A tale of two cities

[Inleiding]

Dank u wel en hartelijk dank ook voor de uitnodiging. Ik wou bijna zeggen: de fantastische Ghanese muziek is al een goed antwoord op de vraag “wethouder, waarom doen we dit?”. Maar er zitten natuurlijk wel wat diepere zaken onder. Ik vind dit daarom fantastisch als eerste grote optreden - ik vind het prima om het zo te noemen. Zeker als het gaat om de Millennium Ontwikkelingsdoelen, is inderdaad de eerste consultatie die wij als nieuwe kabinet gaan houden met de gemeentes. Vanavond gaan we het hebben over de onderwijssector met de onderwijswereld. Vrijdag met de gezondheidswereld. Maar ik denk dat het heel belangrijk is om vandaag vooral te praten met de gemeentes en wat zij kunnen en willen doen om bij te dragen aan die Millennium Ontwikkelingsdoelen.

Ja, het is inderdaad wel een vraag: waarom zou u zich hier eigenlijk mee bezig moeten houden? Ik vind de vraag van de meeting vanmiddag wel heel belangrijk. Ik heb nog vorige week een vraag gekregen van de fractie van de pvv, waarom we eigenlijk aan provinciale ontwikkelingssamenwerking doen en waarom we, of u vooral, überhaupt iets doen aan ontwikkelingssamenwerking die losstaat van de nationale overheid. En dat dat eigenlijk maar moet stoppen.

U vindt in mij een fervent aanhanger van stedelijke ontwikkelingssamenwerking, van stedenbanden. Ik zal ook vandaag een beetje proberen uit te leggen waarom. Ik vind dat we daar ook hele realistische doelen bij moeten stellen, heel praktisch. Maar het is misschien wel belangrijk om aan het begin toch iets te zeggen over waarom wij vanuit het kabinet die Millennium Ontwikkelingsdoelen zo belangrijk vinden en waarom we ook denken dat vooral de steden, de gemeentes, kleinere en grote, daar een belangrijke rol in kunnen spelen.

[Vooral nu]

Die doelstellingen voor armoedebestrijding, die zijn zoals u weet zeven jaar geleden vastgesteld door de Verenigde Naties – als je het een beetje kritisch bekijkt, wat hoogdravende doelstellingen. Maar eigenlijk zijn ze bitterhard nodig. Het gaat om het halveren van de armoede voor het jaar 2015. Het gaat om kinderen naar school, vooral meisjes. Het gaat over het stoppen van de aids -epidemie. U kent ze wellicht, maar het zijn eigenlijk doelstellingen die, als er straks meerdere millenniumgemeentes zijn naast Den Haag, misschien overal bekend gaan worden. Ze zijn hoogdravend, maar ik denk dat ze ongelofelijk belangrijk zijn in de wereld die we vandaag de dag kennen, waar nog steeds meer dan één miljard mensen van minder dan een dollar per dag moeten rondkomen. Maar er is vandaag ook een positieve boodschap te geven: je ziet dat de globalisering van vandaag de dag een heleboel mensen uit de armoede weet te trekken. Zoals ook effectieve ontwikkelingssamenwerking dat weet te doen. En we weten steeds meer hoe het moet. Maar tegelijkertijd heeft die globalisering een ontzettend perverse vorm. Een perverse vorm in de zin dat zoveel mensen zonder enig inkomen zitten, zonder gezondheidszorg, zonder scholing. En die enorme perversie van deze tijd, die moet bovenaan staan in een wereld waarin je ziet dat de politieke, maar ook de culturele en economische scheidslijnen steeds groter worden. En daar zit ook een eigenbelang in, jazeker, een verlicht eigenbelang.

En de vraag of gemeentes daar iets aan kunnen doen, die heeft u zelf eigenlijk al beantwoord voor een groot gedeelte. Ik heb even gekeken in dat boekje “Dertig gemeenten over acht Millenniumdoelen”, van de vng en het cos Nederland. Nou, wat zag ik? “We vinden dat er wat moet gebeuren en we hebben er ook geld voor over,” zegt burgemeester Bijl van Emmen. “We moeten ons als gemeente niet alleen bezighouden met het oplossen van problemen hier, terwijl er aan de andere kant van de wereld elke dag mensen de hongerdood sterven,” De Graaf, Apeldoorn. Burgemeester Deetman, u liet optekenen: “Het is gewoon ondenkbaar om te zeggen: ‘Hieraan werken we niet mee.’”.

Dus er is een enorme stimulans – in ieder geval van de burgemeesters van de gemeenten en ik denk dat het ook breder ligt. Ik kan me daar in ieder geval helemaal in vinden, want het is inderdaad ondenkbaar dat je dit grote, mondiale probleem, wat al lang bij ons is, alleen vanuit bijvoorbeeld de nationale overheid zou kunnen of willen oplossen.

En ik zou daaraan willen toevoegen: vooral ook nu. Ik denk toch dat we die Millennium Ontwikkelingsdoelen – voor veel mensen nog een vaag begrip – ook via zo’n campagne langzaam maar zeker in de samenleving ingang moeten doen vinden. Het zijn hele concrete doelstellingen, waarover nu eenmaal consensus is. En dat is nogal wat in de internationale wereld van vandaag. Daar hebben we met elkaar van gezegd: dat moeten we oplossen! En het is misschien een beetje technocratisch – maar er zitten dus levens van mensen achter.

Toen ik minister werd op 22 februari, besloot ik eigenlijk gelijk om een scan te maken, om eens even precies te weten: wat gebeurt er nou eigenlijk op het terrein van die Millennium Ontwikkelingsdoelen? Waar lopen we nou echt achter? Waar gaat het goed? Waar helpt de samenwerking en waar moet nog een heleboel extra gebeuren? En die scan, die is bijna klaar, maar er zijn wel een aantal dingen over te zeggen, die misschien ook van belang zijn voor uw bijeenkomst van vandaag.

Het meest zorgwekkende vind ik, dat de doelen die met gezondheid van doen hebben sterk achterlopen, in tegenstelling tot wat veel mensen denken. Dan gaat het vooral om moeder- en kindzorg, moedersterfte, kindersterfte. Nog steeds sterven er iedere minuut 21 kinderen aan behandelbare ziektes, behandelbare ziektes als de mazelen en diarree. Nog steeds bezwijkt er iedere minuut een vrouw aan onnodige complicaties bij zwangerschap of bevalling. En we hebben nog steeds te weinig voortgang geboekt op het terrein van HIV/AIDS. Er lijkt op een aantal terreinen vooruitgang geboekt te worden, maar je ziet tegelijkertijd dat nog steeds iedere minuut vijf jongeren besmet raken met HIV.

Ook het Millennium Ontwikkelingsdoel voor duurzaamheid is in gevaar. Ik denk dat iedereen van de week ook kennis heeft genomen van het rapport van de ipcc. Dat is echt een schrikbarend rapport, een schokkend rapport. Daar zie je dus eigenlijk dat de landen die het minste bijgedragen hebben aan de klimaatverslechtering, dus de kleinste stap hebben gedaan als het gaat om die bekende milieu-imprint, die wereldimprint, dat die dus de zwaarste lasten gaan dragen straks. Het zijn vooral de Afrikaanse landen en de landen in het bassin van Zuid-Azië. En die zullen straks te maken krijgen met óf te veel water, óf te weinig water. Er wordt al gesproken over 50 miljoen vluchtelingen – gerelateerd aan de grote problemen van klimaatverandering. We hebben daar nu als kabinet extra geld voor uitgetrokken boven de 0,8. Maar dit moet verder gaan dan alleen de nationale overheid. Het betreft ook de private sector en zeker ook de gemeentes, in een beperktere rol. Maar ik zie bijvoorbeeld – en daar kom ik straks misschien nog even op terug – op het gebied van energie voor gemeentes een belangrijke rol. En de manier waarop dat vervolgens vorm wordt gegeven, op een manier die het klimaat niet verder aantast.

Er zijn ook een heleboel positieve beelden, want ik ben niet iemand die een pessimist is als het gaat om ontwikkeling. Het doel om alle kinderen ter wereld basisonderwijs te geven, dat is binnen handbereik. We weten daar een beetje hoe dat moet, met grote initiatieven op het terrein van onderwijs. Het gaat waarschijnlijk ook lukken om de halvering van de armoede tot stand te brengen, maar daar zeg ik wel direct bij - en daar is op zich niks op tegen - dat dat vooral komt door die enorme groei in China en India, waar veel mensen uit de armoede worden getrokken. Toch blijft grote zorg bestaan over landen in Zuid-Azië en Afrika. En daar zullen we dus echt ook onze prioriteiten en onze doelen specifiek op moeten richten. Dat is eigenlijk de topprioriteit die dit kabinet heeft.

[Vooral u]

“Samen werken, samen leven” is ons motto, dat is vooral ook een internationale opdracht, dus niet alleen een nationale. We doen dat binnen Nederland, tussen de verschillende bestuurslagen, we zullen het ook internationaal moeten doen. En we willen over die achterstanden dus graag met u praten, met u vanmiddag bezien wat we daaraan kunnen doen.

Ja, wat vraag ik dan vandaag en waarom praten we dan ook over steden, stedenbanden, gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking? Waarom zouden wij u eigenlijk aan boord willen hebben? U heeft zichzelf al aan boord gezet, dus er is ook eigenlijk helemaal geen keus. Ik vind dat ook goed, zoals gezegd, ik ben geen scepticus. Ik vind dat gemeentes ongelofelijk veel kunnen bijdragen aan ontwikkelingssamenwerking en dat ook kunnen doen op een manier die effectief en praktisch is. Vaak veel praktischer dan wij op het landelijke niveau kunnen. En dat heeft ook te maken met een wereldwijde trend waar wij ons heel goed bewust van moeten zijn.

In 2008 zal voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid de helft van de wereldbevolking in steden wonen, meer dan 3 miljard mensen. Door de aanhoudende bevolkingsgroei en de voortgaande trek naar de steden komen daar ieder jaar ruim 50 miljoen mensen bij, grofweg is dat ongeveer de bevolking van Frankrijk. Een halve eeuw geleden konden alleen New York en Tokio nog bogen op een inwonertal van boven de 10 miljoen, vandaag de dag kent de wereld al zo’n twintig megasteden.

Maar, dit zeg ik tegen alle mensen hier die niet van grote steden zijn, juist de kleinere steden, de kleinere gemeentes en kernen, zullen groeien. En in Afrika vindt nu de snelste verstedelijking plaats. Die gaat gepaard met een enorme groei van stedelijke armoede en verkrotting. Het brengt het gerenommeerd e Worldwatch Institute in zijn meest recente rapport tot de volgende uitspraak, en ik citeer: “Het gezicht van de steden in de 21e eeuw is vaak dat van een klein ondervoed kind, levend in een grote sloppenwijk van een stad als Abidjan, Kolkata of Mexico Stad, niet ver van een nieuw operagebouw, glimmende kantoorkolossen en snelwegen vol met auto’s. Het kind heeft vaak geen toegang tot elektriciteit, tot schoon water, of zelfs maar een toilet. Onderwijs en gezondheidszorg zijn een verre droom voor dit kind en milieuvervuiling en geweld zijn dagelijkse bedreigingen.” Einde citaat. Ik denk dat dat laatste overigens een heel belangrijk punt is dat we in onze eigen steden tegenkomen, de ongelijke wereldwijde verdeling van veiligheid is denk ik één van de kernvragen van de toekomst.

