Das Europa der Anderen

Samenvatting

"Om te ontdekken wat wij, Europeanen, delen moeten wij ons eerst meer bewust zijn van de verschillen en daarvoor oprechte belangstelling tonen". Dat zegt staatssecretaris voor Europese Zaken Frans Timmermans in een rede voor de Berlijnse Humboldt-universiteit.

In zijn rede noemt hij het einde van de Europese tweedeling met de toetreding van de voormalige Oostbloklanden het grootste succes van ruim een halve eeuw Europese integratie. Maar de EU zelf is daardoor ook veranderd. Aanvankelijk werd de natiestaat in West-Europa vooral gezien als belemmering voor Europese integratie, terwijl voor de nieuwe lidstaten de natiestaat een symbool van de herwonnen vrijheid is.

"Vooruitgang is het grijpen van de kansen van het heden en het afweren van de bedreigingen van morgen. Om dat te doen moet Europa zichzelf heruitvinden." Dat vereist volgens Timmermans aanpassing van de huidige verdragen. Het probleem is dat de discussie daarover de tegenstellingen uitvergroot en het zicht op het Europa van de idealen ontneemt. Een snelle oplossing is daarom gewenst.

Inleiding

"Europe, now you see it, now you don't. Die, die schon lange in Europa leben, scheinen seiner überdrüsssig. Die, die nicht hier sind, die woanders leben, wollen um jeden Preis her, oder hinein. Was ist das, dass die einen HABEN, aber nicht mehr wollen, und wonach sich die Anderen so SEHNEN?"

Deze vraag van Wim Wenders te beantwoorden is misschien wel de belangrijkste opgave van Europapolitici. De pogingen die daartoe in de afgelopen jaren zijn ondernomen hebben slechts zeer ten dele succes gehad. Vele Europeanen zijn een Europese illusie armer omdat Europa onvoldoende presteert en omdat Europa hen onvoldoende representeert. In de mode is nu het antwoord om Europa in termen van concrete projecten te gieten. Niet zonder belang, deze benadering, want via concrete projecten kunnen concrete prestaties worden bereikt. Maar een puur utilaristisch Europa is ook een beetje een armzalig Europa, net zoals puur utilaristische politiek uiteindelijk ook armzalige politiek is.

Sinds jaren ben ik een grote fan van Herbert Grönemeyer. Het lied waarmee hij enkele jaren geleden zijn overleden vrouw bezong, heeft op mij een onuitwisbare indruk gemaakt. Maar Grönemeyer is niet alleen groot in het persoonlijke, hij is dat ook in het politieke. Op zijn laatste album ‘12’, houdt hij ons politici een spiegel voor die zo loepzuiver is dat wij alle vouwen en groeven, alle grote en kleine gebreken op ons gelaat afgetekend zien staan. In Die Flüsternde Zeit zingt hij:

Der Sommer war gross
Das Wetter überreif
Aber ihr, ohne Idee, im Abseits
Ihr spielt nur zum Schein
lasst uns hinten allein
Für euren Vertrag fällt euch zu wenig ein
In einer flüsternden, flüsternden Zeit

Natuurlijk, wij moeten de problemen aanpakken waarmee onze burgers nu kampen. Maar praktische oplossingen beklijven alleen als zij geschraagd worden door ideeën over de toekomst van onze samenleving als geheel. Ideeën die breed worden gedeeld binnen de gemeenschap waarop zij betrekking hebben. Hier kampt Europa met een groot probleem, want de vlucht in het praktische is ook de vlucht van de noodzaak een gemeenschappelijk gedragen ideaal te formuleren.

Maar om te ontdekken wat wij Europeanen delen, moeten wij paradoxaal genoeg ons eerst meer bewust zijn van onze verschillen – en voor die verschillen nu eindelijk oprechte belangstelling tonen.. In een duo-interview met twee europarlementariërs, de Fransman Michel Rocard en de Roemeense Adina Valean, dat in de aanloop naar de viering van ’50 jaar Europa’ verscheen, komen die verschillen duidelijk naar voren.

