Arbeidsmigranten uit de Europese Unie belangrijkste immigratiestroom

Werk is sinds de openstelling van de arbeidsmarkt voor inwoners uit Midden- en Oost-Europese lidstaten de belangrijkste reden voor niet-Nederlandse migranten om naar Nederland te komen. Dat blijkt uit het onderzoek 'De Nederlandse Migratiekaart' dat minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) vandaag aanbiedt aan de Tweede Kamer. In het onderzoek dat is uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum (WODC) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) worden trends en achtergronden van migratie naar Nederland in kaart gebracht.

Beleidsreactie minister Leers

Minister Leers spreekt op basis van het rapport de verwachting uit dat door selectiever op te treden bij de toelating van migranten de nadelige gevolgen van migratie voor de samenleving zullen verminderen. Hij onderschrijft daarnaast de conclusie van het onderzoek dat de strengere eisen aan gezinsmigranten effect hebben op de instroom van kansarme migranten en wijst op een aantal voorgenomen maatregelen van het kabinet die beogen om deze doelstelling te realiseren.

Onderzoeksresultaten

  • Arbeidsmigratie is sinds 2007 het belangrijkste migratiemotief voor niet-Nederlanders om naar Nederland te komen. Bijna 80 procent van de arbeidsmigranten komt uit de EU, 1 op de 10 arbeidsmigranten is afkomstig uit Azië.
  • Het aantal buitenlandse studenten in het Nederlands hoger onderwijs is de afgelopen jaren toegenomen van 28 duizend in studiejaar 2004/2005 tot 47 duizend in 2009/2010. Deze stijging komt met name door het toegenomen aantal Duitse studenten en studenten uit China, België, Indonesië en – sinds de toetreding tot de EU – ook uit Bulgarije. 
  • Het aantal gezinsmigranten lag in de jaren 2004 t/m 2006 fors lager dan in de jaren daarvoor, vermoedelijk een gevolg van de in november 2004 in werking getreden beleidsmaatregelen die tot doel hadden de gezinsmigratie te beperken. Door een stijging van het aantal gezinsmigranten uit Oost-Europa en uit landen waar relatief veel asiel- en kennismigranten vandaan komen, neemt het aantal gezinsmigranten dat naar Nederland komt na 2007 weer toe.
  • Het aantal eerste asielverzoeken in Nederland is in eerste jaren van dit millennium zeer sterk gedaald. Werden in het jaar 2000 nog bijna 39 duizend eerste verzoeken ingediend, in 2004 was dit gedaald tot iets meer dan zesduizend. Na 2004 is het aantal eerste asielverzoeken weer langzaam toegenomen tot vijftienduizend in 2009. Daarna daalde dit aantal tot iets meer dan dertienduizend in 2010 en rond de elf-en-een-halfduizend in het afgelopen jaar.
  • Na een scherpe daling in de immigratie-aantallen uit de Nederlandse Antillen en Aruba in de eerste jaren van dit millennium is de immigratie sinds 2005 licht toegenomen. Tegelijkertijd nam de emigratie af zodat sinds enige jaren weer sprake is van een immigratie-overschot uit de Antillen en Aruba. Het migratieverkeer tussen Nederland en de voormalige koloniën Indonesië en Suriname ligt al jaren op een laag niveau. Voor beide landen houden immigratie en emigratie elkaar vrijwel in evenwicht.
  • Illegale migranten zijn per definitie niet of nauwelijks te traceren in de officiële statistieken. Het aantal van bijna 100 duizend illegale vreemdelingen dat in deze publicatie wordt gepresenteerd, is een schatting voor 2009. Eerdere schattingen gingen uit van hogere aantallen. De uitbreiding van de Europese Unie in 2004 en 2007 vormt een belangrijke verklaring voor de daling van de geschatte aantallen.

Het rapport is te downloaden op de website van het WODC. Een artikel van het CBS over de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek is te vinden op de website van het CBS.