Sport- en Spelweekend Nabestaanden Geweldsslachtoffers

Toespraak door staatssecretaris Teeven tgv Sport- en Spelweekend Nabestaanden Geweldsslachtoffers. Westerveld, Buitencentrum Wilhelminaoord, 24 juni 2012.

Dames en heren,

Goed hier te zijn, op dit schitterende complex Wilhelminaoord, in de Drentse bossen. U bent hier al twee dagen sportief bezig. Voor mij is dit Sport- en Spelweekend eigenlijk pas net begonnen – en dan nog niet eens echt sportief, maar met een uitgebreide brunch

Toch heb ik het gevoel er al meteen helemaal middenin te zitten. Ik heb de indruk dat dit inmiddels al bijna traditionele weekend, georganiseerd door de lotgenotenorganisatie Aandacht Doet Spreken, uitstekend aan zijn doel beantwoordt. U bent hier, in deze prachtige omgeving, bijeen met lotgenoten. Mensen die min of meer vergelijkbare, afschuwelijke ervaringen hebben meegemaakt. Mensen die uw verhaal herkennen en begrijpen, zoals u dat van hen herkent en begrijpt. U hebt steun aan elkaar, wisselt woorden uit van troost en begrip, maar ook praktische raadgevingen of andere suggesties, die kunnen helpen het u aangedane, onvoorstelbare leed te verzachten. En dit alles dan in de context van een ontspannen, sportieve ambiance, die u enerzijds zal helpen uw zinnen te verzetten. En die er anderzijds toe bijdraagt dat het ijs wat sneller breekt, waardoor u eerder, en op een ongedwongen wijze, met elkaar in contact komt.

Een prima initiatief dus van Aandacht Doet Spreken, dat ik dan ook van harte ondersteun. Zoals ik wel meer activiteiten van ADS toejuich. Zoals u weet, heb ik als Staatssecretaris van Veiligheid & Justitie slachtofferbeleid in mijn portefeuille. Maar het is méér dan dat: het lot van slachtoffers gaat mij ook persoonlijk zeer aan het hart. Ook in mijn voormalige functie als officier van justitie heb ik veel met slachtoffers en nabestaanden, gesproken. Het zijn vaak schrijnende – om niet te zeggen hartverscheurende – verhalen die je dan te horen krijgt. Afijn, dat hoef ik u niet te vertellen; daar weet u alles van. 

Mijn ambitie om iets voor slachtoffers of hun nabestaanden te betekenen, om hun positie in het strafproces te versterken, dateert uit die tijd. Als Tweede Kamerlid heb ik me daar al behoorlijk voor ingespannen; als staatssecretaris ben ik in de gelegenheid om ook daadwerkelijk dingen te veranderen. En ik moet zeggen: op dit punt heb ik altijd veel steun ondervonden van lotgenotenorganisaties als ADS. Mede op hun initiatief is er veel in gang gezet, waardoor de positie van slachtoffers daadwerkelijk is verbeterd.

Een belangrijke mijlpaal was natuurlijk de Wet versterking positie slachtoffers, die sinds 1 januari 2011 van kracht is. Daarmee heeft het slachtoffer voor het eerst een wettelijke plaats gekregen in het strafproces. Essentiële rechten van slachtoffers zijn nu in de wet verankerd. Denk maar aan het recht op informatie en een correcte bejegening. Ook zijn de mogelijkheden verruimd voor schadeverhaal via het strafproces. We kennen een voorschotregeling voor slachtoffers en er is een landelijk dekkend netwerk van slachtofferloketten, waardoor elk slachtoffer nu binnen zijn of haar eigen regio terecht kan voor goede, professionele hulp en advisering. 

Op al die terreinen hebben we de afgelopen periode al veel bereikt, maar vooral in de uitvoering valt nog een flinke slag te maken. Zo kunnen de werkprocessen – op onderdelen - nog beter en is de afstemming tussen de verschillende schakels in de strafrechtketen – politie, Openbaar Ministerie, reclassering, de justitiële inrichtingen, slachtofferhulp - nog niet overal optimaal. Mensen denken vaak nog te zeer vanuit de eigen organisatie en te weinig vanuit de positie van slachtoffers. De belangrijkste uitdaging voor de komende jaren is dan ook om datgene wat we moeten doen, wat nu in de wet is vastgelegd, ook echt goed te doen.

