Kamerbrief betreffende Europese enquête inzake de coherentie van het ontwikkelingsbeleid

Hierbij bied ik U de Nederlandse beantwoording aan van een door de Europese Commissie aan de lidstaten toegezonden enquête over de coherentie van het ontwikkelingsbeleid in Europa. De beantwoording geeft een goed beeld van de Nederlandse visie en inspanningen op dit terrein. De vragen handelen over de wijze waarop Nederland en de EU als geheel - ook buiten de ontwikkelingshulp in enge zin - rekening houden met de gevolgen voor ontwikkelingslanden van beleidsmaatregelen op diverse terreinen. Deze op ontwikkeling en armoedebestrijding gerichte beleidscoherentie, die al in artikel 178 van het EG-verdrag is vastgelegd, krijgt de laatste jaren in de EU toenemende belangstelling onder de benaming Policy Coherence for Development (PCD).

De uitgangspunten van het Europese PCD-beleid zijn vastgelegd in de conclusies van de Raad van mei 2005. Daarbij werden inspanningen toegezegd op een twaalftal specifieke terreinen: handel, milieu, klimaatverandering, veiligheid, landbouw, visserij, sociale zaken, migratie, onderzoek, ict, transport en energie. Deze worden ook in de enquête afzonderlijk behandeld. Op basis van deze uitgangspunten is een voortrollend Europees werkprogramma op het gebied van PCD vastgesteld en zijn afspraken gemaakt over de voortgangscontrole. Onderdeel van dit laatste is de opstelling door de Commissie van een tweejaarlijks voortgangsrapport dat voor het eerst in 2007 zal verschijnen en dat in de Algemene Raad zal worden besproken en vastgesteld. Teneinde de lidstaten volledig te betrekken bij de opstelling van dit eerste rapport heeft de Commissie deze uitgebreide enquête ontworpen waarin ook de lidstaten over hun eigen inspanningen rapporteren.

Nederland is binnen Europa toonaangevend als het gaat om de coherentie van het beleid gericht op ontwikkeling en armoedebestrijding. Gezien het toenemende belang van de EU op de diverse daarbij betrokken beleidsterreinen kan een dergelijk beleid slechts effectief zijn als het brede steun geniet onder alle lidstaten en de Commissie. Daarom heeft Nederland zich actief ingezet om een Europees coherentiebeleid van de grond te krijgen en concreet te maken. Het dit jaar te verschijnen voortgangsrapport van de Commissie en de daaraan ten grondslag liggende enquête kunnen bij de verdere ontwikkeling en politieke bewustwording in Europa een belangrijke rol spelen. Dezelfde transparantie is door de Nederlandse regering eerder nagestreefd in de nationale voortgangsrapportage over beleidscoherentie op het terrein van ontwikkelingssamenwerking die in maart 2006 naar de Kamer werd gezonden en de rapporten van 2004 en 2006 over de Nederlandse inspanningen op het gebied van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen.

De antwoorden op de vragen in de enquête zijn tot stand gekomen in goed overleg tussen alle betrokken departementen op de verschillende beleidsterreinen. Ik zie dat als een onderstreping van het feit dat een coherent ontwikkelingsbeleid alleen tot stand kan komen als het wordt ervaren als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gehele regering. De antwoorden in hoofdstuk 2 van de enquête geven de Nederlandse visie weer op de voortgang van de organisatie van het algemene PCD-beleid in Europa, terwijl de antwoorden in hoofdstuk 3 meer in detail ingaan op de toepassing door Nederland en de EU op de bovengenoemde twaalfbeleidsterreinen.

Uit de beantwoording van de enquête komt het beeld naar voren dat er zeker vooruitgang wordt geboekt maar dat er nog een lange weg te gaan is voordat gesproken kan worden van een daadwerkelijk coherent Europees beleid gericht op ontwikkeling en armoedebestrijding. De Nederlandse aanpak heeft inmiddels een hoopgevende basis verworven bij de betrokken departementen maar de uitdaging blijft op het Europese en internationale niveau daadwerkelijk resultaten te boeken. Het algemene Europese PCD-beleid kan volgens Nederland nog op geen enkel punt als sterk worden gekwalificeerd. Hoewel mede op Nederlands initiatief een algemeen Europees PCD-raamwerk tot stand is gebracht zal het voor de uitvoering van groot belang zijn dat voor coherentie daadwerkelijk een bredere basis wordt verworven binnen lidstaten en Commissie. De transparantie zal gebaat zijn bij een consequenter gebruik van effectmeting vooraf en achteraf.

Ook op diverse deelterreinen is de voortgang nog te mager en zal door Nederland worden gestreefd naar aanscherping van het coherentiebeleid. Zo wordt in de antwoorden ondermeer gewezen op geringe vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt in de handelsbesprekingen gericht op een ontwikkelingsrelevante afsluiting van de Doha-ronde in de WTO en de totstandkoming van Economic Partnership Agreements van de EU met ACP-landen.

Op beleidsterreinen zoals landbouw, visserij en migratie worden voorbeelden gegeven hoe moeilijk het soms is de verschillende belangen goed tegen elkaar af te wegen. Tegelijk bieden de antwoorden ook interessante concrete voorbeelden van hoe synergie tot stand kan worden gebracht tussen de beleidsterreinen. Zo worden op het gebied van de relatie tussen veiligheid en ontwikkeling talloze voorbeelden aangehaald van gemeenschappelijke inspanningen in conflictgebieden. Ook op het gebied van het onderzoek naar medicijnen is in toenemende mate sprake van een gemeenschappelijke inzet mede gericht op ontwikkelingsbelangen. De komende periode dienen zich daarnaast belangrijke uitdagingen aan op terreinen als milieu, landbouw en energie waar het Europese en internationale beleid sterk in beweging zijn en waar substantiële belangen van ontwikkelingslanden in het geding zijn. Dit vraagt om internationaal politiek leiderschap van de EU en het durven aanpakken van gevestigde belangen in de EU zelf ten behoeve van een beleid dat gelijktijdig de belangen van ontwikkelingslanden kan dienen. Ik zal voor een dergelijke aanscherping van het Nederlandse en Europese coherentiebeleid actief de samenwerking zoeken met collega’s in het kabinet.

Het in de enquête onderzochte PCD-beleid is uitdrukkelijk gekoppeld aan de Europese inspanning gericht op het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen in 2015. Ik zie het Nederlandse streven naar versterking van dit beleid dan ook nadrukkelijk als onderdeel van het project van dit kabinet gericht op het verkleinen van de achterstanden in het behalen van deze doelstellingen. Het dit jaar door de Commissie uit te brengen voortgangsrapport over PCD kan in dat kader cruciale informatie opleveren en ik zal het dan ook zo spoedig mogelijk na het verschijnen aan de Kamer doen toekomen.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders