Koenders spreekt tijdens bijeenkomst VNO-NCW Noord

Gelegenheid: bijeenkomst VNO-NCW Noord

De rol van ondernemers bij het bereiken van de Millennium Development Goals

[inleiding: Kenia]

Dames en heren,

Vanochtend ben ik teruggekeerd uit Kenia. Ik heb daar gesproken met Kofi Annan en met politieke leiders. Het land is verscheurd en het beeld is tragisch. Angst en geweld heersen overal. De onzekerheid is enorm. Ik heb toegezegd Annan te zullen steunen en noodhulp te geven. Maar ik heb er ook gesproken met Nederlandse rozenkwekers. Pioniers die daar de bloemensector een grote boost hebben gegeven. Zo vlak voor rozentopdag Valentijn zijn zij economisch zwaar getroffen. Maar wat mij raakte was hun betrokkenheid bij het land en de medewerkers en hun standvastigheid om te willen blijven investeren in Kenia en in hun mensen. Doodsbange Luo’s werken nog op de bloemenkweek, krijgen bescherming en solidariteit, en met veel moeite worden de vrachtvliegtuigen naar Nederland nog volgeladen. Doodsbange tuinders vol spanning en angst. Maar ze kunnen het natuurlijk niet alleen. Investeerders kijken uiteraard naar de politieke en economische risico’s. En naar onderwijs en gezondheidszorg. Zonder goed opgeleide en gezonde werknemers geen investeringen en daar speelt de overheid een cruciale rol in de werkverdeling.

Het is voor de bloemenkwekers in Navaisha maar vooral voor de Kenianen van groot belang dat er spoedig rust komt en dat de politieke turbulentie stopt. De bedoeling is nu dat dat in deze twee weken gebeurt, onder leiding van Annan. Maar de oorzaken zullen bij de wortel moeten worden aangepakt. Want het gaat niet alleen om die verkiezingen. Het gaat ook om machtsdeling, het gaat over heel schaars land. Dit land is in korte tijd van 8 miljoen naar 35 miljoen inwoners gegaan. Daardoor heeft het ook te maken met schaarste en gevecht om grond, macht en inkomen. Een duurzame oplossing voor Kenia kan er alleen zijn als ook deze elementen in het vredesproces worden betrokken. Ik vind dat Kofi Annan een heel goede agenda heeft opgesteld voor de onderhandelingen. Het begint met de belangrijkste urgente zaken, einde aan het verschrikkelijke geweld. Einde aan de slapeloosheid. Tegelijkertijd moet er gezorgd worden dat de mensen daar die angstig in politiekantoren zitten of in kampjes, dat die geholpen worden. En komen de andere punten aan de orde, zoals verdeling en de controle over de politie. Ik vond het belangrijk om daar te zijn. Om een teken te geven dat dit ook voor Europa geen business as usual is. En dat we, Kofi Annan ondersteunen. Dat is belangrijk. Want voor je het weet, ja valt het hier weer verder uit elkaar.

Heel praktisch werkt Ontwikkelingssamenwerking nu om deze problemen te helpen oplossen. Helpen oplossen, want de Kenianen zelf zullen het uiteindelijk zelf moeten doen. Wij kunnen alleen hulp bieden om een Keniaanse oplossing sneller te bereiken. Daarom steunen we het onderhandelingsteam van Kofi Annan, zijn we bezig met een programma om de particuliere sector te bevorderen in Kenia. Nu er nog veel te veel bureaucratie, regeltjes en corruptie is zijn we actief op het terrein van onderwijs en zijn we zeer actief betrokken bij de landverdelingskwestie en de opbouw van kadasters.

Dames en heren,

Ontwikkelingssamenwerking in meer brede zin van het woord moet wat mij betreft bijdragen aan de oplossing van de drie belangrijkste uitdagingen waar de wereld op dit moment voor staat. De eerste daarvan raakt aan de situatie die we in Kenia zien: de ongelijke verdeling van veiligheid. De tweede is de zeer ongelijke verdeling van welvaart en het gebrek aan groei in de armste ontwikkelingslanden. En de derde uitdaging wordt gevormd door de gevolgen van klimaatverandering en de ongelijke verdeling van milieugebruiksruimte.

Ontwikkelingssamenwerking is een zaak van iedereen. Het is één van de van de meest zinvolle investeringen die we kunnen doen voor een stabieler wereld, tegen terreur, en voor wereldwijde welvaart. Daarvan kan iedereen de vruchten plukken, dáár en hier. Een zaak van solidariteit èn van welbegrepen eigenbelang. Ontwikkelingssamenwerking is ook investeren in de moeilijkste landen met de grootste risico’s; vaak gebieden waar private investeerders en banken nog geen belang zien om te investeren. OS draagt dan bij aan het bevorderen van gunstige randvoorwaarden.

