Kamerbrief over Turkse reactie op RAZEB-conclusies / kwestie Cyprus

Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg over de Europese Raad van 13 december 2006, stel ik u graag op de hoogte van de maatschappelijke en politieke reacties in Turkije op de conclusies van de RAZEB van 11 en 12 december jl. over de toetredingsonderhandelingen met Turkije en van de laatste initiatieven om in het kader van de Verenigde Naties te komen tot een alomvattende oplossing voor de kwestie Cyprus.

Reacties in Turkije op de conclusies van de RAZEB van 11-12 december 2006

Tijdens de RAZEB van 11 en 12 december 2006, is besloten over de consequenties van het niet implementeren door Turkije van het Ankara Protocol voor het onderhandelingsproces1. De reacties op dit besluit van zowel de overheid, de pers als de publieke opinie in Turkije zijn over het algemeen beheerst geweest. Minister-president Erdogan heeft verklaard dat de relatie tussen de EU en Turkije in een moeilijke fase is beland. Turkije ervaart de opschorting van de onderhandelingen over acht hoofdstukken als “oneerlijk”, omdat de EU haar belofte uit 2004 om iets te doen aan de opheffing van het economisch isolement van Noord-Cyprus niet is nagekomen. De Turkse regering heeft aangegeven dat het onverminderd door zal gaan met de politieke en economische hervormingen. Turkije blijft gecommitteerd aan haar doel lid te worden van de EU, ook na het besluit van de RAZEB.

In de Turkse pers overheerste veelal opluchting dat de onderhandelingen niet zijn afgebroken. De EU heeft zich in Turkse ogen, vooral door het toevoegen van conclusies over de kwestie Cyprus, eerlijker en evenwichtiger getoond dan in eerste instantie werd verwacht. Afgewacht dient te worden wat dit oplevert. Slechts de nationalistisch georiënteerde kranten zagen het RAZEB-besluit als “ een blokkade”.

Het beeld van Nederland als één van de EU-landen die een harde lijn volgt ten aanzien van de onderhandelingen tussen de EU en Turkije, keerde meermalen terug in de Turkse pers en de politieke contacten.

De kwestie-Cyprus

Sinds de verwerping van het Annan-plan door de Grieks-Cypriotische bevolking in 2004, is de VN terughoudend geweest ten aanzien van nieuwe initiatieven voor een alomvattende oplossing van de kwestie Cyprus. Op 15 juni 2006 nam de Veiligheidsraad resolutie 1687 aan, waarin de raad zijn teleurstelling uitsprak over “de kloof tussen woorden en daden” bij beide Cypriotische leiders om te komen tot hervatting van de besprekingen over een oplossing. Het gebrek aan daadkracht maakte het voor Secretaris-Generaal Annan onmogelijk zijn "good offices" missie te hervatten. De Veiligheidsraad heeft de betrokken partijen opgeroepen de onderhandelingen zo spoedig mogelijk te hervatten.

Onder-Secretaris-Generaal van de VN Gambari bracht in juli 2006 een bezoek aan de regio, waarbij hij Turkije, Griekenland en Cyprus aandeed. Na gesprekken op 8 juli jl. met President Papadopoulos en de leider van de Turks-Cypriotische gemeenschap Talat, werd een aantal uitgangspunten vastgesteld voor een tweesporenbeleid. Dat beleid houdt in dat dagelijkse zaken worden behandeld in technische comités en dat substantiële onderwerpen over de alomvattende oplossing van de kwestie behandeld worden in expert-werkgroepen. De Veiligheidsraad heeft deze uitkomsten op 29 augustus 2006 verwelkomd en de partijen opgeroepen de gemaakte afspraken volledig te implementeren. Tot dusver is dit echter nog niet gebeurd, omdat de Republiek Cyprus een voorkeur heeft voor het onmiddellijk starten van de besprekingen over de technische onderwerpen, terwijl vanuit de Turks-Cypriotische gemeenschap er op wordt aangedrongen om eerst overeenstemming te bereiken over de te bespreken substantiële onderwerpen. De besprekingen zijn hierdoor blijven steken in wat genoemd wordt “talks about talks”.

Onder-Secretaris-Generaal Gambari zag zich dan ook genoodzaakt op 15 november jl. een brief aan beide leiders te richten, waarin voorstellen zijn gedaan om voortgang te maken. Deze suggesties van Gambari zijn inmiddels door beide leiders geaccepteerd. Op 15 december 2006 heeft de Veiligheidsraad een resolutie aangenomen over de verlenging van het mandaat voor UNFICYP tot medio 2007. In deze resolutie worden tevens de inspanningen van Gambari om de onderhandelingen op gang te brengen ondersteund.

In mijn gesprekken in de tweede helft van 2006 met de Cypriotische minister van Buitenlandse Zaken Lillikas en met de leider van de Turks-Cypriotische gemeenschap Talat, heb ik gewezen op de noodzaak van voortgang in het VN-traject en heb ik benadrukt dat van beide zijden voortgaande en verdergaande constructieve inzet nodig is om hiertoe te komen.

Het Finse voorzitterschap van de EU heeft het belang van voortgang in het VN-traject benadrukt in een verklaring tijdens de RAZEB van 11 en 12 december 2006. De betrokken partijen worden opgeroepen het werk in VN-kader zonder onnodige vertraging te hervatten. Deze verklaring is van belang, omdat hiermee wordt aangegeven dat de EU van de Grieks-Cypriotische en Turks-Cypriotische gemeenschappen verwacht dat voortgang wordt geboekt in dit proces. De Nederlandse regering onderschrijft dat het EU-proces moet bijdragen aan de voortgang in VN-kader en zal hiertoe druk op alle partijen blijven uitoefenen om constructief mee te werken aan oplossingen.

De Nederlandse regering is met een ruime meerderheid van de EU-lidstaten van mening dat de belofte om een handelsverordening voor het gebied Noord-Cyprus aan te nemen, moet worden ingelost. Daarom zijn, conform de afspraak in de RAZEB van 11 en 12 december 2006, in januari Raadsconclusies aangenomen, waarin wordt gesteld dat de EU verder zal werken aan het verder opheffen van het economisch isolement van het gebied Noord-Cyprus. Thans worden voorstellen van het Duitse voorzitterschap om hier gevolg aan te geven afgewacht. Waar nuttig en mogelijk zal de regering het Duitse voorzitterschap ondersteunen bij de verwezenlijking van de handelsverordening.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

1: Zie DIE-1777/06 van 12 december 2006 voor het volledige verslag van de RAZEB van 11 en 12 december.