Oudgediende Rocard vertelt in het interview dat hij huilde toen Valean samen met nog 52 collega’s uit Roemenië en Bulgarije de vergaderzaal van het Europees Parlement in Straatsburg binnenschreden om, zoals hij zegt, ‘hun plek in Europa in te nemen’. Zijn gedachten gingen terug naar 1989, toen hij als premier van Frankrijk meemaakte hoe de gehate Nicolae Ceaucescu werd verjaagd.

De bijna veertig jaar jongere Valean voelde zich op het moment van binnenkomst ‘alleen maar trots’. En die trots gold in de eerste plaats Roemenië – en niet Europa. Want op het moment dat zij de deur van het Europese Parlement open trekt hoort zij de deur van de dictatuur achter haar definitief dichtslaan: ‘Vrijheid is het enige waar we bij Europa aan dachten’. Rocard had Europa naar Roemenië gebracht, maar Valean bracht Roemenië naar Europa. Dit is geen woordspel. Voor diegenen onder ons die sinds 1945 van vrijheid genieten is Europa steeds de overwinning van de lotsverbondenheid op destructief nationalisme geweest. Het relativeren van de natiestaat was daarvan een belangrijk bestanddeel. Voor diegenen die tot 1989 zuchtten onder vreemde overheersing en dictatuur is de herwonnen nationale vrijheid de grootste overwinning uit de geschiedenis. Juist het benadrukken van de natiestaat is daar een expressie van overwonnen onvrijheid. Dit verschillend uitgangspunt tussen oude en nieuwe lidstaten blijft meestal onuitgesproken, maar is onderhuids steeds aanwezig en leidt te vaak tot misverstanden.

Kremlin aan de Zenne

Voor mij is de val van de Berlijnse Muur en het afbreken van het IJzeren Gordijn het absoluut hoogtepunt van het succesverhaal van Europa. Jarenlang lagen Warschau, Praag en Boekarest voor ons in West-Europa aan de andere kant van de maan. Nu reis je er even gemakkelijk naartoe als naar Londen of Parijs. En het mooiste is: die vrijheid wordt als de normaalste zaak van de wereld ervaren. Dat is een geweldige vooruitgang. Tegelijk verhult de plotselinge nabijheid ook de tegenstellingen die tussen de oude en de nieuwe lidstaten bestaan.

Terwijl landen in West-Europa soevereiniteit gingen delen, integreerden ook de landen aan de andere zijde van het IJzeren Gordijn. Maar anders dan wij deden zij dat niet vrijwillig, maar onder totalitaire druk van Moskou. Het is nog geen twintig jaar geleden dat de helft van Europa uit landen bestond die dreven op een geïnstitutionaliseerde vorm van wantrouwen tussen mensen. Dat verklaart de combinatie van weerzin en fascinatie waarmee wij naar een film als ‘Das Leben der Anderen’ van regisseur Florian Henckel von Donnersmarck kijken. Gingen mensen echt zo met elkaar om?

Met de komst van de vrijheid konden Polen, Hongaren en Tsjechen eindelijk hun eigen lot in handen nemen en hervonden ze hun nationale trots. Net als West-Europa hebben de voormalige Oostbloklanden veel aan de EU te danken: hun economische groeicijfers spreken wat dat betreft boekdelen. Maar net zomin als in de oude lidstaten levert dat Europa veel krediet op. Uit een recente opiniepeiling bleek bijvoorbeeld dat de Letten het meest eurosceptisch zijn van alle Europeanen. Slechts 28% vond lidmaatschap een goede zaak. En waarom? Door de veronderstelde overeenkomst van de EU met de gehate, centraal geleide So vjet-Unie. Het communistische Moskou inwisselen voor een bureaucratisch Brussel is wel het láátste wat ze willen.

