Beantwoording vragen lid Van Dam over activiteiten van het Nederlandse bedrijfsleven in Israël en bezet Palestijns gebied

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Dam over activiteiten van het Nederlandse bedrijfsleven in Israël en bezet Palestijns gebied. Deze vragen werden ingezonden op 12 juli 2007 met kenmerk 2060720640.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de heer Heemskerk, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van het lid Van Dam (PvdA) over activiteiten van het Nederlandse bedrijfsleven in Israël en bezet Palestijns gebied (ingezonden op 12 juli 2007).

Vraag 1
Bent u, naast het aanspreken van Riwal op de betrokkenheid bij de bouw van de illegale barrière, ook bereid de mogelijke betrokkenheid van Riwal/Lima Holding bij de bouw van illegale nederzettingen of permanente checkpoints grondig te onderzoeken en aan te dringen op het stoppen van enige bijdrage aan als illegaal veroordeelde activiteiten van de Israëlische autoriteiten?

Vraag 2
Op welke wijze blijft u alert en welke activiteiten bent u van plan te ondernemen om het nakomen van de afspraken met Riwal na te gaan? 1)

Antwoord
Bevordering van de bewegingsvrijheid van mensen en goederen in de Palestijnse Gebieden, naast gelijktijdige maatregelen van Palestijnse zijde op het vlak van veiligheid, is een essentieel onderdeel van de zogenoemde Agreement on Movement and Access. Gelet op de doelstelling te komen tot een vermindering van de checkpoints acht ik medewerking van een Nederlands bedrijf aan de uitbreiding van checkpoints niet de geeigende weg.

Binnen afzienbare termijn zal een gesprek plaatsvinden tussen Riwal en ambtenaren van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken over de betrokkenheid van Riwal bij de bouw van de Israëlische afscheidingsbarrière. In dat gesprek zal tevens geïnformeerd worden naar eventuele directe of indirecte betrokkenheid van het bedrijf bij de bouw van Israëlische nederzettingen of checkpoints. Als blijkt dat van dergelijke activiteiten sprake is, zal ik het bedrijf vragen om deze te beëindigen.

Overigens heeft navraag bij de Nederlandse ambassade in Tel Aviv en de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah geen aanwijzingen opgeleverd dat er inderdaad sprake zou zijn van directe of indirecte betrokkenheid van Riwal bij de bouw van nederzettingen en/of checkpoints.

Vraag 3
Deelt u de opvatting dat het ook ongewenst is voor Nederlandse bedrijven om op welke wijze dan ook betrokken te zijn bij ‘moderne slavernij’ in de industrieparken op de Westbank? 2)

Vraag 4
Hoe verhoudt zich dit tot het naleven van de OESO richtlijnen en bent u bereid de betrokken bedrijven te wijzen op de wenselijkheid tot naleven van deze richtlijnen, onder meer door de ILO arbeidsnormen op te volgen?

Antwoord
Ik acht betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij activiteiten die in strijd zijn met de OESO-Richtlijnen ongewenst. Hoe de activiteiten die in het aangehaalde artikel worden beschreven zich verhouden tot deze richtlijnen valt niet afdoende te beoordelen zonder nader onderzoek naar aanleiding van een daarop gerichte vraag, in te dienen bij een Nationaal Contact Punt voor de OESO-Richtlijnen (NCP). Op grond van de in OESO-kader gemaakte afspraken zal een dergelijke vraag overigens bij het NCP in Israël moeten worden ingediend omdat de activiteiten waar het over gaat zich afspelen in door Israël gecontroleerd gebied. Vooruitlopend daarop kunnen bedrijven alleen in algemene zin worden gewezen op de wenselijkheid de OESO-Richtlijnen na te leven. Dit is een meer algemeen gerichte boodschap die regelmatig door de Staatssecretaris van Economische Zaken wordt afgegeven.

Nederland onderschrijft de ILO arbeidsnormen en keurt praktijken zoals die worden omschreven in de door u aangehaalde publicatie af.

1) Kamerstuk 23432 / 21501-02, nr. 231, p. 7

2) Zie ‘Moderne slavernij op de Westbank’, ‘Wordt Vervolgd’, 01-06-2007