is dat iets wat misschien aansluit bij de Vlaamse demos, bij het publiek debat.

Maar juist in het Nederlandse publiek debat mensen kopschuw maakt, want daar zeggen ze: dat willen we helemaal niet, want we willen zelf controle houden over ons leven.

Dus de schijnbare tegenstelling tussen iets op een Europees niveau regelen en controle houden, die moet eruit.

Het is juist zo dat als je op sommige ontwikkelingen in ons leven nog überhaupt controle wil hebben, je het Europees zal moeten regelen.

En waar moet het mee beginnen?

Heel simpel, voor Nederland moeten we beginnen met de vervolmaking van de Economische Monetaire Unie.

Dat hebben we laten liggen in Maastricht.

Dat hebben we laten liggen in Amsterdam.

En dat hebben we laten liggen in Lissabon.

Dat moet nog steeds worden opgelost.

Dat begint met hardere afspraken hoe je inderdaad met je begroting omgaat.

Ik zou niet zover willen gaan om per se  te eisen dat je nooit een begrotingstekort mag hebben.

Maar wel gezonde overheidsfinanciën.

Gekoppeld aan een gezonde investeringsagenda.

Gekoppeld aan het terugdringen van de staatsschuld.

Gekoppeld aan economische hervormingsprogramma's die de economie dynamiseren.

Ik denk dat dit zaken zijn die, op nationale schaal alleen georganiseerd, zelfs als je het perfect nationaal organiseert, zal je daar geen resultaten mee boeken als je buren het niet doen.

Dus de EMU vervolmaken is volgens mij in de komende jaren de allerbelangrijkste klus die wij als Europeanen te klaren hebben.

Betekent dit dat alles gelijkgeschakeld moet worden?

Nee, natuurlijk niet.

Een vorm van fiscale concurrentie tussen ons zal altijd gezond zijn. Ik vind het een gezonde zaak dat we ook met Vlaanderen concurreren op vestigingsklimaat.

Daar is niks mis mee.

Dat houdt ons alle twee scherp.

Af en toe kunnen we ook juist elkaars sterkte opzoeken.

Ik ben een groot fan van Brainport 2020, tussen Eindhoven, Leuven en Aken.

In die driehoek, dat wordt de meest competitieve ruimte in de hele Europese Unie.

Dat is het al, als je van Eindhoven uitgaat, maar Leuven trekken we er wel bij.

Dus we zorgen wel voor geld voor dit meest competitieve deel van Europa.

Dat moeten we verstevigen.

We moeten de grenzen wegpoetsen,

Dat is onze taak als politici.

Daar moeten mijn collega Kris Peeters en ik nog heel veel werk voor verzetten de komende jaren.

Maar dat moeten we de burgers laten zien als prestaties van Europa en grensoverschrijdende zaken.

Als Ford Genk dichtgaat.

Wat nu gebeurd is.

Wat een tragedie is voor Vlaanderen en voor Limburg.

Dan moeten we niet wie dan ook verwijten dat dit weer een communautair spelletje is tussen Franstaligen en Vlamingen.

Nee, dan moeten we samen proberen om de gevolgen voor de mensen die dit raakt zoveel mogelijk te mitigeren.

En daarom is het goed dat we over de grenzen heenkijken.

Of de mensen die bij Ford werkloos worden bij Nedcar aan de slag kunnen als daar meer arbeidskrachten nodig zijn.

Daarom is het goed te kijken of deze geschoolde mensen niet in die driehoek Eindhoven- Leuven-Aken aan de slag kunnen bij bedrijven die zitten te springen om vakkennis en mensen die bereid zijn hard te werken voor hun toekomst.

U ziet Nederlanders zijn meestal iets minder bezig met federale structuren maar misschien iets meer bezig met hele praktische dingen.

Hoewel we dat zeer met elkaar gemeen hebben.

Alle gesprekken die ik met Vlaamse collega’s heb, te beginnen met collega Peeters, gaan uit van hele praktische oplossingen voor praktische problemen.

En zo wil ik de komende jaren ook vanuit Nederland in Vlaanderen opereren.

Samenwerken waar het maar enigszins kan.

De kennis over elkaar vergroten.

Het verschil tussen elkaar veel meer vieren.

Veel meer culturele samenwerking.

Daar ben ik een groot voorstander van.

We hebben een aantal jaren geleden ook een gemeenschappelijke culturele manifestatie in Hongarije georganiseerd.

Dat was een doorslaand succes.

Waar de moderne kunst uit Vlaanderen en de moderne kunst uit Nederland zichtbaar elkaar aanvulden.

En voor een Hongaars publiek heel veel interessants te melden had.

Tot slot nog een opmerking.

Ik geloof dat in de speech van Herman van Rompuy van vandaag een citaat van Herodotos stond.

Dat sprak mij ontzettend aan.

In tijden van vrede begraven zonen hun vaders.

In tijden van oorlog begraven vaders hun zonen.

En dat is precies de kern van het verschil tussen vooruitgang en achteruitgang.

Een samenleving waar vaders hun zonen begraven is een samenleving die achteruit gaat en meer ellende te zien zal geven.

Het voorkomen op dit continent, dat vaders hun zonen ooit nog moeten begraven is en blijft ons allergrootste doel.

Dank u zeer.