Ook in veel andere nieuwe lidstaten wordt die parallel veelvuldig getrokken. Dat is schokkend, maar toch moeten we er begrip voor hebben dat de sporen van een zeer traumatische – zeer recente - geschiedenis zich niet eenvoudig laat uitwissen. Daar komt bij dat veel Midden- en Oost-Europese landen het idee hebben bij de oude lidstaten te worden achtergesteld. Veiligheid is daarbij belangrijker dan de beroemde Brusselse vleespotten: de oude lidstaten zouden wat meer begrip mogen opbrengen voor de preoccupatie van vele nieuwe lidstaten met hun veiligheid. We vergeten wel eens dat de Koude Oorlog bij hen een stuk kouder was. In geen geval willen zij hun pas herwonnen vrijheid in gevaar brengen.

De nieuwe toetreders moeten er vaak nog aan wennen dat het EU-lidmaatschap niet het einde is van een proces, maar het begin van een nieuwe rol in een breder verband. Dat breder verband is geen nieuw Warschaupact en ook geen mini-VN. De EU ís geen klassieke internationale organisatie. Zij is méér en stelt daarom hogere eisen aan haar leden.

De oude lidstaten moeten beseffen dat het einde van de Europese deling ook ons deel van de wereld en onze perceptie van de Europese samenwerking transformeert. Het beeld dat de nieuwkomers zich na hun toetreding nog steeds aan de oudgedienden moeten aanpassen is onjuist. Zij zijn geen ‘anderen’ meer. De toetreding heeft de EU veranderd – en dat geldt voor ons allemáál. Dat Brussel regelmatig als een nieuw Moskou wordt ervaren, is daarmee óók ons probleem.

Zelfhaat

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was het failliet van de op hol geslagen natiestaten compleet. Juist door het ‘poolen’ van soevereiniteit – door de EEG (en later de EG en de EU) dus! – werd de natiestaat weer tot leven gebracht. Zestig jaar later staat de wereld opnieuw op de drempel van een nieuw tijdperk. Globalisering verandert de verhoudingen in de wereld razendsnel. Opnieuw is Europa het logische verzamelpunt voor de natiestaten om van die uitdaging – afzonderlijk én als groep – een succes te maken.

Maar zo wordt dat niet gezien. Europa lijkt soms een beetje uitgeboerd. ‘Vanaf nu kan het alleen nog maar minder worden’, beweren sommigen. ‘We moeten zien te houden wat we hebben’, zeggen anderen. Heeft Europa met het opheffen van de tweedeling inderdaad het einde van zijn geschiedenis bereikt? Nog nooit is een vredesproject dat zo volstrekt kansloos leek, zo’n succes geworden. Maar het is tegelijk ongekend dat een succesverhaal zo aan zichzelf is gaan twijfelen.

Bekende Nederlandse reclamemakers beweren dat niets gemakkelijker is dan Europa aan de man te brengen. ‘De Unie is wat de Ferrari onder de auto’s is: luxueus, comfortabel, en iedereen wil er wonen’. Europa is een gigantisch sterk merk: ‘Iedereen weet waar het over gaat als het woord Europa valt’. Nee, als Europa van een verzekeraar of een bank was geweest, dan had ondertussen iedereen voor Europa in de rij gestaan – zeggen de reclamemakers.

Je vraagt je af waar deze lieden waren tijdens de referendumcampagne over de Europese Grondwet. Toen buitelden in Nederland voor- en tegenstanders over elkaar heen met tegenstrijdige visies op Europa. Hoeveel energie, geld en betrokkenheid je ook in de promotie van het ‘product’ Europa zou stoppen, er is méér nodig om burgers voor Europa te enthousiasmeren dan te wijzen op zijn voordelen – hoeveel dat er ook zijn.

Heel veel mensen wijten het ‘nee’ tegen de Europese Grondwet aan een gebrek aan informatie. ‘Door mensen informatie over Europa te onthouden, heeft de politiek ze aan hun onderbuikgevoelens overgeleverd’, zeggen ze. Dat was ook mijn eerste reactie. Maar daarmee onderschat je de burgers. Natuurlijk moet je proberen mensen van het nut van de Europese samenwerking te overtuigen door hen te wijzen op de prestaties uit het verleden. Maar een gebrek aan informatie heeft uiteindelijk niet de doorslag gegeven: wás het maar zo.

