Symposium zorgplicht en financieel toezicht rechtbank in Rotterdam

Toespraak van minister De Jager op het symposium zorgplicht en financieel toezicht rechtbank in Rotterdam.

Dames en heren,

U kent hem ongetwijfeld allemaal: de Gulden Regel, al noemt u hem misschien niet zo. Hij duikt in bijna elke godsdienst en cultuur op. De oude Grieken kenden hem al. Het is een van de uitspraken die Confucius ongeveer 2500 jaar geleden deed. En in het jodendom figureert hij in het boek Leviticus. Een christelijke variant is te vinden in de evangeliën van Mattheüs en Lukas.

De Gulden Regel luidt: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ En hoe oud ook, in al zijn eenvoud is hij als kern van de menselijke moraal onovertroffen. Toch dwalen we er telkens weer vanaf.

Als u het mij vraagt, zijn de schendingen van de zorgplicht in de afgelopen jaren daar een voorbeeld van.

Het is tijd voor een cultuuromslag. Voor een moreel reveil, om het chic te zeggen. Ik zal straks bepleiten dat het nog niet zo gek is om de Gulden Regel daarbij in gedachten te houden.

Maar eerst wil ik graag iets zeggen over de bundel Zorgplicht en financieel toezicht net gepresenteerd door de rechtbank. Ik heb die bundel al mogen inzien en heb grote waardering voor wat de samenstellers en de auteurs hebben gepresteerd. De bundel is geen handboek, zoals de samenstellers zelf benadrukken. Maar je zou zeggen van wel, want er is werkelijk geen aspect van het begrip ‘zorgplicht’ dat de auteurs niet tegen het licht hebben gehouden. Bovendien houden ze het niet alleen breed, ze gaan ook nog eens de diepte in. Ze leggen de zorgplicht in hun bijdragen onder de loep én ontleden hem.

Dat is hard nodig, net als de bijdragen van de sprekers van vandaag. We moeten samen grondig over de zorgplicht nadenken en hem op de agenda blijven houden. Daarmee voorkomen we zulke desastreuze gebeurtenissen als we de afgelopen jaren hebben gezien. Ik hoef alleen maar ‘aandelenlease’, ‘beleggingsverzekeringen’, ‘DSB’, ‘overkreditering’ en ‘woekerpolissen’ te zeggen en u weet genoeg. Wie aan zulke affaires denkt, vraagt zich af hoe het zover heeft kunnen komen. Ik heb daar wel een verklaring voor. Het heeft ook iets te maken met de aard van die sector zelf en met de zogeheten productgedreven verkoop. Dat wil zeggen dat financiële instellingen zo veel mogelijk producten willen verkopen tegen een zo hoog mogelijke winstmarge.

Als ik mijn buurman probeer uit te leggen wat daar het probleem van is, maak ik altijd de vergelijking met een bakker. Een bakker die zo veel mogelijk brood tegen een zo hoog mogelijke prijs wil verkopen, gaat het niet redden. Tenminste, zolang hij geen rekening houdt met de buurtsuper en zijn collega’s een paar straten verderop. Want is zijn brood het lekkerst, dan zullen zijn klanten die hoge prijs misschien wel willen betalen. Maar bevallen zijn spullen hun na één keer proeven niet, dan gaan ze naar een ander. Of ze kiezen wél voor minder lekker, maar dan willen ze het voor minder geld. Bij gewone producten, zoals brood, werkt productgedreven verkoop dus niet. Als bakker moet je rekening houden met je concurrenten en je voortdurend om je klanten bekommeren. Bij financiële producten hoefde dat tot voor kort niet. En dat komt door de fundamenteel andere aard van die producten. Allereerst kun je als consument de kwaliteit van een financieel product nauwelijks beoordelen.

En valt het achteraf toch tegen, dan kun je niet zomaar op iets anders overstappen. Moet je doorbijten, dan is een niet zo lekker bolletje van de bakker zo op. Maar een persoonlijke lening aflossen duurt jaren. En de looptijd van een hypotheek bedraagt doorgaans dertig jaar.

De combinatie van productgedreven verkoop en de complexe aard en lange looptijd van financiële producten heeft de affaires mede veroorzaakt die ik daarnet noemde. Dat moeten we niet nog eens laten gebeuren. Daarom moet niet langer het belang van de aanbieder voorop staan, maar dat van de klant. Dat bedoel ik met die cultuuromslag, met dat morele reveil, dat zich het eenvoudigst laat omschrijven als klantgericht denken. Mijn variant van de Gulden Regel luidt daarom: bedien uw klant zoals u zelf bediend zou willen worden.