Waar we al een behoorlijke slag hebben gemaakt, zeer tot mijn genoegen, is de correcte bejegening van slachtoffers. Ik ben daar vooral zo blij mee, omdat het toch niet minder dan een “cultuuromslag” betekent. Maar politie, Openbaar Ministerie en de rechtspraak hebben die zeer voortvarend opgepakt. Zo hebben de rechtbanken bijvoorbeeld een “modelregeling” opgesteld voor de correcte ontvangst van slachtoffers en voor een eigen plek in de rechtszaal.

En dan het spreekrecht voor slachtoffers. U weet, dat is een verworvenheid die al enkele jaren bestaat en waar slachtoffers, of hun nabestaanden, regelmatig - en vaak met positieve gevolgen - gebruik van maken. Het wetsvoorstel om te komen tot uitbreiding van het spreekrecht, is eind mei door de Tweede Kamer aangenomen. Als, naar verwachting, binnenkort ook de Eerste Kamer akkoord gaat, kunnen slachtoffers die fysiek of geestelijk niet in staat zijn om in de rechtszaal het woord te voeren - zoals jonge kinderen - zich straks laten vertegenwoordigen door een ander. Is het slachtoffer overleden, dan krijgen meerdere nabestaanden de mogelijkheid om op de zitting te spreken.

Een ander wetsvoorstel regelt het zogeheten “conservatoir beslag”. Dat biedt het OM straks de mogelijkheid om al in een vroeg stadium van het strafproces beslag te leggen op geld en goederen van de verdachte. Dit om te voorkomen dat tegen de tijd dat het slachtoffer recht blijkt te hebben op een schadevergoeding, er van een “kale kip” niks meer te plukken valt. Dit wetsvoorstel heb ik onlangs, op 1 juni, aan de Tweede Kamer aangeboden.

Ook op Europees niveau gaan de ontwikkelingen door. Immers, niet alleen in Nederland krijgen slachtoffers en nabestaanden een steeds sterkere positie en betere ondersteuning, dit is ook een Europese ontwikkeling. Zo werken we op dit moment aan een Europees “beschermingsbevel”. U weet, als een slachtoffer wordt gestalkt, bedreigd of geïntimideerd, kan een lidstaat maatregelen nemen om die persoon te beschermen. Maar als die persoon verhuisde naar een ander EU-land, kwam die bescherming te vervallen, ook als het gevaar nog niet was geweken. Als het Europese beschermingsbevel van kracht is, kan het land waarnaar het slachtoffer verhuist, die bescherming overnemen. 

Dames en heren, zoals ik daarnet al zei: bij al deze voor het slachtoffer positieve ontwikkelingen spelen de bijdragen van lotgenotenorganisaties – gebaseerd op eigen ervaringen – een belangrijke rol. En die inbreng gaat door. Zo ben ik op dit moment bijvoorbeeld bezig met jeugdzorg, om te komen tot goede, landelijke afspraken over de vraag hoe we omgaan met kinderen van – in de meeste gevallen – een vader, die gedetineerd zit vanwege de moord op hun moeder. Het belang van het kind staat daarbij altijd voorop. Dat kan betekenen dat een kind, of die kinderen, niet op bezoek hoeven bij die vader, maar afhankelijk van omstandigheden, karakter, etecetera, soms toch weer wel. Ik wil dat daarover meer duidelijkheid komt en meer uniformiteit.  

Dit onderwerp is mede op de agenda gekomen, dank zij de aandacht die lotgenotenorganisatie Aandacht Doet Spreken, ervoor heeft gevraagd. Dat waardeer ik zeer! Ik wil u dan ook van harte bedanken voor deze goede en vruchtbare samenwerking. Het heeft iets paradoxaals: u bent allemaal lid van een vereniging waar u eigenlijk nooit lid van had willen worden. Het lot, wrang en onvoorspelbaar, bracht u samen. Des te meer waardeer ik het dat u elkaar troost en steun biedt. En dat u tegelijkertijd ook een waardevolle bijdrage levert aan het beleid om toekomstige slachtoffers en nabestaanden – we doen er uiteraard alles aan om die te voorkomen, maar een absolute garantie kunnen we helaas niet geven - zo goed mogelijk te ondersteunen.

Daarbij zijn – zoals ik liet zien – mooie, concrete resultaten geboekt en daarnaast is er ook veel in gang gezet met het oog op de komende jaren. Ik sluit hier dan ook af met de hoop uit te spreken dat u uw inbreng in de toekomst blijven leveren – tot verdere verbetering van de positie van slachtoffers en nabestaanden.