De waarheid is dat de boodschap de meeste Nederlanders niet beviel. De EU kan nog zo belangrijk zijn geweest voor onze stabiliteit, veiligheid en welvaart, als legitimatie voor verdergaande Europese integratie schiet het verleden uiteindelijk tekort. Vooruitgang betekent niet het klonen van de successen van gisteren. Vooruitgang is het grijpen van de kansen van het heden en het afweren van de bedreigingen van morgen. En om dat te doen moet Europa zichzelf opnieuw uitvinden.

Heruitvinding

Aan de heruitvinding van Europa is grote behoefte. Tegelijk mogen we de ogen nooit sluiten voor de gevoelens van onzekerheid die bij vele Europeanen leven. Met een open blik naar de toekomst kijken kan alleen als je met beide benen stevig op de grond staat. Voelt die ondergrond wankel aan, dan richt de blik zich als vanzelf naar beneden en niet naar voren. Een toekomstgericht debat over Europa kan alleen maar slagen als fundamentele zekerheden niet meer ter discussie staan.

Om de onzekerheid bij mensen weg te nemen is een slagvaardiger Europa noodzakelijk. Dat vereist aanpassing van de huidige verdragen. De voortvarendheid waarmee het Duits EU-voorzitterschap zich inzet voor een oplossing uit de discussie over een nieuw verdrag is dan ook buitengewoon positief. Maar verwacht niet dat mensen daarom positiever over Europa gaan denken. Het probleem is dat de discussie over een nieuw verdrag de tegenstellingen tussen ‘ons’ en ‘de ander’ uitvergroot en zo het zicht op het echte Europa, het Europa van de idealen, ontneemt. Des te eerder we een voor alle lidstaten aanvaardbaar compromis weten te bereiken, des te sneller kunnen we ons volledig richten op de enorme uitdagingen waarvoor de EU en haar burgers staan.

Maar dat moet dan wél met een verdrag zijn dat is toegerust voor de eisen van deze tijd. Nederland staat helder voor ogen hoe zo’n verdrag eruit moet zien. Wat in ieder geval niet zal gebeuren, is dat het huidige Grondwettelijk Verdrag een tweede keer aan het Nederlandse Parlement ter ratificatie wordt aangeboden. Het nieuwe verdrag zal zich in benaming, vorm en inhoud wezenlijk van zijn voorganger moeten onderscheiden.

Om het institutioneel compromis intact te kunnen laten, zijn voor Nederland op vijf terreinen wijzigingen noodzakelijk.

Grondwettelijk karakter

In de eerste plaats moeten we af van de grondwettelijke pretenties. Als Nederlands Tweede-Kamerlid heb ik tijdens de Conventie meegeschreven aan de Europese Grondwet. Toen leek het verstandig om ter vergroting van de herkenbaarheid van Europa in de terminologie aan te sluiten op wat op nationaal niveau gebruikelijk is. Dat betekende bijvoorbeeld dat niet meer werd gesproken van een ‘Hoge Vertegenwoordiger’, maar van een ‘minister’, en niet meer van ‘richtlijnen’ en ‘verordeningen’, maar van wetten en kaderwetten.

‘Weg met eurospeak’, was dus het devies. Maar dat was natuurlijk niet genoeg om de term Grondwet te rechtvaardigen. Omdat zoiets nu eenmaal bij een Grondwet gebruikelijk is, werd daarom een verwijzing naar de Europese vlag en het Europees volkslied in de tekst opgenomen. Daarnaast werd ervoor gekozen het EU Handvest van de Grondrechten integraal in de tekst op te nemen .

Dit leidde tot grote verwarring onder burgers, want bijna alle Europese landen hébben toch al een Grondwet? Nederlanders hebben van oudsher geen groot constitutioneel bewustzijn. In het politieke debat en het onderwijs leidt de nationale Grondwet doorgaans een sluimerend bestaan. Door Europa veranderde dat. Toen kregen wij plotseling oog voor de Grondwet – maar dan wel die van onszelf!

