International Seminar Aftercare

Toespraak Staatssecretaris Teeven ter gelegenheid van het International Seminar Aftercare. Den Haag, Koninklijke Schouwburg, 26 mei 2011.

Dames en heren,

Welkom allemaal, bij het internationale seminar Aftercare, in deze prachtige Koninklijke Schouwburg. 

U weet, dames en heren, u bevindt zich op een historische plaats: oorspronkelijk gebouwd als paleis, maar al bijna 200 jaar dienstdoend als schouwburg – Koninklijke Schouwburg zelfs. Nu zou je zeggen: in die 200 jaar zijn alle bekende toneelstukken en thema’s al een keer op de planken geweest. Ik heb het laten nazoeken, maar wat hier vandaag en morgen op de theateragenda staat, Aftercare, beleeft zijn primeur. Het dichtst in de buurt, qua titel, komt nog het beroemde meesterwerk van Harold Pinter, The Caretaker, dat enkele jaren geleden nog in deze schouwburg is opgevoerd. U kent het vast wel: het beklemmende, maar ook komische stuk over de dakloze zwerver Davies, die op zekere dag door twee broers bij hen in huis wordt opgenomen, waarna zich een intrigerende machtsstrijd ontwikkelt.

Aftercare, dat hier wordt opgevoerd, kent een beetje een vergelijkbare problematiek. Jaarlijks keren overal in Europa ex-gedetineerden terug in de samenleving. Alleen al in Nederland gebeurt dat zo’n 30.000 keer. Veel van die mensen die uit de gevangenis afzwaaien hebben problemen: ze hebben geen dak boven hun hoofd, geen werk, noch een andere bron van inkomsten. Sommigen hebben ook geen geldig identiteitsbewijs meer. Wat ze wel hebben? Schulden bijvoorbeeld. Verslavingsproblematiek - aan drank of drugs. Of een psychosociale stoornis... Stuk voor stuk problemen, vaak ook nog in combinatie, die het risico dat die ex-gedetineerde weer terugvalt in crimineel gedrag aanzienlijk vergroten, onverlet de eigen persoonlijke verantwoordelijkheid. Met als gevolg maatschappelijke schade en gevoel van onveiligheid. Het is dus óók voor de burger van het grootste belang dat we investeren in een goede terugkeer van ex-justitiabelen in de maatschappij. 

Dat begint bij een aantal basisvoorzieningen, die idealiter al geregeld moeten zijn op het moment dat de poort van de justitiële inrichting voor de ex-gedetineerde zich opent. Dan heb ik het over een geldig identiteitsbewijs, een dak boven het hoofd, vaardigheden om te kunnen omgaan met geld én een vorm van inkomen, liefst uit betaalde arbeid. Het tijdig en goed regelen van deze basisvoorzieningen, kan ellende

- in de vorm van terugval in crimineel en overlastgevend gedrag - voorkomen. Voor niet alle ex-gedetineerden zullen deze basisvoorzieningen echter voldoende zijn om hun gedrag structureel te veranderen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan hardnekkige veelplegers, vaak kampend met een meervoudige verslavings- en/of psychosociale problematiek. Voor hen zal extra ondersteuning nodig zijn. Bijvoorbeeld in de vorm van één of meer aanvullende gedragsinterventies, waarin de ex-gedetineerde gedwongen een zorgtraject doorloopt, of een sociale vaardigheidstraining volgt. In Nederland hebben we daartoe onlangs de voorwaardelijke invrijheidsstelling opnieuw ingevoerd. Voorheen werden gedetineerden die tweederde van hun straf hadden uitgezeten zonder meer in vrijheid gesteld. De voorwaardelijke invrijheidsstelling maakt het mogelijk om via bijzondere voorwaarden het gedrag van de gedetineerde te beïnvloeden. De voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt toegepast in geval van detentie van meer dan één jaar. 

De meerderheid van de gedetineerden verblijft slechts kort in detentie. Om u een indruk te geven: in Nederland zit bijna twee derde van de gedetineerden een straf uit van minder dan twee maanden. Detentie is, goed beschouwd, een onderdeel van de “levensloop” van de justitiabelen. Goede aansluiting van de detentie op maatschappelijke voorzieningen en gedragsinterventies buiten de justitiële inrichting is dus van groot belang, met het oog op de continuïteit. Goede nazorg, zoals we die in Nederland de afgelopen jaren hebben opgezet, voorziet hierin: maatschappelijke voorzieningen moeten, indien mogelijk, aansluiten op de detentie.

Dat betekent dat we de handen ineen moeten slaan. Zoals gezegd: in Nederland zijn we daar al goed mee op gang. Het klassieke beeld van een eenzame ex-gedetineerde, die met zijn schamele bezittingen in een blauwe vuilniszak en zonder enig idee wat te doen en waarheen te gaan – dat bestaat niet meer.

Enkele jaren geleden zijn gemeenten en het – toen nog - Ministerie van Justitie een Samenwerkingsmodel Nazorg overeengekomen. Dit model bevat afspraken over de taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten en het gevangeniswezen. Wie doet precies wat, om voor gedetineerden die vrijkomen die zo belangrijke basisvoorzieningen op orde te krijgen? Daartoe werken gemeenten en justitiële inrichtingen nauw samen met maatschappelijke partners als woningcorporaties, UWV Werkbedrijf, kredietbanken en zorginstellingen. 

