Beantwoording vragen over het stopzetten van hulp door Cordaid aan Suriname

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Gill'ard over het stopzetten van hulp door Cordaid aan Suriname. Deze vragen werden ingezonden op 26 juni 2009 met kenmerk 2009Z12492.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Gill'ard (PvdA) over het stopzetten van hulp door Cordaid aan Suriname.

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de klacht van negen door Cordaid gefinancierde organisaties in Suriname dat Cordaid eenzijdig heeft besloten om per 1 januari 2011 niet langer programma’s te financieren in Suriname?

Antwoord

Ja.

Vraag 2
Bent u op de hoogte van het feit dat Cordaid als reden voor dit besluit het nieuwe beleid voor ontwikkelingssamenwerking noemt (MFS II)? 1)

Antwoord

Ja. In de brief aan haar Surinaamse partnerorganisaties geeft Cordaid als belangrijkste reden voor dit besluit “de aangekondigde beslissing van minister Koenders om de subsidieverlening te koppelen aan een grotere concentratie van landen en thema’s”. Dit is onjuist, aangezien er binnen het nieuwe beleid niet wordt gestreefd naar een concentratie op thema’s. Er wordt wel gestreefd naar een concentratie op de partnerlanden, maar Suriname is een partnerland. Cordaid is aangesproken op deze onjuistheid en betreurt dat dit op deze manier in de brief is gekomen. Zij heeft hiervoor haar excuses aangeboden.

Vraag 3
Deelt u de mening dat Cordaid ook binnen het nieuwe beleidskader voor maatschappelijke organisaties in Nederland en ontwikkelingslanden financiering voor programma’s in Suriname zou kunnen aanvragen, zeker omdat Suriname een partnerland van Nederland is op het gebied van ontwikkelingssamenwerking?

Antwoord

Ja, deze mening deel ik. In het nieuwe beleidskader MFS II zal als bepaling worden opgenomen dat tenminste 60% van de MFS-bestedingen in partnerlanden moet plaatsvinden. Het is de verantwoordelijkheid van Cordaid om aan deze norm te voldoen. Het MFS beleidskader bepaalt niet in welke specifieke landen de bestedingen moeten plaatsvinden. Zowel binnen het huidige MFS als binnen het nieuwe beleidskader MFS II is de landenkeuze een autonoom besluit van de MFS-organisatie, in dit geval Cordaid.

Vraag 4
Zijn in het verleden tussen Cordaid en het ministerie of tussen Cordaid en de gesubsidieerde NGO’s in Suriname afspraken gemaakt over continuïteit en verantwoord afbouwen van programma’s en projecten?

Antwoord

Cordaid heeft een algemeen beleid voor verantwoorde afbouw van programma’s en projecten, dat ook op Suriname van toepassing is. Concreet betekent dit dat Cordaid na een besluit tot afbouwen een afbouwperiode in acht neemt, waarin afspraken op maat worden gemaakt over verantwoorde afbouw en de betreffende organisatie in staat wordt gesteld zich te oriënteren op andere financieringsbronnen.

Binnen MFS II zal, op advies van uw Kamer, met betrekking tot de eis dat tenminste 60% van de MFS-bestedingen in partnerlanden moet plaatsvinden een infaseertermijn van vier tot vijf jaar gehanteerd worden om programma’s verantwoord af te kunnen bouwen en zo kapitaalvernietiging te voorkomen.

Vraag 5

In het beleidskader MFS II is een klachten- en bezwaarregeling opgenomen voor burgers en organisaties uit ontwikkelingslanden. De negen door Cordaid gefinancierde organisaties in Suriname vallen nog onder MFS I, kunnen zij op dit moment bezwaar maken en zo ja, waar?

Antwoord

Cordaid heeft een klachtenprocedure voor partnerorganisaties uit ontwikkelingslanden. Alle organisaties zijn hierover door Cordaid geïnformeerd en kunnen hierop een beroep doen. Klachten over besluiten van Cordaid kunnen bij Cordaid worden ingediend en zullen conform de klachtenprocedure worden behandeld.

1) MFS: medefinancieringsstelsel