De constitutionele optuiging van wat in essentie een gewoon wijzigingsverdrag is, was achteraf een grote vergissing. Door aan te haken bij het nationale referentiekader werd onbedoeld de indruk gewekt dat Europa de positie van de natiestaat zou willen overnemen. En dat valt slecht in een tijd waarin mensen door al de veranderingen die van buitenaf op hen afkomen juist geneigd zijn bescherming te zoeken bij wat zij kennen – en dat is toch in de eerste plaats hun eigen land.

Het nieuwe verdrag moet daarom een gewoon wijzigingsverdrag zijn dat alleen de veranderingen ten opzichte van de huidige Verdragen bevat – net zoals de Verdragen van Maastricht, Amsterdam en Nice. Versluierende grondwettelijke opsmuk die de indruk wekt dat Europa de ambitie heeft tot een superstaat uit te groeien, werkt de euroscepcis in de hand.. Hoe belangrijk het EU Handvest van de Grondrechten ook is, een verwijzingsartikel in het nieuwe verdrag, waardoor het toepasbaar wordt bij de uitoefening van Europése taken, is voldoende en voorkomt weer misverstanden over de intenties van het verdrag. Zo’n benadering maakt de tekst niet alleen een stuk compacter, maar ook eerlijker. Want Europa ís geen staat.

Democratisch gehalte

In de tweede plaats dient het democratisch functioneren van de EU te worden verbeterd. Het schrikbeeld van de superstaat Europa heeft als katalysator van onzekerheid en onbehagen gewerkt en veel Nederlanders doen besluiten tegen de Grondwet te stemmen. Door Europa zouden wij onszelf niet meer kunnen zijn, zo werd mensen aangepraat. Nederland zou van de kaart verdwijnen. Een affiche van het ‘nee’-kamp verbeeldde deze angst. Het liet een kaart van de EU zien. De contouren van de afzonderlijke lidstaten waren dik aangezet en met contrasterende kleuren ingevuld. Eén land ontbrak: Nederland. Dat was verdwenen in de Noordzee.

Nederland is niet het enige land in Europa waarvan de bevolking beschutting zoekt bij de natiestaat tegen de groeiende invloed van buitenaf. In Rome is momenteel een tentoonstelling te bezichtigen ter gelegenheid van het 50-jarige bestaan van de Europese integratie. Alle lidstaten is gevraagd een kunstwerk in te zenden die de nationale eigenheid uitdrukt. Was het in het verleden zo dat afzonderlijke lidstaten bij dergelijke manifestaties doelbewust zochten wat hun typisch Europees maakte, nu wordt juist de eigenheid binnen het grotere Europese geheel benadrukt.

Die houding is niet bij voorbaat een bedreiging voor Europa, integendeel. Maar dan moet Europa wel durven aansluiten bij dat nationale sentiment. Nationale parlementen kunnen als geen enkel ander instituut het nationale debat europeaniseren en het Europese debat nationaliseren. En dat is een voorwaarde om burgers eindelijk bij Europa te betrekken. De consequentie is dan wél dat de EU nadrukkelijker dan zij tot dusverre heeft gedaan moet erkennen dat de nationale parlementen het brandpunt van de politieke belangstelling en het politieke debat van Europeanen zijn – en niet Brussel of Straatsburg.

Om die reden is het zo belangrijk dat in het nieuwe verdrag de rol van nationale parlementen verder versterkt wordt. Het Grondwettelijk Verdrag deed daartoe al een aanzet met de invoering van de zogenaamde gele kaart, die inhoudt dat als eenderde van de parlementen op grond van subsidiariteit of proportionaliteit bezwaar aantekent tegen een voorstel van de Europese Commissie, zij haar voorstel moet heroverwegen. Maar als we oprecht menen dat we onze burgers via hun eigen parlementen een grotere stem in Europa willen geven, dan zullen we verder moeten durven gaan. Bijvoorbeeld door vast te leggen dat de Commissie haar voorstel moet intrekken als een duidelijke meerderheid vindt dat het de subsidiariteits- of proportionaliteitstoets niet kan doorstaan