Die diepe ellende die we op het ogenblik zien in de steden in de Derde Wereld – en iedereen die daar komt, die daar oog voor heeft, ziet dat ook – die wijst op iets waar gemeentes in Nederland en in Engeland, denk maar even aan Charles Dickens, een eeuw geleden mee te maken hadden. A Tale of Two Cities: “ It was the best of times, it was the worst of times.” Dat was Charles Dickens’ grote verhaal over de verstedelijking van de armoede in Engeland destijds.

[De verstedelijking van de armoedebestrijding]

Millennium Ontwikkelingsdoel zeven gaat specifiek over de leefsituatie van de inwoners van sloppenwijken in grotere én kleinere gemeenten. Maar u hoorde het al: toen ik sprak over het kind in de sloppen kwamen bijna alle Millennium Ontwikkelingsdoelen voorbij. Die hangen dus gewoon samen.

Als wij de achterstanden bij het behalen van al die doelen willen verkleinen, dan moeten we evenals veel armen dus ook naar die gemeentes en die steden trekken. Als de armoede verstedelijkt, dan moet de armoedebestrijding ook verstedelijken. En wat hiervan de consequenties zijn voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, dat hebben we nog helemaal niet helder op papier – daar ben ik in de eerste maand dat ik er zit achtergekomen. Ik denk dat daar grote vragen blijven, hoe we dat specifiek moeten doen, en ik denk dat juist ook de gemeentes en steden in Nederland ons daarbij kunnen helpen.

Wij als centrale overheid werken op het ogenblik in ontwikkelingslanden vooral ook samen met onze natuurlijke partner daar: de centrale overheid. Die ondersteunen we bij het leveren van belangrijke diensten aan de armen voor die Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. En dan gaat het natuurlijk over gezondheidszorg, over onderwijs. Maar – en dat is belangrijk – ook daar vindt een hele belangrijke trend plaats naar decentralisatie. Het bestuur dichterbij de burger, zodat het beleid beter is afgestemd op de behoeften van die burger en op de lokale situatie. En dat geldt niet alleen de uitvoering, dat geld dus ook als het gaat om de verantwoording - en dat laatste is belangrijk, je ziet het ook steeds meer in een aantal ontwikkelingslanden, ik ben daar heel blij om.

Juist nu moeten stadsbesturen in arme landen voldoende capaciteit, middelen en mankracht hebben, in een tijd waarin die volksverhuizing plaatsvindt. En u kunt grotere en kleinere adviezen aan die gemeentes en steden geven. Natuurlijk met de spankracht die je hebt. Die is gering, het moet een realistisch doel zijn, maar ik zie daar een enorme kracht van de Nederlandse steden, de Europese steden, richting die achterblijvende gebieden.

Nou zie je ook dat in arme landen de decentralisatie stokt, dat wordt volgens mij ook wel eens hier in Nederland gezegd. Ook elders aarzelt de centrale overheid, en soms worden wel bevoegdheden gedelegeerd maar komt er geen extra geld – volgens mij is dat laatste ook vaak de zorg hier. In fragiele staten, waarover burgemeester Deetman sprak, daar is het vooral van belang om je nek uit te steken. Vooral in die landen die in een soort oorlogseconomie zitten, daar eigenlijk nooit helemaal uitkomen, soms een tijdje stabiliteit kennen, dan weer terugkeren in conflict. Want daar is de lokale capaciteit nul. Ik ben niet zo lang geleden in Afghanistan geweest. Daar zie je dat het moeilijkste eigenlijk is om op het lokale, provinciale niveau capaciteit te hebben voor de basisgezondheidszorg, het basisonderwijs, het vuilniswerk, de afvalverwerking, al dat soort dingen.