Nederland staat internationaal aan de top in ontwikkelingsvraagstukken. Daar zijn we trots op. Ontwikkelingssamenwerking heeft ons veel geleerd in de afgelopen jaren. Moderne OS scoort. Maar er blijft ruimte voor verbetering. Zo is er net een rapport uitgekomen over het Afrikabeleid, waarin veel aanknopingspunten zitten om onze aanpak aan te scherpen. Ten eerste omdat de wereld continu verandert en we snel en flexibel op die ontwikkelingen moeten inspelen. Maar ook omdat we onze inzet nog meer kunnen toespitsen in die gebieden en op die terreinen waar de achterstanden het grootst zijn. Waar de meeste winst te boeken is als het gaat om de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Tenminste, als we het slim aanpakken. Economische groei op lange termijn is niet mogelijk zonder economische integratie van arme mensen. We gaan daarbij uit van de ondeelbaarheid van politieke en sociaaleconomische mensenrechten.

Maar het kabinet kan het niet alleen. Nieuwe coalities zijn nodig en mogelijk. Met het maatschappelijk middenveld en vernieuwende fondsen op het terrein van kennis, groei en ontwikkeling. Maar ook, en zeker niet in de laatste plaats, met u, met het bedrijfsleven. Dit is een zaak van iedereen. De enorme betrokkenheid van een groot aantal bedrijven bij ‘De Akkoorden van Schokland’ heeft dat laten zien. Ik kom hier zo nog op terug. Maar u kunt hierbij denken aan akkoorden om een valutafonds tot stand te brengen waarbij wisselkoersrisico ’s voor lokale ondernemers worden gedempt, waterprojecten met o.a. Vitens om te investeren in water en sanitatie en het opzetten van een private collectieve ziektekostenverzekering voor werknemers in Nigeria. Allemaal tot stand gebracht door creatieve coalities van private en publieke partijen.

Niet alleen nationaal maar ook internationaal zullen we op zoek moeten naar nieuwe coalities. Er hebben zich de afgelopen jaren veel nieuwe donoren gemeld. Dat is een goede zaak. Maar sommige van deze donoren staan een heel andere aanpak voor dan wij. Denk aan China en aan een aantal conservatieve donoren. Nederland moet daarin steeds zoeken naar die coalities waarin wij maximale impact kunnen hebben.

[de wereld in verandering]

Dames en heren,

Laat mij Macro beginnen en Micro eindigen. We leven in een tijd van snelle veranderingen die een grote invloed hebben op het dagelijkse leven van mensen over de hele wereld. Globalisering maakt de wereld kleiner en rijker. De mondiale welvaart is groter dan ooit. Maar lang niet iedereen profiteert daarvan. En niet alle groei is even duurzaam. De kosten en baten van de globalisering zijn zeer ongelijk verdeeld. Nog steeds moet meer dan de helft van de wereldbevolking rondkomen van minder dan twee dollar per dag. Vooral vrouwen. In veel landen wordt het streven niet gehaald om in 2015 alle jongens en meisjes van basisonderwijs te voorzien, moedersterfte terug te dringen en de verspreiding van ziektes als hiv/aids en malaria tot staan te brengen. Dit geldt met name in Sub-Sahara Afrika. Ook blijkt Afrika het steeds minder goed te doen in de internationale arbeidsdeling. Tegelijkertijd hebben klimaatverandering en milieudegradatie juist dáár de meest ingrijpende gevolgen. Er ontstaat een nieuwe schaarste, vooral van bronnen. Dit is in toenemende mate een bron van spanning, onder andere in het Midden-Oosten, Nigeria en Sudan.

En dan de verdeling van veiligheid waar ik eerder over sprak. Er is wereldwijd sprake van een afname van conflicten tussen staten, maar miljoenen mensen zijn het slachtoffer van interstatelijke conflicten. De fragiele staat is geen fenomeen van voorbijgaande aard. Hier zijn de achterstanden op de millennium ontwikkelingsdoelen wel het grootst. Daar zullen we iets aan moeten doen.

Niet alleen de scheidslijnen in de sfeer van economie en veiligheid worden scherper. Dit geldt ook voor de politieke, culturele en religieuze scheidslijnen. Dat voelen we ook in Nederland. Ontwikkelingssamenwerking kan hier, samen met anderen, fungeren als bruggenbouwer.

Globalisering stelt keuzes op scherp. We moeten ons niet achter de dijken terugtrekken. Globalisering biedt kansen, voor Nederlandse werkgevers en consumenten. Voor een inzet op een rechtvaardiger verdeling – van welzijn, zeggenschap, milieugebruiksruimte en van veiligheid. Juist voor diegenen die de minste kansen hebben. Ik zie ontwikkelingssamenwerking als een investering. Een belegging in veiligheid en ontwikkeling, waarin je een slimme mix moet kiezen. En soms bereid moet zijn risico’s te nemen om zo hoge rendementen te halen. Maar nooit roekeloos.