Verdeling bevoegdheden

In de derde plaats moet een nieuw verdrag duidelijker regelen welke bevoegdheden we aan Europa geven en welke nadrukkelijk niet. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat besluiten consequent zo dicht mogelijk bij de burgers moeten worden genomen. De EU moet alleen optreden als de lidstaten afzonderlijk niet in staat zijn hun doelstellingen te verwezenlijken. Vanzelfsprekend kan dit inhouden dat een besluit soms juist beter op Europees niveau kan worden genomen en in dat geval zal in de meeste gevallen ook meerderheidsbesluitvorming gewenst zijn.Maar samenwerking in Europa moet niet het standaardantwoord zijn om problemen op te lossen, maar een beredeneerde keus.

In de afgelopen jaren is meer dan eens gebleken dat onduidelijkheid over bevoegdheden ertoe heeft geleid dat Europa zich ging mengen in de publieke diensten van lidstaten. Maar niet alles hoeft aan de regels van de interne markt te worden onderworpen. Bij zaken als pensioenen, sociale zekerheid, belastingen, cultuur, onderwijs en gezondheidszorg dient er ruimte te zijn om de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van onze nationale publieke voorzieningen te waarborgen. Dat betekent dat de bevoegdheden van lidstaten en Europa duidelijker moeten worden afgebakend dan nu het geval is.

Uitbreiding

In de vierde plaats moeten de regels voor de uitbreiding in het nieuwe verdrag worden opgenomen. Om lid van de EU te mogen worden, moeten aspirant-lidstaten een echt Europees land worden. Dat betekent dat ze een democratie en rechtsstaat moeten zijn, dat ze de mensenrechten moeten respecteren en minderheden moeten beschermen, dat ze de concurrentiedruk binnen de EU aan moeten kunnen en dat ze de Europese regels moeten overnemen. In het Brusselse jargon worden deze voorwaarden om lid te kunnen worden de ‘Kopenhagencriteria’ genoemd.

Door de toetreding zijn niet alleen de nieuwe lidstaten veranderd, maar de EU in haar geheel. Niet alleen de oude lidstaten, maar ook hun burgers zijn zich hiervan gaandeweg bewuster geworden. Het gevolg is dat aspirant-leden niet bij voorbaat met open handen worden ontvangen. Om het draagvlak voor de EU ook in de toekomst te behouden, is het daarom noodzakelijk een ondubbelzinnig signaal af te geven dat met de eisen voor lidmaatschap in geen geval zal worden gemarchandeerd. Dat maakt opname van de Kopenhagencriteria in de tekst van het nieuwe verdrag noodzakelijk.

Grotere slagkracht

Ten slotte, in de vijfde plaats, moet het nieuwe verdrag Europa aantoonbaar méér slagkracht geven waar gezamenlijk optreden van de lidstaten is vereist. De wereld van nu stelt de afzonderlijke lidstaten voor tal van uitdagingen waar zij alleen niet tegen zijn opgewassen. Als we daadwerkelijk vooruitgang willen boeken op het gebied van klimaatverandering, het immigratiebeleid of de bestrijding van terrorisme dan is een meer Europese aanpak geboden. En er zijn nog veel meer terreinen waarvoor dit geldt. Denk bijvoorbeeld aan onze energievoorziening, ons milieu, de concurrentiekracht van onze economieën, ons gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid en het probleem van grensoverschrijdende criminaliteit.

Ons Europa is een toonbeeld van een vrije, verantwoordelijke en solidaire samenleving. Het is een voorbeeld voor de rest van de wereld. Alleen als de EU en de lidstaten – beide gericht op hetzelfde doel, maar vanuit hun eigen verantwoordelijkheid – beter samenwerken én de burgers daarbij weten te betrekken, kunnen we dit Europa in stand houden. Nederland wil niet zozeer minder Europa, maar een beter Europa.

