Kamerbrief inzake vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en Defensie over publicatie ruim 90.000 geheime documenten over de oorlog in Afghanistan

Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op vragen van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie over de publicatie van ruim 90.000 geheime documenten over de oorlog in Afghanistan. Deze vragen werden ingezonden op 27 juli 2010 met kenmerk 2010Z11267.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M. J.M. Verhagen

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop



Antwoorden van de Ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken op vragen van vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie over de publicatie van ruim 90.000 geheime documenten over de oorlog in Afghanistan. De vragen zijn opnieuw genummerd teneinde alle vragen op overzichtelijke wijze in één document te kunnen aanbieden.

Vraag A 1

Kunt u ingaan op de feiten zoals die uit de gelekte documenten blijken?

Antwoord

Van de ongeveer 92.000 aangekondigde gelekte geclassificeerde documenten zijn er thans een kleine 77.000 via de website www.wikileaks.org in de openbaarheid gebracht. Het betreft vooral Amerikaanse rapporten. De rapporten betreffen vooral patrouillebeschrijvingen, incidentmeldingen en gespreksverslagen uit een enkele bron. In enkele Amerikaanse documenten wordt over het Nederlandse optreden in Afghanistan bericht. Het betreft vooral ruwe en veelal onbeoordeelde informatie.

Vraag A 2
Kunt u ingaan op de geschiedenis van en de informatievoorziening aan de Kamer over een veldslag bij Chenartu in 2007 waarbij Nederlandse militairen mogelijk elf burgers hebben neergeschoten, van wie er vier zijn overleden?

Vraag A 3
Kunt u ingaan op de vermeende ´pro-actieve pr-campagne´ om politieke schade in Nederland en Afghanistan te voorkomen?

Antwoord

Op 23 maart 2007 is de Kamer middels de stand van zaken-brief (Kamerstuknummer 27925, nr. 248) op de hoogte gesteld van de gevechtscontacten bij Chenartu op 22 maart 2007. In deze brief staat: ´Op donderdag 22 maart hebben Nederlandse Apaches steun verleend aan een Afghaanse politiepost die door de Taliban werd belaagd. Hierbij zijn

vermoedelijk ook tribale strijders gesneuveld en anderen gewond geraakt die, naar achteraf bleek, de zijde van de Afghaanse politie hadden

gekozen. Naar de toedracht en omstandigheden van dit incident wordt

een nader onderzoek verricht.´ Het OM heeft na beoordeling van de feiten geen aanleiding gezien om tot vervolging over te gaan. Dit is in het Weekoverzicht Defensie-operaties van 17 mei 2007 bekend gemaakt.

De TFU heeft direct na het incident activiteiten ontplooid in het kader van nazorg aan de getroffen bevolking en waarheidsvinding. Deze activiteiten bestonden uit het voeren van gesprekken met lokale leiders en de bevolking. Hieruit is gebleken dat vier lokale burgermilitieleden, in de Kamerbrief aangeduid als tribale strijders, zijn omgekomen en zeven anderen gewond zijn geraakt door Nederlandse inzet. Deze militieleden streden aan de zijde van de belaagde Afghaanse politie. Naar Afghaans gebruik is aan de familieleden van de vier gesneuvelde tribale strijders een financiële vergoeding gegeven.

De registratie van slachtoffers is in de Afghaanse praktijk omgeven met onzekerheden. Regelmatig kan niet worden vastgesteld of een slachtoffer een burger is of een vijandelijke strijder. Evenzo is veelal moeilijk na te gaan of een slachtoffer is gevallen ten gevolge van Nederlandse inzet.

Een ´pro-actieve pr-campagne om politieke schade in Nederland en Afghanistan te voorkomen´, zoals wordt gesuggereerd in één van de gelekte Amerikaanse berichten, is niet gevoerd. In het weekend van 7 april 2007 is een groep door Nederland getrainde Afghan National Auxiliary Police met Nederlandse helikopters naar Chenartu gebracht. Daarbij zijn ook journalisten van diverse media meegereisd, wat niet ongebruikelijk is bij dergelijke bezoeken.

Vraag A 4
Kunt u ingaan op het kabinetsstandpunt over en de juridische status van Task Force 373?