[Vier prioriteiten]

Ik wil het OS-budget dáár investeren waar de achterstanden het grootst zijn. Waar de noden het hoogst zijn. En waar Nederland een duidelijke meerwaarde heeft. Als je kijkt naar waar de achterstanden bij het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen het grootst zijn, kom je vanzelf op vier punten:

1) fragiele staten: ik noemde ze al aan de hand van Kenia. Een prioriteit omdat in deze landen de achterstanden veelal het grootst zijn en de gevolgen van globalisering, klimaatverandering en conflict het scherpst tot uitdrukking komen. De nadruk die donorlanden hebben gelegd op goed bestuur heeft er toe geleid dat landen die de hulp het hardst nodig hebben, deze niet krijgen omdat de voorwaarden voor programmasteun ontbreken. Resultaatgerichtheid mag niet leiden tot een keuze van slechts die landen succesvol zijn in het bereiken van hun ontwikkelingsdoelen. We kunnen die landen niet in de steek laten. Investeren in fragiele staten is niet zonder risico’s. We zullen hierin goed moeten kiezen wat we kunnen doen om de goede krachten in dergelijke wankele staten te ondersteunen. Een tijdje geleden was ik in Congo. Daar ondersteunen we bijvoorbeeld een fatsoenlijke integratie van ex-soldaten en rebellen in de samenleving. Essentieel voor de stabiliteit. Maar ook in Afghanistan werken we aan stabiliteit en ontwikkeling, hand in hand. Daar beginnen nu ook de eerste resultaten zichtbaar te worden van onze inspanningen die we daar met de private sector leveren met name in de saffraan- en fruitteelt. Van mij kunt u in de komende jaren meer van dat soort programma’s verwachten.

2) economische groei en verdeling: ik wil een grotere nadruk op groei én verdeling van groei. Om de kloof tussen arm en rijk te helpen overbruggen, zowel tussen als binnen landen. Tussen landen gaat het om het stimuleren en faciliteren van ontwikkelingslanden om aan het wereldhandelsstelsel deel te nemen. Binnen landen gaat het om het bevorderen van zogenoemde pro-poor groei in de private sector en groei in de voor armen belangrijke landbouw en informele sectoren. Op dit terrein kan echt nog enorm veel gebeuren. Groei moet en kan bevorderd worden door minder regels en bureaucratie, door verbetering van de macro-economische situatie, door een infrastructuur die de armsten toegang biedt tot markten en voorzieningen en door de micro- en mesostructuur te verbeteren.

3) Mijn derde prioriteit: meer rechten en kansen voor vrouwen en bijzondere aandacht voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: er wordt nauwelijks voortgang geboekt op de millennium ontwikkelingsdoelen 3 en 5: het terugdringen van moedersterfte en de rechten van vrouwen, met name seksuele rechten. Op dit moment sterft er elke minuut een vrouw onnodig tijdens zwangerschap of in het kraambed, bijvoorbeeld door onveilige abortus of het gebrek aan oxytocine, een middel dat in Nederland aan alle vrouwen wordt toegediend om het bloeden na een bevalling te stelpen. Een aantal Nederlandse farmaceuten werkt in samenwerking met ontwikkelingsorganisaties nu bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van een hittebestendig oxytocine, dat gemakkelijker in ontwikkelingslanden gebruikt kan worden. Gelijke rechten en kansen voor vrouwen en meisjes zijn voor het kabinet een absolute prioriteit én een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van alle overige millennium ontwikkelingsdoelen.

4) klimaat, duurzaamheid en energie. We zullen moeten erkennen dat milieu en energie invloed heeft op het realiseren van alle millennium ontwikkelingsdoelen. De nadruk die momenteel gelegd wordt op klimaatverandering en biomassa moet leiden tot nieuwe kansen voor ontwikkelingslanden, maar mag niet leiden tot een achteruitgang van toegang tot schaarse hulpbronnen, biodiversiteit en energie voor arme mensen. Het gaat om een eerlijke verdeling van de internationale milieugebruiksruimte. Ook hier zie ik groot belang voor de betrokkenheid van het bedrijfsleven: bij het ontwikkelen van nieuwe financieringsinstrumenten voor klimaatadaptatie, bij waterprojecten waar de Nederlandse expertise en investeringen zeer welkom zijn etcetera.

[landenkeuze]

Dames en heren,

Vier prioriteiten dus. Toen ik net aantrad als minister voor Ontwikkelingssamenwerking was echter niet de eerste vraag welke inhoudelijke prioriteiten ik zou stellen, maar vooral in welke landen ik actief zou willen zijn. De landenlijst is kennelijk een bekend gezelschapsspel. Ik heb besloten om als minister voorlopig geen grote wijzigingen aan te brengen in de landenkeuze. Laten we het eerst maar even doen met de lijst die er is. Wel denk ik dat we grote winst kunnen behalen in effectiviteit en kwaliteit door meer maatwerk te leveren.

Ik deel de landenlijst in in drie profielen. We moeten namelijk erkennen dat er grote diversiteit is in de uitgangssituatie per land. Maarwerk moeten we leveren. Maar de drie profielen geven ook de mate van risico aan die er voor bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties en bedrijven zijn om er actief te zijn.

De veertig landen waarmee Nederland samenwerkt op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking zijn als volgt in te delen:

1. Landen waar het accent ligt op het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen
In dit profiel gaat het om arme landen met een redelijke mate van stabiliteit en een zich verbeterend bestuur. De millennium ontwikkelingsdoelen liggen in deze landen nog ver achter, maar kunnen met een extra inzet en in nauwe samenwerking met de overheid en andere donoren dichterbij worden gebracht. Ik denk hierbij aan landen als Tanzania, Zambia en Uganda. Met een betere taakverdeling en minder vlaggenplanterij kunnen we in deze landen op termijn met minder mankracht effectieve ontwikkelingshulp bieden.

2. Landen waar met name de veiligheid in het geding is
In feite gaat het hier om fragiele staten waarop ik dus wil intensiveren. De veiligheidsproblematiek in deze landen is zo dominant dat de millennium ontwikkelingsdoelen meestal niet snel haalbaar zijn. Sudan, Afghanistan, Burundi, Congo. Mijn inzet hier zal vooral gericht zijn op het creëren van randvoorwaarde. Dus geven we aandacht aan bijvoorbeeld elementaire voorzieningen om veiligheid voor burgers te waarborgen en aan verbetering van de bestuurskracht.

3. Landen waarmee we een brede relatie hebben
Dit zijn middeninkomenslanden of landen die binnenkort die status bereiken. Denk aan Egypte, Indonesië en Vietnam. De Nederlandse inzet richt zich met name op de achterblijvende millennium ontwikkelingsdoelen en het verbreden van de ontwikkeling van het land. Andere vormen van samenwerking worden belangrijker. Het achterliggende idee is dat deze landen steeds minder ontwikkelingshulp nodig hebben en meer economische, culturele en andere vormen van samenwerking. Ontwikkelingssamenwerking kan hier op termijn kan worden uitgefaseerd.

In al deze drie typen landen is het voor ondernemers mogelijk te investeren en is gebleken dat het vaak de moeite loont om het risico te nemen. Maar vooral in de laatste categorie zie ik grote kansen voor ondernemers. Het gaat immers dan doorgaans om groei-economieën met een groot potentieel.

[Private sector motor economische groei]

Dames en heren,

Dat brengt mij op de kernvraag van vanmiddag: hoe kunnen wij er nu samen voor zorgen dat het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden wordt versterkt en dat daar daadwerkelijk duurzame groei tot stand komt. En dat die groei ook ten goede komt aan grote groepen in ontwikkelingslanden. Ik ben aan het begin van mijn periode neergezet als een soort vijand van het bedrijfsleven. Zelden heb ik een argument gehoord dat onterechter was. Ik ben de minister van Ontwikkelingssamenwerking die tijdens zijn zittingsperiode het meest zal uitgeven aan ondersteuning van initiatieven van het bedrijfsleven. Voor ORET alleen al heb ik voor 2008 218 miljoen euro gereserveerd en voor 2009 is 194 miljoen gereserveerd. Let wel, in de afgelopen vier jaar was er voor ORET jaarlijks maximaal 90 miljoen euro beschikbaar. Die extra middelen zijn er niet zonder reden: ik ben van mening dat ondernemers zoals u, evenals uw collega-ondernemers in ontwikkelingslanden, een cruciale rol kunt vervullen in het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelen. De private sector is immers de motor van economische groei, en zorgt voor werkgelegenheid en noodzakelijke belastingopbrengsten in ontwikkelingslanden. Macro geformuleerd: ontwikkelingssamenwerking is meestal niet meer nodig als de private kapitaalmarkt zelf groei en ontwikkeling tot stand kan brengen zoals in grote delen van Oost-Azië gebeurt. We werken daar vaak samen op het terrein van internationale publieke goederen zoals sociale verzekeringen, klimaat en milieu. Een groot deel van de bevolking in ontwikkelingslanden verdient een inkomen in de formele en informele private sector, vaak in het midden en kleinbedrijf. Daarnaast is de private sector in toenemende mate van belang als uitvoerder van publieke diensten als energie, water en gezondheidszorg. Aandacht voor de private sector heeft dan ook een belangrijke plek binnen mijn beleid. Het is van belang dat ook overheden in die landen de essentiële rol erkennen die ondernemers spelen. Dat is in het verleden lang niet altijd het geval geweest, maar gelukkig dringt dit besef steeds verder door. Vaak is het daarnaast zo dat in ontwikkelingslanden ook een aanzienlijke discriminatie tegen het MKB bestaat. Maatregelen rondom handelsbeleid, investeringsbevordering en kredietverlening komen vaak ten gunste van grotere ondernemingen, waarbij het MKB wordt uitgesloten. Het opheffen van deze discriminatie bevordert een ‘level playing field’ en vergroot de toegang van het MKB tot kennis, kapitaal en andere productiefactoren. Hier ligt een belangrijke taak voor (economische) instituties. Niet schaalgrootte, maar het bevorderen van productiviteit, marktwerking en concurrentie zijn bepalend voor groei en pro-poor groei. Ik wil hier dan ook op inzetten in mijn beleid. Nederland helpt landen verder door het verbeteren van wet- en regelgeving, het versterken van de financiële sector, het wegnemen van handelsbelemmeringen, en het vergroten van de capaciteit op het terrein van kennis en vaardigheden zoals via steun aan beroepsonderwijs. Op deze manier werken wij samen met allerlei partijen om een klimaat te creëren waarbinnen de private sector haar rol kan spelen.

Maar u begrijpt dat ik verder kijk, moet kijken, naar de vraag hoeveel winst ondernemers behalen. Mijn prioriteit is dat de Millennium Ontwikkelingsdoelen worden gehaald. Groei en verdeling kunnen bijgedragen aan het bereiken van de MDG’s, met name MDG 1: halvering van extreme armoede en honger. Uit onderzoek blijkt dat een inkomensstijging per hoofd van 1% bijdraagt aan een vermindering met 1% van het aantal mensen dat leeft van minder dan 1 dollar per dag. Er zijn dus extra maatregelen nodig om te zorgen dat groei ook ten goede komt aan de allerarmsten. Terugkomend op ORET: het beoordelingscriterium van de oude ORET-regeling was dat het bij moest dragen aan economische ontwikkeling maar geen negatief effect mag hebben op de positie van de armen, vrouwen en milieu. Dit vind ik niet voldoende toegespitst op wat er nodig is. Zo worden er nu ORET projecten goedgekeurd voor de aanschaf van geldvernietigingsmachines en kustwachtschepen, waarbij armoedebestrijding niet erg hoog scoort. Maar er zijn onder ORET ook projecten goedgekeurd voor de aanleg van drinkwatersystemen, energieproductie en -distributie, die veel ontwikkelingsrelevanter zijn.

In de nieuwe regeling wil ik dit soort initiatieven bevorderen. De ontwikkelingsrelevantie en duurzaamheid moeten veel groter worden. Ik streef daarbij naar langdurige samenwerkingsverbanden van lokale overheden met bedrijfsleven die zich gezamenlijk inspannen om de zo broodnodige investeringen in de publieke infrastructuur te doen. Het gaat er immers om dat de lokale spelers en de lokale instituties uiteindelijk het werk over kunnen nemen. Dat betekent ook dat training, opleiding en projectontwikkeling nadrukkelijk deel zullen uitmaken van de nieuwe regeling, zodat bijvoorbeeld ook financiële reserveringen voor de bedrijfsvoering, het onderhoud en reparatie worden meegenomen.

Ik ben ervan overtuigd dat we op dit terrein nog beter kunnen samenwerken. Dat we onze krachten kunnen bundelen om zowel winst te maken in bedrijfseconomisch opzicht als woekerwinsten op het vlak van armoedebestrijding. Dat brengt mij op het begrip partnerschap. Voor mij als ongehuwde altijd een interessant concept.

[Wat is partnerschap?]

Wij hebben de laatste jaren veel aandacht besteed aan publiek-private partnerschappen. Maar het begrip ‘partnerschap’ blijft, als in een goed huwelijk, zorgen voor verwarring. Ondanks allerlei pogingen de afgelopen jaren om dit begrip te definiëren heeft iedereen nog een eigen idee over wat een partnerschap nu eigenlijk inhoudt. Zoals in het huishouden de vraag is wie nou verantwoordelijk is voor de luiers en de afwas, is in een publiek-private partnerschap ook altijd de vraag wie wat doet. Voor mij is de kern dat partnerschap berust op vrijwilligheid: alle partijen moeten het evenzeer willen. En de risico’s, verantwoordelijkheden, middelen, competenties en opbrengsten moeten worden gedeeld. Ik wil geen risico’s afwentelen op het bedrijfsleven en ik hoop dat dat wederzijds is. Maar door risico’s te delen, kunnen we gezamenlijk investeren wel aantrekkelijker maken.

[Het Akkoord van Schokland en The Currency Exchange]

De eerste 100 dagen na mijn aantreden vorig jaar ben ik, net als mijn collega bewindslieden, in discussie getreden met allerlei partijen, waaronder ook veel ondernemers. Uit al die gesprekken bleek dat er heel veel goede ideeën bestaan over hoe partijen zelf een bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van de MDG’ s. Dit alles heeft geresulteerd in Het Akkoord van Schokland, of liever gezegd de 36 partnerschap-overeenkomsten die getekend zijn op het voormalig eiland Schokland in juni 2007, om het bereiken van de MDG’s dichterbij te brengen. Hier waren tal van bedrijven bij betrokken, in verfrissende coalities.

Een voorbeeld van zo’n Schokland Akkoord is de lancering van The Currency Exchange, een initiatief om het wisselkoersrisico voor lokale ondernemers in ontwikkelingslanden te verminderen. Stel je voor dat je als ondernemer hier in het Noord Nederland geen energierekening in euro’s krijgt, maar in Keniaanse shillingen. Dan is je rekening niet alleen afhankelijk van je energieverbruik, maar ook van de koersontwikkeling tussen de euro en de Keniaanse shilling. Je uitgaven worden veel lastiger te plannen. Zo’n constructie klinkt misschien vreemd, maar is realiteit in Kenia, waar het elektriciteitsbedrijf klanten rekeningen in dollars stuurt. Of je gaat naar de bank voor een lening, maar kunt alleen een lening krijgen in Japanse Yen, terwijl je verder helemaal niets te maken hebt met de Yen, er geen zaken in doet. Het is echter het enige aanbod. Lokale ondernemers in ontwikkelingslanden worden hier vaak mee geconfronteerd, omdat zij alleen leningen in dollars of euro’s kunnen krijgen. TCX probeert hier door risicodiversificatie een oplossing te bieden, en het daarmee mogelijk te maken dat energiebedrijven hun klanten wel in lokale valuta kunnen laten betalen, of dat banken wel leningen in lokale valuta kunnen aanbieden. TCX dekt het hiervoor het risico af. Nederlandse en andere Europese en Afrikaanse ontwikkelingsbanken, organisaties en ABN-AMRO hebben hiertoe samen hun krachten gebundeld en er 200 miljoen euro in geïnvesteerd.

TCX is slechts een van de fantastische voorbeelden van innovatief partnerschap. Er zijn tal van andere voorbeelden van dergelijke akkoorden die zijn gesloten. Bijvoorbeeld op het terrein van water. Voor verduurzaming van internationale handelsketens, op het vlak van certificering van biomassa, op het terrein van water, maatschappelijk verantwoord ondernemen, een nationaal actieplan om met het leger en ontwikkelingsorganisaties meer aandacht te besteden aan de rol van vrouwen in vredesbesprekingen en in conflictgebieden, etcetera.

[PSOM]

Dames en heren,

Ik weet dat er nog veel meer van dit soort goede initiatieven bestaan, waar ook bedrijven bij betrokken zijn. Vandaar dat ik het Schokland Fonds in het leven heb geroepen. Waar het gaat om zaken doen begrijp ik heel goed dat we u de ruimte moeten laten om zelf ideeën te ontwikkelen. Dat is geen gratuit gebaar, we hebben mogelijkheden die handen en voeten kunnen geven aan uw plannen om in ontwikkelingslanden aan de slag te gaan. U bent goed in ondernemen, daar gaan wij niet uw werk overdoen of kopiëren. De mogelijkheden binnen het Schokland-fo nds zijn omvangrijk en mijn ambtenaren gaan graag met u om de tafel zitten om dit uit te werken. Dit kan bijvoorbeeld in de klimaatsector waar u gebruik kunt maken van de wereldwijde initiatieven van multilaterale organisaties zoals de Wereldbank. Ik denk dan bijvoorbeeld aan biomassa voor energievoorziening. Voor de financiële sector zijn we hard bezig om de banken en fondsen in Nederland verder te helpen met microfinanciering. Zoals u weet is het van groot belang zoveel mogelijk mensen in staat te stellen deel te nemen aan het economische proces. U wilt uw producten verkopen en dat kan steeds beter als het grote potentieel consumenten kan worden aangeboord. Toegang tot financiële diensten zoals bankrekeningen via mobiele telefoons e.d. leidt direct tot grotere economische activiteit. U kunt ons helpen met ideeën die gemeengoed zijn in verkoop en marketing om ons beter in staat te stellen de armen te laten ontsnappen aan de geldloze economie.

Uit het Schokland-fonds kunnen zowel maatschappelijke organisaties als kennisinstellingen en het bedrijfsleven putten. Daarnaast zijn er natuurlijk ook nog aan aantal zogeheten bedrijfsleveninstrumenten die er specifiek voor u zijn. Het PSOM-programma is wat mij betreft één van de paradepaardjes van het bedrijfslevenprogramma van OS. Het is in uitvoering gegeven bij de EVD, de organisatie die bij u ondernemers goed bekend staat voor handels- en investeringsbevordering. De EVD roept u op via de website www.evd.nl om ideeën in te dienen. Schrikt u als nieuwkomer niet van de voorwaarden, de diverse projectadviseurs van de EVD zijn bereid u wegwijs te bieden om een succesvol voorstel in te dienen. Denkt u daarbij vooral ook aan het samenstellen van een goed consortium. Als u denkt dat u vooral wilt concentreren op de joint venture en terugschrikt van de papierwinkel die bij PSOM komt kijken, praat dan toch eens met één van de EVD-adviseurs en laat u overtuigen van de mogelijkheden. Neem van mij aan dat hele concrete projecten tot de succesvolste behoren. Zo is Smit Beheer BV uit Sappemeer vorig jaar met behulp van het PSOM in Tanzania gestart met een investeringsproject op het gebied van de teelt van orchideeën. HZPC uit Joure ontwikkelt de productie van pootaardappelen in Ethiopië. En in Zambia investeert De Weijs BV uit Veendam m.b.v. het PSOM in de productie van natuurstenen tegels voor wandmozaïeken. Zomaar drie voorbeelden van internationaal en ontwikkelingsrelevant ondernemen waarmee naar verwachting alleen al in het eerste jaar rond 150 directe, nieuwe arbeidsplaatsen wordt gecreëerd.

[ORET]

Een ander bedrijfslevenprogramma waar veel over te doen geweest is het laatste jaar is ORET. Dat staat voor Ontwikkelingsrelevante Export Transacties. Vanuit ORET worden projecten gefinancierd die bijdragen aan versterking van de sociaaleconomische infrastructuur in ontwikkelingslanden, waarbij kapitaalgoederen, maar ook kennis en kunde doorgaans geleverd worden door Nederlandse bedrijven. Helaas bleek het volgens de evaluatie tegen te vallen voor wat betreft juist die voor mij zo cruciale ontwikkelingsrelevantie. Vandaar dat in het Coalitieakkoord van het kabinet is aangegeven dat wij de komende periode het ORET-programma willen aanpassen. Daar werken wij nu hard aan. Ik hoop voor de zomer met een nieuwe regeling te komen. Helaas ben ik in de tussentijd gedwongen geweest om de bestaande ORET-regeling te sluiten. Ik had dat liever pas gedaan op het moment dat een nieuwe regeling ‘klaar’ was, maar kon om budgettaire redenen niet langer wachten. De uitgaven voor ORET de komende jaren dreigden namelijk uit de hand te lopen. Ik zei zojuist al: er was nooit eerder een minister voor Ontwikkelingssamenwerking die zoveel geld op de begroting reserveerde om het bedrijfsleven te stimuleren. Ik snap dat de tijdelijke sluiting van het loket voor betrokken bedrijven soms als een verrassing gekomen is, en snap ook dat u nu met spanning op een nieuwe regeling wacht. Ik kan u op dit moment niet anders zeggen dat wij daar nu hard aan werken. En ik hoop dat u, als ondernemers, begrijpt hoe belangrijk het is dat het kasboek klopt en dat er niet meer dan mogelijk wordt uitgegeven.

In het Coalitieakkoord staat dat de ORET-regeling relevanter moet worden voor het MKB in Nederland én in ontwikkelingslanden. Momenteel kijk ik met betrokken partijen naar de mogelijkheden hoe dit te doen, als onderdeel van de bredere inzet om tot een nieuwe regeling te komen die de plaats van ORET moet innemen. Natuurlijk proberen wij als kabinet het MKB ook op allerlei andere manieren te ondersteunen bij hun activiteiten in ontwikkelingslanden. Met name om infrastructuur ten behoeve van de armsten te ontwikkelen. Naast toegang tot kennis en vaardigheden blijft toegang tot financiële middelen een groot probl eem voor MKB bedrijven, zowel in Nederland als in het buitenland. Daar proberen wij wat aan te doen. Er is de FOM Investeringsfaciliteit (Fonds voor Ontwikkelende Markten) van de FMO voor het Nederlandse MKB waarbij het aangaan van joint-ventures en soortgelijke structuren met lokale partners in ontwikkelingslanden wordt aangemoedigd.

[internationale instrumenten]

Dames en heren,
Ik zei al: de vraag van vandaag is hoe we beter kunnen samenwerken, onze initiatieven goed op elkaar kunnen laten aansluiten. Vrijwillig partnerschap is het uitgangspunt. Ik heb daarbij een aantal middelen genoemd die u fungeren als smeerolie voor uw investeringen en partnerschappen. Het Schoklandfonds, ORET, FOM en PSOM. En denk ook aan PUM bijvoorbeeld, het programma uitzending managers, dat door uw eigen organisatie, VNO-NCW wordt uitgevoerd. Morgen zal ik een werkconferentie van PUM-deskundigen bijwonen om ook van hun ervaringen te leren.