Slot

Rathaus Schöneberg is om de hoek. Op 10 november 1989 sprak Willy Brandt daar een menigte van duizenden mensen uit oost en west toe. “Nichts wird wieder so wie es einmal war”, zo sprak hij. „Dazu gehört, dass auch wir im Westen nicht an unseren Parolen von gestern allein gemessen werden, sondern an dem, was wir heute und morgen zu tun, zu leisten bereit und in der Lage sind, geistig und materiell. (…) Die Bereitschaft nicht zum erhobenen Zeigefinger, sondern zur Solidarität, zum Ausgleich, zum neuen Beginn, wird auf die eigentliche Probe gestellt. Es gilt jetzt, neu zusammenzurücken, den Kopf klar zu behalten, und das so gut wie möglich zu tun. “

In oktober van dit jaar is het vijftien jaar geleden dat Brandt stierf. De tijden mogen sinds die winternacht in Berlijn ingrijpend zijn veranderd, zijn boodschap van toen blijft ook nu actueel. Niet alleen in Berlijn of in Duitsland, maar in heel Europa. Want juist door de ongekende transformatie die de wereld heeft ondergaan (en nóg ondergaat) dreigen de verschillen die we over wonnen dachten te hebben – tussen oudgedienden en nieuwelingen, tussen oost en west, tussen groot en klein, tussen Atlantisch en continentaal – opnieuw op te gaan spelen.

Europa is mensenwerk. Alles wat door ons is opgebouwd, kan ook weer worden afgebroken. In de woorden van Brandt beluister ik een blijvende oproep ons te richten op datgene wat ons – Berlijners, Duitsers, Europeanen – bindt en niet op wat ons verdeelt.

Juist wij politici moeten ons Brandts woorden aantrekken. In de oude lidstaten wordt Europa hoe langer hoe meer als een vijand van de natiestaat gezien. Dat is niet terecht: de uitdagingen van de huidige tijd vereisen meer Europese samenwerking, niet minder. De nieuwe lidstaten gebruiken de EU als natuurlijke bondgenoot om hun pas herwonnen vrijheid vorm te geven. Dat besef, dat Europa de eigen natiestaat versterkt dient ook in de oude lidstaten te herleven.

Door zijn sociale markteconomie is Europa het schoolvoorbeeld van een verantwoordelijke en solidaire samenleving. Zowel wat betreft hetgeen voor ons belangrijk is, als de manier waarop we willen trachten dat te bereiken staan Europeanen heel dicht bij elkaar. Want wat vinden wij belangrijk? Ontspannen maatschappelijke verhoudingen, goed onderwijs voor iedereeen, voor iedereen toegankelijke gezondheidszorg, eerlijke arbeidsverhoudingen, een betrouwbaar sociaal vangnet en een schoon milieu. En hoe trachten we dat allemaal te bereiken? Door onze overlegcultuur die streeft naar politieke consensus en sociale solidariteit.

Uiteraard ben ik niet blind voor de verschillen binnen de EU. Maar op wereldschaal bezien, zijn de overeenkomsten vele malen groter dan de verschillen. Europa is een rolmodel voor een vrije, solidaire en verantwoordelijke samenleving. We moeten dat alleen wél willen zien.

Herbert Grönemeyer legt ons falen daarin genadeloos bloot:

Der Sommer war gross
Das Wetter gut heiss
Aber ihr steht weit im Abseits
Wenn Eure Stunde schlägt
Ist es zu spät
Weil ihr habt euch zuwenig bewegt
Ihr habt uns zuwenig bewegt
Zuwenig bewegt

Wij krijgen de mensen pas weer in beweging, als wij eerst zelf in beweging komen. Zonder weerbare politici, geen weerbare burgers. Wij moeten een einde maken aan "Die Flüsternde Zeit”. Europa heeft veel bereikt met zijn projecten. Ik wil dat niet ontkennen. Europa heeft passie nodig, niet alleen van hen die buiten voor de poorten staan, nee, we hebben onze eigen passie nodig. Europa is niet van de anderen, Europa is van ons allemaal.