Studiegroep Begrotingsruimte: solide overheidsfinanciën vragen 18 miljard aan bezuinigingen

De Studiegroep Begrotingsruimte adviseert het volgende kabinet te besluiten tot maatregelen voor 29 miljard euro, waarvan 15 tot 18 miljard in 2015.

In haar vandaag gepresenteerde advies stelt de Studiegroep Begrotingsruimte dat het op orde brengen van de overheidsfinanciën op middellange en lange termijn een van de belangrijkste opgaven is voor het volgende kabinet. Maatregelen moeten in 2015 minimaal 15 miljard euro opleveren. De Studiegroep acht het meer solide als gekozen wordt voor een pakket dat dan 18 miljard oplevert.

Voor de dertiende keer heeft de Studiegroep Begrotingsruimte advies gegeven over de budgettaire doelstellingen en begrotingssystematiek in een volgende kabinetsperiode. Daarbij heeft de studiegroep de Economische Verkenningen 2011-2015 die het CPB onlangs presenteerde als uitgangspunt genomen. Het CPB ziet een trendmatig groeiscenario van gemiddeld 1¾% per jaar. Hierbij wordt een begrotingstekort voorzien van 2,9% bbp in 2015. Dit betekent een stijging van de schuld naar bijna 74% het bbp. Het houdbaarheidstekort is naar de huidige inzichten onder invloed van de slechte budgettaire uitgangspositie en de toenemende levensverwachting opgelopen tot 4½% bbp. In euro’s bedraagt dit 29 miljard euro. Om toekomstige generaties niet de rekening te laten betalen van stijgende schulden, adviseert de Studiegroep Begrotingsruimte om te besluiten tot maatregelen voor de volle 29 miljard. Voor het oplossen van deze opgave zijn ingrijpende maatregelen en fundamentele hervormingen onvermijdelijk.

Omdat de overheidsfinanciën ook op middellange termijn al op orde moeten worden gebracht, zal een substantieel deel daarvan al in de komende kabinetsperiode tot besparingen moeten leiden. Hierbij zal rekening moeten worden gehouden met de vereisten van het Stabiliteits- en Groeipact. In overeenstemming daarmee is een minimale inspanning van 15 miljard euro in 2015 nodig. In het licht van de huidige omstandigheden en onzekerheden over het economisch herstel en de afwezigheid van behoedzaamheid in de groeiraming acht de Studiegroep het meer solide om te kiezen voor een pakket maatregelen met een omvang van 18 miljard euro in 2015. Een dergelijk pakket biedt ook uitzicht op begrotingsevenwicht.

Daarnaast vragen structurele uitdagingen zoals de stijgende levensverwachting om structurele oplossingen. De Studiegroep adviseert een pakket houdbaarheidsmaatregelen voor zeker 1½% bbp. Het reeds voorbereide pakket aan houdbaarheidsmaatregelen moet worden doorgevoerd - inclusief de verhoging van de AOW-leeftijd -, waar mogelijk in aangepaste en versnelde vorm. Daarnaast zijn maatregelen wenselijk. Bijvoorbeeld op het gebied van de zorg, de woningmarkt, de pensioenen en de arbeidsmarkt. Door aanpassing van bestaande arrangementen en maatregelen die de economische structuur versterken, kan het voortbestaan van collectieve basisvoorzieningen worden gecombineerd met budgettaire zekerheid.

Het begrotingsbeleid moet worden aangescherpt om neerwaartse risico’s te beheersen en meer zekerheid te krijgen over het realiseren van de budgettaire doelstelling, zonder de beproefde elementen uit het trendmatig begrotingsbeleid los te laten. Om tussentijds tijdig te kunnen bijsturen adviseert de Studiegroep een ‘signaalmarge’ aan te houden van 1% ten opzichte van het saldopad dat resulteert na verwerking van de maatregelen in het regeerakkoord. Daarnaast moeten alle uitgaven onder het uitgavenkader worden beheerst, waarbij het kader bij meevallende rentelasten wordt verlaagd.

Als gevolg van de crisis is het risicoprofiel van de staat veranderd. Door de crisis zijn impliciete risico’s zichtbaar geworden, is het aantal garanties toegenomen en is helder geworden dat er grenzen zijn aan de risico’s die overheden van de markt kunnen overnemen. Om risico’s en normale conjunctuurschommelingen op te kunnen vangen en voldoende afstand te scheppen tot de absolute ondergrens voor het tekort van 3% bbp, zou een buffer moeten worden gecreëerd. De Studiegroep adviseert daarom voor de periode na 2015 te streven naar een overschot op de begroting.