Toespraak nieuwjaarsreceptie & jubilea Genootschap Onze Taal/Nederlandse Taalunie

De nieuwjaarsreceptie van het Genootschap Onze Taal en de Nederlandse Taalunie stond in het teken van hun 80- respectievelijk 30-jarig jubileum. Tijdens deze feestelijke bijeenkomst kreeg taalwetenschapper en -publicist Nicoline van der Sijs een Koninklijke Onderscheiding uitgereikt door staatssecretaris Halbe Zijlstra.  

Tachtig jaar Genootschap Onze Taal en dertig jaar Nederlandse Taalunie: dat is wel een feestje waard. Maar hoe noem je die jubilea? 50 jaar is goud, 25 jaar is zilver, dat weet iedereen. Maar 80 en 30 jaar? Het antwoord op die vraag kon ik heel snel vinden. Natuurlijk op de website van Onze Taal, onder het hoofdstukje Taaladvies op het trefwoord jubilea, waar anders! Daar staat een complete lijst hoe alle jubilea heten, van 14 dagen – dat is een papieren jubileum – tot en met 80 jaar, en dat is eiken, of plutonium. En 30 jaar wordt aangeduid met ivoor, parel of parelmoer.

Kortom: bij de voorbereiding van deze toespraak werden het praktische nut en het belang van de website van Onze Taal meteen bewezen. Maar ook de bezoekscijfers van Taaladvies.net liegen er niet om. Deze website van de Nederlandse Taalunie, waaraan ook Onze Taal bijdraagt, werd in 2010 maar liefst 3,5 miljoen keer geraadpleegd! En het vaakst zocht men naar de juiste spelling van te allen tijde. Altijd lastig.

Natuurlijk doen uw jubilerende organisaties veel en veel meer dan het beantwoorden van concrete taalvragen. Maar dit zijn wél de activiteiten die voor het grote publiek heel zichtbaar zijn, en waarmee u in een behoefte voorziet, getuige de cijfers. Er zijn een heleboel mensen die willen weten hoe het zit. Hoe je een woord spelt, wat het betekent, waar het vandaan komt. Het Nederlands leeft. Kijk ook maar naar het succes van taalspelletjes op TV, en van het Nationaal Dictee dat tot een van de mooiere decembertradities is uitgegroeid.

Instellingen als Onze Taal en de Taalunie kunnen vanzelfsprekend niet bestaan zonder toegewijde wetenschappers. Onderzoekers die bijvoorbeeld willen weten waarom een boek een boek heet, en een pen een pen. Onderzoekers die zich afvragen waar die lurven precies zitten, waar je iemand bij kunt pakken. Onderzoekers die de ontstaansgeschiedenis en evolutie van een taal bestuderen.

De jubilerende organisaties mogen zich gelukkig prijzen met hun onderzoekers die gedreven worden door een van de grootste deugden die een wetenschapper kan hebben: nieuwsgierigheid. En zo iemand is hier vandaag in ons midden. Een nieuwsgierig Aagje. En die naam is ontleend aan de titel van een 17-eeuws kluchtig verhaal, uit 1655 om precies te zijn: ‘Het nieuwsgierig Aagje.’ Mag u driemaal raden waar ik die wijsheid vandaan heb.

Met Aagje bedoel ik Nicoline van der Sijs. Een van onze meest prominente taalwetenschappers die haar kennis over etymologie en historische taalkunde heeft neergeschreven in een indrukwekkende serie boeken. Veel van uw boeken hebben een groot publiek bereikt. En dat is niet verwonderlijk, want u weet wetenschappelijk onderbouwde kennis – zeg maar gerust: ‘taaie kost’ - op zo’n manier te schrijven, dat vrijwel elke lezer het kan begrijpen en gefascineerd raakt door de materie.

Daarmee kom ik vanzelf bij een van mijn stokpaardjes terecht: het naar buiten brengen van wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappers hebben de taak – je mag best van een plicht spreken – om veel en vaak te vertellen over hun werk, om anderen daarvoor te enthousiasmeren en om zoveel mogelijk mensen van hun vruchten te laten plukken. Dat is ook goed voor de wetenschap zelf, want zodoende zorg je voor een breed maatschappelijk draagvlak. En dat kun je wel overlaten aan Nicoline van der Sijs.

Uw enorme lijst publicaties getuigt van een indrukwekkende werkkracht. En u bent eigen baas, niet verbonden aan een universiteit. Dat geeft u de volledige vrijheid om uw eigen onderwerpen te kiezen, en uw eigen boeken te schrijven. Toen een paar jaar geleden uw boek ‘Taal als mensenwerk’ verscheen, over de geschiedenis van het Nederlands, zei u hier zelf het volgende over, ik citeer: “Ik doe dit werk vooral voor mezelf. Ik wilde graag op een rijtje zien hoe het ABN is ontstaan, en toen ben ik zelf maar begonnen.” Einde citaat. Tja, zo heerlijk eenvoudig kan het leven zijn, als je bent gezegend met het talent, de ijver en de nieuwsgierigheid van een Nicoline van der Sijs.

Taalhistoricus en journalist Ewoud Sanders, die later op deze middag nog zal spreken, schreef over u: “Het heeft mij altijd verbaasd dat Nicoline niet al lang, onder luid gerammel met dikke geldbuidels, door een faculteit of instituut is gevraagd om daar te komen werken. Maar Nicoline is zelf een instituut: het Nicoline van der Sijs-instituut voor goede en degelijke taalboeken. (…) Zij laat zich niet leiden door roem of succes, maar door haar liefde voor de taal.” Mooi gezegd.

Ondanks uw onafhankelijke, zelfstandige opstelling hoeft u het allemaal niet in uw eentje te doen. Dankzij uw aanstekelijke enthousiasme en werklust slaagt u er doorgaans in om vrijwilligers te vinden voor projecten, die onderzoek door anderen mogelijk maken. Ik denk bijvoorbeeld aan het digitaliseren van oude Bijbelteksten.

Nadat in 2009 het laatste deel verscheen van het vierdelige Etymologische Woordenboek van het Nederlands (EWN) – u zat vanzelfsprekend in de hoofdredactie – nam u het initiatief voor de Etymologiebank.nl. Geïnteresseerde taalliefhebbers kunnen op deze website de herkomst van Nederlandse woorden opzoeken. Daarnaast is het een onderzoeksinstrument voor etymologen en andere taalkundigen. Bij de eerste uitgave (november 2010) stond er al informatie uit 20 woordenboeken op de site: en deze database zal nog gestaag worden uitgebreid. Voor dit project wist u tientallen vrijwilligers te vinden om woordenboeken te scannen en te corrigeren. Zoveel mensen inspireren tot zoveel monnikenwerk: dat is op zich al een grootse prestatie.

Beste mevrouw Van der Sijs: “Het is gezien. Het is niet onopgemerkt gebleven”, om het met Reve te zeggen. Hoewel de beide jubilerende organisaties van vandaag en met name Jaap Engelsman heel goed weten, dat u niet dol bent op lofredes en plechtigheden, wilden ze u toch graag in het zonnetje zetten. Ze dachten dat u dit niet zo erg zou vinden, als het gebeurde onder vrienden. Onder vrienden van de Nederlandse taal.

Het is mij een genoegen om u te kunnen meedelen dat het Hare Majesteit heeft behaagd u een Koninklijke onderscheiding toe te kennen en u te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Ik zal u de daarbij behorende versierselen nu opspelden.