Dus je komt heel gauw in een vicieuze cirkel: geen decentralisatie, want geen capaciteit en geen ontwikkeling van capaciteit, want geen decentralisatie. En die vicieuze cirkel moeten we dus doorbreken. Daar zullen we ook uw hulp bij nodig hebben. Althans, zeker als het gaat om ideeën en misschien ook hier en daar, waar mogelijk, een stukje uitvoering.

Er gebeurt al veel. Driekwart van de Nederlandse gemeenten doet op de één of andere manier aan internationale samenwerking. Dat vind ik uniek, dat is ook uniek in Europa. Dat zijn onder meer de traditionele stedenbanden, hoewel die wel meestal op Europa zijn gericht. Daar is overigens ook niets op tegen. Maar het is natuurlijk ook belangrijk – en ik ben er ook blij om – dat er 40 gemeentes zijn die een band onderhouden met lagere overheden in Afrika. Veel van die banden ook gefinancierd uit het logo South programma is het geloof ik van de vng, dat wij ook in de komende vier jaar ondersteunen met 24 miljoen euro.

Ik zeg er nog één ding bij: vroeger was ik ook wel eens bij stedenbanden betrokken in gemeentes waar ik gewoond heb. De grote kracht is dat wij niet alleen iets brengen, maar ook iets halen. Het valt mij op dat je ook heel veel dingen kan leren van steden en gemeentes elders, waar het gewoon totaal anders gebeurt. En daar zit volgens mij ook dat punt over draagvlak.

Ik geloof zeker dat burgers solidair zijn met burgers elders, maar het is wel zo dat veel burgers – ook in Den Haag en in andere steden – de rest van de wereld meer zien als een risico, dan als een kans. En dat is ook wel een beetje begrijpelijk. In een “global village” met vrijheid van kapitaal, tot op zekere hoogte van handel, maar niet van mensen, krijg je natuurlijk onevenwichtigheden die zich ook via legale en illegale migratiestromen zullen vertalen. En daar heeft u in de steden mee te maken, elke dag opnieuw, elke dag opnieuw.

Burgemeester Deetman had het terecht over bijvoorbeeld de zorgplicht. Ik zie juist vanuit die opdracht een enorme kans om ook voor de stedenbanden en de gemeentelijke samenwerking draagvlak te creëren. En ik was onder de indruk van het filmpje – het waren wel erg goede filmpjes trouwens voor de gemeente. “Ja, de gemeente creëert haar eigen draagvlak,” zei die tweede meneer. Dat leek mij een fantastische slogan voor veel gemeentes. Hoe krijgt u het voor elkaar! Ik hoop dat wij dat nog eens kunnen zeggen in de rijksoverheid, dat burgers komen zeggen: “Ja, de rijksoverheid creëert draagvlak.”.

Ik heb nog een paar opmerkingen afsluitend. Onze ervaring van de afgelopen tien jaar leert dat vng op effectieve wijze werkt aan de capaciteit van lagere overheden in het Zuiden. Het is niet dat er niks kan verbeteren, maar de algemene evaluatie is positief. Op de korte en lange termijn.

Ik denk dat het bij de comparatieve voordelen – u weet dat beter dan ik – echt gaat om zaken zoals afvalverwerking, drinkwatervoorziening, sociale woningbouw, professionals van hier en professionals van daar die elkaar ook trainen voor de toekomst. Ik heb net weer gehoord over Dordrecht – vijf stedenbanden heb ik gehoord, heel veel, waaronder Bamenda in Kameroen. En ik zag en ik hoorde dat er een paar ervaren en enthousiaste medewerkers van de Dordtse reinigingsdienst reisden naar Bamenda, om daar een vuilnisophaaldienst te helpen opzetten. Zo is het nu inmiddels geloof ik dat die stad daar “de schoonste gemeente van Kameroen” heet. En toen er een gemeentelijke delegatie uit Dordrecht vorig jaar ter plekke polshoogte ging nemen, bleek alles nog prima te functioneren. De plaatselijke medewerkers repareren de vuilnisauto wanneer nodig en gebruiken nog steeds nauwgezet de containers.