Vraag B 7

Is het juist dat Amerikaanse special forces over een eenheid beschikken, Taskforce 373, die in de provincie Helmand met een zogeheten JPELT-lijst werkt waarop niet alleen mensen staan die moeten worden gearresteerd maar ook moeten worden geëxecuteerd? Zo ja, deelt u de mening dat dat in strijd is met het humanitair oorlogsrecht? Bent u bereid uw afkeuring hierover over te brengen aan de Amerikaanse autoriteiten?

Vraag B 8

Zijn Nederlandse militairen betrokken geweest bij operaties van Taskforce 373? Zo ja, op welke wijze?

Vraag B 9

Herinnert u zich het mondeling vragenuur van 12 juni 2007 over het gebruik door Nederlandse mariniers van een dodenlijst van Talibanleiders die door Nederlandse mariniers mochten worden uitgeschakeld, zoals de minister van Defensie het verwoordde (3)? Deelt u de mening dat de berichten over de Taskforce 373 overeen komen met de berichten op grond waarvan het debat op 12 juni 2007 is gevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is er een Navo-beleid om eenheden als de Amerikaanse Taskforce 373 en Nederlandse special forces te laten optreden? Om welke andere landen gaat het hierbij nog meer?

Antwoord

Taskforce 373 is een Amerikaanse special forces-eenheid die opereert in het kader van Operation Enduring Freedom. Taskforce 373 behoort niet tot ISAF. Nederland is niet op de hoogte van het optreden en de werkwijze van Taskforce 373. Er hebben geen Nederlandse militairen deelgenomen aan operaties van Taskforce 373. De coördinatie met OEF-eenheden geschiedt conform de brief die de regering op 1 september 2006 aan de Kamer heeft gestuurd (Kamerstuk 27 925, nr. 233).

Op 12 juni 2007 heeft de minister van Defensie in het vragenuur uitleg gegeven over de wijze waarop ISAF binnen het geldende mandaat en de geldende Rules of Engagement omgaat met hoge Talibanleiders die een bedreiging vormen voor de ISAF-missie. In de stand van zaken-brief van 20 juni 2007 (Kamerstuknummer 27925, nr. 254) is dit eveneens aan de orde gesteld. Het ISAF-beleid geldt voor alle eenheden die deelnemen aan de ISAF-missie.

Vraag B 1

Staan er in de documenten verwijzingen naar Nederlandse betrokkenheid bij incidenten die nog niet zijn gemeld aan de Kamer? Zo ja, waarom zijn deze incidenten niet eerder gemeld? Kunt u de Kamer een overzicht sturen van deze incidenten?

Antwoord

De regering heeft op dit ogenblik geen aanwijzingen voor verwijzingen in de documenten naar Nederlandse betrokkenheid bij incidenten die niet zijn gemeld.

Vraag B 2

Was u op de hoogte van de logboekaantekeningen van de Amerikaanse krijgsmacht in Afghanistan onthult, waarbij duidelijk wordt dat de oorlog grimmiger en bloediger is dan algemeen wordt aangenomen? Zo ja, sinds wanneer en waarom hebt u deze gegevens niet aan de Kamer ter beschikking gesteld?

Vraag B 3

Heeft deze informatie een rol gespeeld bij de besprekingen in het kabinet, in februari 2010, over eventuele verlenging van de missie in Uruzgan? Zo nee, bent u van mening dat u op de hoogte had moeten zijn omdat de gevolgen van de beschreven gebeurtenissen belangrijk zijn voor Nederlandse troepen?

Vraag B 4

Hoe kan naar uw oordeel het parlement controle uitoefenen zonder over deze informatie te beschikken, teneinde de vraag te beantwoorden of het om een opbouwmissie gaat of om een regelrechte oorlog, dan wel een vechtmissie? Kunt u dat toelichten?

Vraag B 5

Hoe beoordeelt u de analyse dat er meer burgerslachtoffers zijn gevallen in Afghanistan dan tot nu toe openbaar is gemaakt? Is naar uw oordeel de Kamer hierover optimaal geïnformeerd?

Antwoord

Zoals ook in het antwoord op vraag A1 vermeld betreffen de documenten overwegend patrouillebeschrijvingen, incidentmeldingen en gespreksverslagen uit een enkele bron. Het betreft vooral ruwe en veelal onbeoordeelde informatie. De regering is van mening dat deze documenten vooralsnog geen nieuw licht werpen op de situatie in Afghanistan.

De regering heeft de Kamer gedurende de gehele operatie op de hoogte gesteld van alle relevante ontwikkelingen, gevechtscontacten en incidenten waarbij Nederlandse eenheden of militairen waren betrokken. Daarnaast heeft de regering in de stand van zaken-brieven een zo getrouw mogelijke appreciatie gegeven over de ontwikkelingen in Afghanistan op politiek, militair en wederopbouwgebied.