Laat ik beginnen bij de adviseurs en de bemiddelaars. Die moeten voor hun klánten gaan werken, en niet langer voor aanbieders van financiële producten. Daarom komt er per 1 januari 2013 een provisieverbod. Dat zal gaan gelden voor complexe financiële producten en voor inkomensverzekeringen, zoals arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor ondernemers. Ook bepaalde adviezen aan beleggers vallen eronder. Omdat ik nog aan het verbod werk, heb ik alvast een paar zaken geregeld. Zo mogen bemiddelaars en adviseurs niet langer excessieve beloningen bij hun klanten in rekening brengen. Ook mogen verzekeringsagenten geen bonus krijgen als ze namens een klant een schadeverzekering afsluiten, maar alleen een afsluitprovisie en een doorlopende provisie
zolang de klant zijn verzekering verlengt.

Maar uiteraard moet de cultuuromslag beginnen aan de bron zelf, dus bij de aanbieders. Zij bedenken die producten en kennen ze dus het best. Het is daarom volstrekt logisch dat het klantgerichte denken dáár moet beginnen.

Voor aanbieders moet een welomschreven productontwikkelingsproces gaan gelden dat verschillende aspecten van het klantbelang verankert. Allereerst moet de behoefte van de doelgroep dienen als uitgangspunt voor de ontwikkeling van het product. Daarnaast moet de aanbieder de werking en de eventuele risico’s ervan goed aan de doelgroep kunnen uitleggen en moet het product doen wat het belooft. Gerichte distributie is een derde vereiste. Dat betekent bijvoorbeeld dat risicovolle beleggingsproducten met kans op een restschuld nooit terecht mogen komen bij mensen die nauwelijks financiële buffers hebben. Maatwerk, en niet winst op korte termijn, moet het uitgangspunt worden van financiële dienstverlening. Uiteindelijk is dat niet alleen het beste voor de klant, maar ook voor de aanbieder zelf, en dus voor de hele sector. Want bij financiële dienstverlening draait het om vertrouwen. Een bank die zijn klant goed helpt, ziet die klant gegarandeerd weer terug.

Financiële instellingen moeten met de zorgplicht omgaan zoals de overheid dat doet met de beginselen voor behoorlijk bestuur. Noem het een ethische code, de Gulden Regel of voor mijn part de normen en waarden van de sector.

Twee medewerkers aan de zorgplichtbundel, Arthur Hartmann van de Erasmus Universiteit en advocaat Bart Keupink, merken in dat verband in hun bijdrage op dat ‘zorgplicht’ een containerbegrip is geworden waar je van alles onder kan schuiven. Ik vind zo’n ruime, generieke zorgplicht, om hem zo maar eens te noemen, zo gek nog niet.

Ik wil laten uitzoeken of een generieke zorgplicht een goede aanvulling is op maatregelen als productontwikkelingscodes en provisieverboden. Ik denk dan aan een zorgplicht die naadloos aansluit bij soortgelijke normen uit het Burgerlijk Wetboek, waarmee voor iedereen de bedoeling van de wet duidelijk wordt. De toepassing zie ik vooral bij nieuwe marktverschijnselen die buiten het bereik van bestaande regelgeving vallen.

Doen zich in de toekomst evident onbillijke praktijken voor die geen wet verbiedt, dan voorkomt een generieke zorgplicht alvast misstanden. Daarna kunnen we alsnog specifieke regels uitwerken. Het idee is zeker nog niet uitgekristalliseerd, maar op het ministerie van Financiën vinden we het interessant genoeg om de voors en tegens in kaart te brengen.

Dames en heren,

Onderzoek heeft uitgewezen dat moreel besef is aangeboren. Dat roept de vraag op waar de oorsprong ervan te vinden is. De beroemde Nederlands-Amerikaanse primatendeskundige Frans de Waal heeft een antwoord op die vraag. Hij heeft aangetoond dat moreel besef ook bij mensapen voorkomt, evolutionair gezien onze naaste verwanten. Als zij het hebben, en wij ook, dan ligt het voor de hand dat onze gemeenschappelijke voorouders eveneens over moreel besef beschikten.

De Waal vergelijkt dat elementaire moreel besef van onze verre voorouders met de Gulden Regel. Als zijn theorie klopt, is die regel dus nog veel ouder dan de varianten die we al bij de oude Grieken en Chinezen aantreffen. Ondanks die vermeende ouderdom heeft de Gulden Regel nog niets aan actualiteit ingeboet. Of misschien heeft hij juist vanwege die ouderdom niets aan actualiteit ingeboet. Hoe het ook zij, als fundament onder de zorgplicht biedt hij houvast in roerige financiële tijden.

Ik dank u voor uw aandacht.