Gerechtshof stelt Staat in het gelijk over status NEN-normen in Bouwbesluit

Het Gerechtshof Den Haag heeft zich op 16 november 2010 uitgesproken over de status van NEN-normen in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003. Het Gerechtshof heeft het eerdere vonnis van de Rechtbank Den Haag vernietigd en geoordeeld dat NEN-normen, door verwijzing ernaar in de bouwregelgeving, geen algemeen verbindende voorschriften worden en niet gratis hoeven te worden verstrekt.

Het arrest van het Gerechtshof is gewezen in het kader van een civiele procedure die door het bouwadviesbureau Knooble tegen onder andere de Nederlandse staat is aangespannen. Knooble wil gratis de beschikking krijgen over zogenaamde NEN-normen waarnaar in bouwregelgeving wordt verwezen. De Rechtbank Den Haag stelde eerder in een vonnis van 31 december 2008 dat  de bepalingen van het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003, voor zover daarin naar NEN-normen wordt verwezen, niet verbindend zijn. De staat had tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend.

Het Gerechtshof geeft nu aan dat het feit dat in bouwregelgeving wordt verwezen naar NEN-normen, niet betekent dat deze NEN-normen ook de status krijgen van algemeen verbindend voorschrift. Het Gerechtshof overweegt in dit kader dat NEN-normen niet zijn vastgesteld op grond van een regelgevende bevoegdheid maar berusten op private afspraken tussen vertegenwoordigers van organisaties in de bouwsector. Ook vindt het Gerechtshof relevant dat de NEN-normen in de bouwregelgeving veelal geen eisen stellen, maar slechts rekenmethodes bevatten. NEN-normen zijn, zo stelt het Gerechtshof, voldoende kenbaar omdat ze kunnen worden ingezien bij het Nederlands Normalisatie Instituut en tegen betaling bij het NNI verkrijgbaar zijn. De kosten hiervan hebben voor bedrijven in de bouw geen onaanvaardbare gevolgen. Een stelselwijziging valt buiten de rechtsvormende taak van de rechter.

Het Gerechtshof oordeelt, in tegenstelling tot eerder de Rechtbank, dat de NEN-normen in de bouwregelgeving algemeen geldend zijn en niet bekend hoeven te worden gemaakt overeenkomstig de Bekendmakingswet.

Partijen kunnen tegen het arrest cassatie bij de Hoge Raad instellen.