Deze zogeheten “dadergerichte aanpak” krijgt voor een deel gestalte in het Veiligheidshuis: een samenwerkingsverband tussen politie, justitie, gemeenten en partners uit de zorg- en hulpverlening. Samen zoeken zij - op creatieve en waar nodig soms ook onorthodoxe wijze - naar de beste maatwerk-oplossing voor, met name, de categorieën veelplegers, risicojongeren, huiselijk geweldplegers en ex-gedetineerden. Over de aanpak in de Veiligheidshuizen, hoort u morgen in de workshops meer. Wat ik hier wel alvast wil benadrukken, is dat deze brede, geïntegreerde aanpak waar Nederland voor heeft gekozen lijkt te werken. Na vele jaren van stijging, of stabilisatie op een hoog niveau, begint de strafrechtelijke recidive nu voorzichtig af te nemen! Van de volwassen ex-gedetineerden die in 2006 vrijkwamen viel 50,7 procent binnen twee jaar terug in crimineel gedrag. Van de groep die in 2007 afzwaaide, bleek twee jaar later 49,4 procent opnieuw met politie en justitie in aanraking.

Kijk je naar het aantal notoire veelplegers, dan is de afname zelfs sterker. In sommige regio’s zelfs met tientallen procenten!

Hoopgevende resultaten dus, die wij graag met u willen delen. En zo zijn er ongetwijfeld ook tal van interessante ontwikkelingen en aanpakken in andere landen, die tot goede resultaten leiden. Zo was ik enkele maanden geleden, op werkbezoek in Engeland, zeer onder de indruk van MAPPA: de Multi Agency Public Protection Arrangement - eveneens hier op dit Seminar vertegenwoordigd. Ik denk dat we binnen Europa veel van elkaar kunnen leren. Wat werkt? Alleen al daarom vind ik deze dagen zo waardevol: de mogelijkheid om elkaars “good practices” en “best practices” te leren kennen, werkt enorm stimulerend. Want hoezeer onze gevangenisstelsels, de opzet van de nazorg, de rol die de gemeenten en andere lokale autoriteiten daarin spelen, de verhouding tussen publieke, semipublieke en private actoren ook uiteen kunnen lopen - feitelijk werken we allemaal aan dezelfde opdracht: proberen te voorkomen dat ex-gedetineerden terugvallen in crimineel gedrag, zodat er minder mensen slachtoffer worden en de samenleving veiliger wordt!

En natuurlijk vormt veiligheid voor mij, als staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de belangrijkste motivering voor het opzetten van een goede nazorg.

Meer en betere samenwerking, dames en heren. Het klinkt misschien allemaal heel vanzelfsprekend dat we dit doen, maar dat was het tot voor enkele jaren nog niet. Uitwisseling van ervaringen en investeren in samenwerking op het gebied van de nazorg is binnen Europa vrij nieuw. Zeker, de afgelopen 15 jaar zijn er binnen de EU grote vorderingen gemaakt als het gaat om de strafrechtelijke samenwerking. Maar dat betrof dan toch vooral de aspecten opsporing en vervolging, berechting en de tenuitvoering van straffen. Als laatste schakels in deze keten komen daar nu ook de nazorg en re-integratie van ex-gedetineerden bij. 

Dames en heren, in EU-verband belooft 2011 voor de detentie een belangrijk jaar te worden.

¬      In de eerste plaats zijn we in afwachting van het eerste EU-Groenboek op het gebied van detentie. De Europese Commissie zal dit Groenboek vaststellen en uiteindelijk bespreken - in de relevante werkgroepen en mogelijk ook in de JBZ-Raad. 

¬      Verder is er een aantal Europese kaderbesluiten op het gebied van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke uitspraken. Die kaderbesluiten dateren uit 2008. Afgesproken is destijds dat ze dit jaar in nationale wetgeving moeten zijn omgezet en dat de justitiële autoriteiten ze gaan toepassen. In Nederland gebeurt dit door middel van het project Wederzijdse Erkenning Tenuitvoerlegging Strafvonnissen, waarbij wetgever, beleidsmakers en uitvoering allen nauw betrokken zijn. De toepassing van het beginsel van “wederzijdse erkenning” van strafrechtelijke beslissingen zal belangrijke gevolgen hebben voor gedetineerden uit andere EU-landen. Bijvoorbeeld waar het gaat over proeftijden en alternatieve straffen. Dit alles maakt dat ook re-integratie en de nazorgfase in een grensoverschrijdend, Europees licht komen te staan.

¬      Tenslotte wil ik ook het CEP en Europris vermelden. CEP is de European Probation Organisation. Als Europees netwerk op het gebied van reclassering vervult ze een belangrijke rol. Dit najaar volgt de oprichting van Europris, een netwerk op het gebied van het gevangeniswezen. Europris biedt de verantwoordelijke hoogste prison managers in de EU een platform voor de afstemming van onderlinge operationele samenwerking en het delen van ervaringen. Ik beschouw dit als een grote stap vooruit om de uitvoering van detentie in zijn verschillende aspecten in de Europese Unie beter te verankeren.

Dames en heren, ik ga afronden. Graag wil ik hier nogmaals het belang van dit seminar en de mogelijkheid van het uitwisselen van ervaringen onderstrepen. De initiatiefnemers van dit seminar wil ik dan ook mijn waardering en dank overbrengen: dank zij hen staat “nazorg” nu prominent in de Europese spotlights! We hebben goede verwachtingen dat dit seminar belangrijke input kan leveren voor het European Policy Forum, volgend jaar in Berlijn, waar het ExOCoP de aanbevelingen zal aanbieden aan de Europese Commissie!

Ik wens u twee heel interessante, leerzame dagen toe en hoop dat u aan het eind van dit seminar - net als na een bezoek aan een goed toneelstuk - “verrijkt” naar huis gaat. In dit geval verrijkt met nieuwe inzichten in de belangrijkste succesfactoren voor een goede re-integratie van ex-gedetineerden!