En dat is denk ik belangrijk: je draagt dan bij, niet alleen aan betere dienstverlening, maar ook aan beter bestuur. Daar kan je ook andere dingen uit voort laten komen. Het hoofd van de belastingen is uitgeleend aan Bamenda, waar die ook een betere gemeenteadministratie kan opzetten, waar op dat moment eigenlijk niks was. En ik denk dat je met dat “spill-over effect”, met realistische doelstellingen, heel veel kan bereiken op het gebied van bestuurlijke onderwerpen. En ik hoor straks ook van u graag over uw ervaringen op het politieke en bestuurlijke vlak, en of daar ook niet meer mogelijkheden zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan hele simpele dingen maar wel moeilijk uit te voeren, neem het kadaster. Als je geen kadaster hebt, kun je ook helemaal als burger niet investeren. Stedelijke planning, burgerparticipatie – volgens mij ongelofelijk belangrijk in een aantal grote steden, ook megasteden in ontwikkelingslanden.

Op het laatste punt van burgerparticipatie kunnen we denk ik bij de verstedelijking van armoedebestrijding dus nog een hele slag maken. Het mooie is, als je nou kijkt naar de sloppenwijken in Afrikaanse landen, maar ook veel in Latijns Amerika, dan zie je dat die armen zelf ongelofelijk innovatief zijn bij het verbeteren van hun eigen levenssituatie. Daar zouden wij eigenlijk nog wel wat van kunnen leren. Inwoners van Mumbai bijvoorbeeld, van de sloppenwijken, die zijn nu federaties aangegaan waarin lokale projecten worden gefinancierd, dus een soort microkrediet op gemeentelijk niveau. En waarin dus ook investeringen worden gedaan op het terrein van bijvoorbeeld woningbouw en sanitaire voorzieningen. Iets wat ons wel herinnert aan onze eigen geschiedenis honderd jaar geleden.

Dan is men begonnen in Porto Alegre met “participatory budgeting”. Daar zie je dus een proces waar vertegenwoordigers van verschillende gemeenschappen en wijken meepraten over de besteding van het gemeentebudget. Het grote voordeel daarvan is, dat wat men niet kende gaat gebeuren: transparantie, vermindering van corruptie. Ongelooflijk belangrijk, dat je de euro kan volgen - of in dit geval de Braziliaanse munteenheid - van daar waar het uitgegeven wordt, tot de bron. En je zag dus een enorme verandering in Porto Alegre. In het eerste jaar zagen de meeste armen schoon water en sanitaire voorzieningen als belangrijkste prioriteit en financierden daar ook gezamenlijk projecten voor, terwijl bijvoorbeeld de gemeente en de gemeenteraad hadden ingezet op transport.

[Afsluiting]

Misschien is dat dus ook nog iets voor u om over na te denken, over vormen van “participatory budgeting”, van innovatieve burgerparticipatie. Zo kunnen wij soms ook weer leren van landen elders. Want alles is meegenomen. We doen het natuurlijk eveneens om internationale samenwerking te verbinden met leereffecten. Maar, daar wil ik mee afsluiten, ik denk toch dat het belangrijkste – daar kom het toch op neer als je de wereld van nu bekijkt – dat het belangrijkste motief is en blijft internationale solidariteit. Wij hebben daar als Nederland denk ik een rijke traditie in, die vooral ook levend wordt gehouden door ontwikkelingsactiviteiten van u in de gemeentes. Activiteiten die – nogmaals wil ik dat hier zeggen – ik van harte aanmoedig, zeker nu we achterlopen bij het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen en nu de armoede ook aan het verstedelijken is.

Vooral nu en vooral u, zou ik willen zeggen. Ik dank u hartelijk voor uw belangstelling.