Indien sprake was van Nederlandse betrokkenheid bij burgerslachtoffers is daarvan melding gemaakt in stand van zaken-brieven of weekberichten. In antwoord op een WOB-verzoek over aantallen slachtoffers waarbij sprake was van Nederlandse betrokkenheid stelt het ministerie van Defensie op 18 december 2009:

´De registratie van burgerslachtoffers is in de praktijk omgeven met onzekerheden. Bij gevechtscontacten tijdens operaties is niet altijd mogelijk vast te stellen of slachtoffers onder de burgerbevolking zijn gevallen. Regelmatig kan niet worden vastgesteld of een slachtoffer een burger is of een vijandelijke strijder. Evenzo is veelal moeilijk na te gaan of een slachtoffer is gevallen ten gevolgen van Nederlandse inzet. Dat probleem speelt ook wanneer een Afghaan met verwondingen zich meldt bij een Nederlandse eenheid of ziekenhuis. Soms kan aan de hand van diens verhaal over tijdstip en locatie dat hij gewond is geraakt in relatie tot de aard van de verwonding aannemelijk worden gemaakt dat de verwonding het gevolg is van Nederlands optreden, doch regelmatiger is dat niet mogelijk. Ondanks deze praktische belemmeringen wordt gepoogd een registratie bij te houden. Het ministerie van Defensie heeft echter niet de pretentie dat deze registratie volledig of accuraat is.´

Uit de tot nu toe beschouwde gelekte documenten kan niet worden opgemaakt dat het aantal burgerslachtoffers waarbij Nederlandse militairen of eenheden betrokken zijn geweest hoger is dan in deze registratie staat vermeld.

De besprekingen in het kabinet over een eventuele missie in Afghanistan na 1 augustus 2010 zijn gevoerd op basis van alle beschikbare informatie.

Vraag B 6

Hoe beoordeelt u de analyse dat de Pakistaanse inlichtingendienst de Taliban steunt en daarbij zelfs luchtafweer ter beschikking zou hebben gesteld? Was dit bij u bekend? Heeft dit gevolgen voor de relatie met Pakistan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?

Antwoord

De regering is bekend met berichten over contacten tussen de Pakistaanse inlichtingendienst en de Taliban. De regering kan niet bevestigen dat de Pakistaanse inlichtingendienst luchtafweer ter beschikking zou hebben gesteld aan de Taliban. Er zijn geen aantoonbare bewijzen dat de Pakistaanse staat de Afghaanse Taliban formeel en actief ondersteunt. Wel staat vast dat belangrijke Taliban commandanten in Pakistan verblijven en dat deze tot op zekere hoogte vrij kunnen opereren. De regering van Pakistan heeft publiekelijk laten weten prioriteit te geven aan de bestrijding van militante groeperingen/individuen die zich actief verzetten tegen de Pakistaanse staat. Optreden tegen de zogeheten ‘Afghaanse Taliban’ die binnen de landsgrenzen van Pakistan verblijven, maar die geen acties tegen de Pakistaanse staat ontplooien, krijgt minder prioriteit. Nederland en de andere westerse landen die in Afghanistan actief zijn hebben er met grote regelmaat bij de Pakistaanse regering op aangedrongen om ook tegen deze ‘Afghaanse Taliban’ in Pakistan acties te ondernemen.

De huidige Pakistaanse regering heeft herhaaldelijk en stellig elke vermeende grootschalige en actieve steun aan de Afghaanse Taliban ontkend. Nederland heeft geen reden te twijfelen aan de intenties van de huidige Pakistaanse regering om de extremisten in de grensgebieden te verstoren en aan te pakken. Nederland blijft er bij Pakistan op aandringen dat het land onverminderd doorgaat met zijn strijd tegen internationaal terrorisme en zowel de Afghaanse als de Pakistaanse Taliban.

Vraag B 7

Zie het antwoord op vraag A 4

Vraag B 8

Zie het antwoord op vraag A 4

Vraag B 10

Is het juist dat geheime paramilitaire CIA-eenheden, ´Other Government Agency´s´genaamd, verantwoordelijk zijn voor burgerslachtoffers in Afghanistan? Zo ja, deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is? Indien nee, waarom niet?

Antwoord

De regering beschikt niet over informatie waaruit zou blijken dat geheime paramilitaire eenheden van de CIA verantwoordelijk zijn voor burgerslachtoffers in Afghanistan.

Vraag B 11

Hebt u kennis genomen van een dreigingsrapport uit 2006 waarin gemeld wordt dat er een maandelijks overleg was in de Pakistaanse stad Quetta waaraan Osama Bin Laden deelneemt? Is het juist te concluderen dat bekend is waar Bin Laden is? Zo nee, waarom niet en waaruit is dat inmiddels gebleken? Zo ja, welke maatregelen zijn toen genomen om Bin Laden te arresteren? Indien er geen maatregelen zijn genomen, waarom was dat het geval?

Antwoord

De regering heeft kennis genomen van de door uw Kamer aangehaalde rapportage. Het onderhavige rapport betreft een onbevestigde melding van een enkelvoudige bron. De verblijfplaats van Osama Bin Laden was en is bij de regering niet bekend.

Vraag B 12

Deelt u de mening dat het communicatiebeleid van Defensie in Nederland en de Navo in het algemeen, met name met behulp van embedded journalisten, moet worden veranderd zodat parlement en bevolking beter kunnen worden ingelicht over de wijze waarop de oorlog zich ontwikkelt? Zo ja, welke maatregelen neemt u daartoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Nee. De basis van het communicatiebeleid van Defensie, zoals ook verwoord in het ´Communicatieplan ISAF Stage III Uruzgan´, geeft uiting aan de transparantie die Defensie betracht bij de berichtgeving over operaties. Deze transparantie blijkt uit de periodieke stand van zaken-brieven die aan het parlement worden gestuurd, incidentele Kamerbrieven, bezoeken van parlementsleden aan het operatiegebied, het Weekoverzicht Defensie-operaties dat wekelijks op de website van Defensie wordt geplaatst, aanvullende berichtgeving op de website van Defensie, persbriefings, persberichten en door berichtgeving van een groot aantal embedded journalisten. De enige beperking die aan deze embedded journalisten wordt opgelegd, is dat publicaties de veiligheid van operaties en de persoonlijke veiligheid van troepen, journalisten en Afghanen niet in gevaar brengen. Journalisten kunnen ook unembedded, dus buiten Defensie om, naar Afghanistan afreizen. Ter plaatse kunnen zij zich dan eventueel tijdelijk als embedded journalist bij de Nederlandse troepen aansluiten. Defensie is voornemens deze transparantie te continueren in toekomstige operaties.

Vraag B 13

Deelt u de mening dat een onafhankelijk onderzoek naar de wijze van oorlogvoering en de wijze van communicatie met betrokken parlementen moet worden gedaan en dat de Kamer dit onderzoek dient te ontvangen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Nee. De regering is van mening dat deze documenten vooralsnog geen nieuw licht werpen op de situatie in Afghanistan en geen aanleiding vormen voor een onafhankelijk onderzoek.

Bronnen:

1. http://wardiary.wikileaks.org/ en publicaties hiervan in The Guardian,

http://www.guardian.co.uk/world/2010/jul/25/afghanistan-war-logs-military-leaks; The New York

Times, http://www.nytimes.com/interactive/world/war-logs.html en Der Spiegel,

http://www.spiegel.de/international/world/0,1518,708314,00.html

2. “Afghanistan, the war logs. Task force 373 – special forces hunting top Taliban.” Zie

http://www.guardian.co.uk/world/2010/jul/25/task-force-373-secret-afghanistan-taliban?intcmp=239

3. Tweede Kamer, vragenuur 12 juni 2007, TK 79, bijvoorbeeld pagina 79-4196.

4. Afghanistan war logs: White House attacks Pakistan over Taliban aid

http://www.guardian.co.uk/world/2010/jul/25/pakistan-isi-supporting-taliban-washington?intcmp=239

5. “Secret CIA paramilitairies’role in civilian deaths”, The Guardian, 25 juli 2010.

6. “Osama Bin Laden reported to have issued orders to suicide bombers in Afghanistan” The Guardian,26 juli 2010. Zie ook passage rapport van 16 augustus 2006: ‘The top four people in these meetings are Mullah OMAR, OSAMA BIN LADEN, Mullah DADULLAH and Mullah BARADER (PHON).

Zie http://www.guardian.co.uk/world/afghanistan/warlogs/7708CDAE-2219-0B3F-

9FFA8E46CFBBEC8B