Krimp leidt niet altijd tot afnemende woningvraag

In een groot aantal gemeenten zal de bevolking tussen 2008 en 2025 afnemen (kaart 1). Een afname van de bevolking betekent echter nog niet dat ook het aantal huishoudens afneemt. Dit is in kaart 2 te zien: het aantal gemeenten waar naast de bevolking óók het aantal huishoudens afneemt, is veel kleiner.

Dit staat in het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling dat het kabinet onlangs naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het Actieplan presenteert de nieuwste verwachtingen voor de bevolkingsontwikkeling in Nederland. In het actieplan geven de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en het Rijk richting aan een gezamenlijke beleidsaanpak van bevolkingsdaling.

(Zwarte kaders zijn gemeentegrenzen, witte kaders zijn grenzen WGR-regio’s.)

Door de voortgaande huishoudensverdunning groeit in het algemeen het aantal huishoudens sterker dan de bevolking. Als het aantal personen afneemt groeit het aantal huishoudens vaak nog. Zo zal het uit-huis-gaan van een kind in verband met het volgen van onderwijs in een andere gemeente of regio, wel leiden tot vertrek van een persoon, maar niet van een huishouden. Mensen die zich nieuw in de regio of gemeente vestigen zullen vaak wel een huishouden vormen. Evenzo blijft bij ouderen na het overlijden van een partner het huishouden bestaan. Daarnaast zullen processen van huishoudensvorming, door zelfstandig gaan wonen van kinderen, (echt-)scheiding tot de vorming van nieuwe huishoudens leiden.

Het aantal huishoudens is bepalend voor de vraag naar het aantal woningen, dus zal bij bevolkingskrimp lang niet altijd ook de behoefte aan woningen afnemen. Het soort woningen waar behoefte aan is zal echter wel veranderen.

Bron: Primos 2009