Maar Nederland probeert ook actief internationale organisaties te porren om meer ruimte te bieden aan concrete ideeën van ondernemers. De Wereldbank en de private sectorarm daarvan, IFC, heeft een lovenswaardig initiatief ‘lighting africa’. Daarmee wordt opgeroepen om mensen te voorzien van verlichting daar waar er geen elektriciteitsvoorziening bestaat. Heel eenvoudig door milieuonvriendelijke kerosinelampen te vervangen door led-lampjes die handmatig door een soort knijpkat kunnen worden opgeladen. Kijkt u op de website www.lightingafrica.org waar bedrijven elkaar helpen met business leads. Voor 2008 worden binnenkort van de 54 finalisten de 20 ideeën geselecteerd die in 2008 voor financiering in aanmerking komen. Nederland werkt nauw samen met dit soort initiatieven waar bedrijven via tenders met innovatieve ideeën die praktisch werkbaar zijn en in beginsel ook commercieel toepasbaar zijn. De IFC en de Wereldbank moeten aanjagers hiervan zijn en u vooral ook wijzen op de grote onontgonnen markten. Een interessante niche, want deze verlichtingsmarkt in Afrika gaat naar schatting om zo'n USD 17 miljard per jaar!

U zult zeggen: de risico's in ontwikkelingslanden zijn groot. Hoe kan ik ondernemen met de garantie dat ik door de politieke onzekerheid zoals die nu ook in Kenia is ontstaan niet al mijn geld kwijtraak? Ontwikkelingssamenwerking kan daarin een klein beetje helpen. Nederland is aandeelhouder in het MIGA voor investeringsverzekering ook voorstander van de uitbreiding van de mogelijkheden voor het MKB. De eerste resultaten zijn positief en deze wereldbank-dochter zal de komende jaren vaker kunnen inspringen om uw investeringen af te dekken tegen politieke risico's.

[Vietnam]

En dan zijn er natuurlijk nog de handelsdelegaties die veel kansen bieden. Binnenkort reis ik met de staatssecretaris voor buitenlandse handel, Frank Heemskerk, naar Vietnam met een grote bedrijvendelegatie. Dertig organisaties gaan mee. Op de lijst staan ook bedrijven uit Noord-Nederland (Paques, Balk Friesland; Romi Smilfood Herenveen), dat doet me deugd. Ik wil samen met mijn collega van EZ in Vietnam bezien hoe we in Vietnam de mogelijkheden voor financiering van Vietnamese bedrijven alsook joint ventures kunnen verbeteren. Ik hoor vaak dat het juist lastig is om zonder garantie van op de moederonderneming in Nederland financiering aan te trekken. Binnenkort hoort u meer over dit meso-financieringsinitiatief waar ik nadrukkelijk u in het kader van het Schoklandproces ook bij wil betrekken. Het gaat dan een bijdrage aan de financiële sector met als uiteindelijke doel het leningensegment tussen micro en standaard MKB-krediet aan te pakken. Juist de partijen waar u mee werkt en die verlegen zitten om leningen van 100.000 tot 250.000 €. In Vietnam spreken we met de lokale banken. In de missie zitten ook Nederlandse financiële partners, waaronder de FMO die zijn belangen de laatste jaren in dit land enorm heeft uitgebreid. Zo zijn zij betrokken bij een leasingproject voor kleine kapitaalgoederen.

[MVO]

Een gerelateerd onderwerp is het debat rondom Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, of MVO. In de praktijk is MVO nagenoeg inwisselbaar met het concept duurzaamheid, wat het een interessant principe maakt voor de ontwikkelingsgemeenschap. Nederlandse bedrijven vervullen vaak een voorbeeldrol op het terrein van MVO, en hebben een activistische houding aangenomen. Ik juich dit van harte toe. Hoewel MVO met name een zaak is van producenten en consumenten geloof ik dat de overheid op dit terrein een faciliterende rol kan spelen. Dat hebben we de afgelopen jaren gedaan, en dat zullen wij zeker voortzetten.

[tot slot]

Dames en heren,

Kortom: er zijn mogelijkheden te over om u te ondersteunen mocht u in ontwikkelingslanden aan de slag willen gaan. Ik zou dat zeer toejuichen. Want ontwikkeling is een zaak van iedereen. Samen kunnen we ervoor zorgen dat mensen en bedrijven in ontwikkelingslanden worden versterkt. Dat is ook een zaak van welbegrepen eigenbelang. Ik ben zeer benieuwd naar uw ervaringen op dit terrein en ik kijk uit naar de discussie met u over dit onderwerp.

Dank u.