Beantwoording vragen over seksueel misbruik in de Abu Ghraib gevangenis

Graag bied ik u hierbij, mede namens de de Minister van Defensie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Thieme over seksueel misbruik in de Abu Ghraib gevangenis. Deze vragen werden ingezonden op 2 juni 2009 met kenmerk 2009Z10157.


De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Van Middelkoop, de Minister van Defensie, op vragen van het lid Thieme (PvdD) over seksueel misbruik in de Abu Ghraib gevangenis.

Vraag 1

Kent u het bericht “Seksueel misbruik op foto’s Abu Ghraib gevangenis”? 1)

Antwoord

ja

Vraag 2
Wanneer was u op de hoogte van het feit dat er naast marteling sprake is geweest van verkrachting in de Abu Ghraib gevangenis?

Vraag 3
Bent u bereid namens de Nederlandse regering uw afschuw over deze praktijken te laten blijken en uw medeleven te betuigen aan de slachtoffers? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4
Hebben de naar buiten gebrachte excessen consequenties voor de samenwerking van Nederlandse militairen met het Amerikaanse leger? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

Vraag 5

Kunt u uitsluiten dat Nederland verdachten heeft uitgeleverd aan de VS die in de Abu Ghraib gevangenis slachtoffer zijn geworden van praktijken zoals gemeld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kunt u dat uitsluiten?


Vraag 6
Heeft de berichtgeving gevolgen voor de uitlevering door Nederland van verdachten aan de VS? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord

De hernieuwde aandacht mei jl. in sommige media voor de misstanden die zich in Abu Ghraib hadden voorgedaan en die in 2004 aan het licht kwamen, is te herleiden naar een recent besluit van de Amerikaanse regering om een aantal foto’s van misstanden, genomen tussen 2002 en 2004, niet vrij te geven aan de pers. Onder meer in een verklaring van president Obama van 13 mei jl. wordt hierop een toelichting gegeven. 2) In deze verklaring geeft president Obama aan dat de VS de foto’s van de misstanden in het verleden reeds heeft onderzocht en dat via de geëigende procedures maatregelen zijn getroffen tegen individuen waarvan uit onderzoek is gebleken dat zij betrokken waren. Voorts noemt de Amerikaanse president overwegingen van nationale veiligheid, waaronder de veiligheid van Amerikaanse troepen in het buitenland, als reden waarom tot het besluit was gekomen om de foto’s niet vrij te geven.

De in 2004 aan het licht gekomen misstanden in Abu Ghraib zijn internationaal breed veroordeeld; door uw Kamer en de Nederlandse regering, maar ook in de VS zelf. De Amerikaanse regering heeft destijds naar aanleiding van de geconstateerde missstanden maatregelen getroffen tegen de personen van wie kon worden vastgesteld dat zij betrokken waren.

In de recente berichtgeving waaraan u refereert, zie ik derhalve geen aanleiding om de bestaande samenwerking met het Amerikaanse leger te herzien, noch om er consequenties aan te verbinden voor de bestaande procedures en regelgeving die van toepassing zijn voor uitlevering van verdachten aan de VS.

De personen die destijds door Nederland in het kader van de Nederlandse deelname aan de Stabilisation Force for Iraq (SFIR) gevangen werden genomen, zijn door Nederland niet aan de VS overgedragen. Personen verdacht van “gewone” strafbare feiten werden zo spoedig mogelijk overgedragen aan de Iraakse politie. Personen die werden gezocht wegens een verdenking van een oorlogsmisdrijf en personen die een bedreiging vormden voor SFIR, zijn overgedragen aan de Britten. Met de Britten was afgesproken dat alle aan hen overgedragen personen, ongeacht hun status, minimaal worden behandeld op het niveau van Verdrag (III) van Genève. 3)

1) Nu.nl, 28 mei 2009

2) http://www.whitehouse.gov/the_press_office/Statement-by-the-President-on-the-Situation-in-Sri-Lanka-and-Detainee-Photographs/

3) zie ook de antwoorden d.d. 25 mei 2004 op vragen van het lid Karimi (GroenLinks) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over gevangenen in Irak (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1630)