Antwoorden op kamervragen van Voordewind over het vroegtijdig signaleren op middelbare scholen van neigingen tot zelfdoding

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-CGGZ- 2962628 26 november 2009
Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Voordewind (ChristenUnie) over het vroegtijdig signaleren op middelbare scholen van neigingen tot zelfdoding (2009Z18330).

Hoogachtend,

de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid (ChristenUnie) Voordewind over het vroegtijdig signaleren op middelbare scholen van neigingen tot zelfdoding (2009Z18330).

Vraag 1

Kent u het bericht “Zelfmoord onder jongeren steeds belangrijkere doodsoorzaak” van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi)? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de constatering van het NJi dat de relatieve toename van het aandeel van zelfdoding in de sterfgevallen onder jongeren is te verklaren door het relatief grotere succes in preventie van andere doodsoorzaken?

Antwoord 2

Deze constatering van het NJi komt mij juist voor. Door een afname van het percentage van andere doodsoorzaken (hart- en vaatziekten, kanker en verkeer en vervoer) onder jongeren dan suïcide, stijgt het percentage suïcide als doodsoorzaak. Deze stijging zegt echter nog niets over de gemiddelde aantallen suïcides. Uit de cijfers van het CBS blijkt dat het gemiddeld aantal suïcides onder 15 tot 20 jarigen de laatste decennia nauwelijks is gewijzigd: Zowel in 1970, als in 2008 bedroeg het gemiddeld aantal suïcides voor jongeren van die leeftijd per 100.000 inwoners, 2.9.

Vraag 3

Wanneer kan de Kamer de rapportage over zelfdoding over 2008 verwachten, aangezien het CBS onlangs de nieuwe statistieken presenteerde over zelfdoding onder jongeren?

Antwoord 3

In mijn brief van 21 oktober 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008 – 2009, 22 894, nr. 192) heb ik u bericht dat in het najaar van 2009 de Jaarrapportage vermindering suïcidaliteit naar de Tweede Kamer zal worden gezonden. U kunt deze Jaarrapportage in november 2009 verwachten.

Vraag 4

Wat vindt u van de oproep van het NJi en het RIVM 2) om meer inzet van professionals op middelbare scholen, zodat suïcidaliteit onder jongeren eerder wordt gesignaleerd en hulp kan worden geboden, waarbij in het bijzonder een extra contactmoment wordt geadviseerd?

Vraag 5

Bent u bereid de adviezen van NJi en RIVM over te nemen, in aanvulling op uw beleid om kennis over suïcidepreventie te verspreiden bij onder meer Centra voor Jeugd en Gezin en Zorg- en Adviesteams?

Antwoord 4 en 5

Bij de beantwoording van deze vragen ga ik ervanuit dat met adviezen van het NJi en het RIVM gedoeld wordt op het artikel van het NJi in Jeugd & Samenleving (2009, nr. 2) en het Advies Extra contactmoment in de leeftijdsperiode 12 – 19 jaar van het RIVM (2009).
Suïcidaliteit onder jongeren kan meer aandacht krijgen door bijvoorbeeld beter te kijken naar de psychische gezondheid en het welbevinden van jongeren op middelbare scholen.
Hiervoor zijn de volgende ontwikkelingen van belang.
In dit verband wordt allereerst gewezen op het onderzoek van de Vrije Universiteit van Amsterdam waarin een signaleringsinstrument voor de herkenning van suïcidaliteit van jongeren tussen de 12 en 20 wordt ontwikkeld en zal worden geïmplementeerd. Het signaleringsinstrument zal beschikbaar komen voor Zorg Advies Teams, jeugdartsen, jeugd ggz-hulpverleners, ambulante en residentiële jeugdzorg, huisartsen en andere betrokkenen bij mogelijk suïcidale jongeren. Het betreffende onderzoek zal eind 2012 zijn afgerond.
Met de brief aan de Tweede Kamer over het wetsvoorstel 'zorg in en om de school' (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008 - 2009, 31 001, nr. 70) heeft de Minister voor Jeugd en Gezin verder aangekondigd dat hij via een algemene maatregel van bestuur partijen gaat aanwijzen die dienen samen te werken rondom het onderwijs, onder regie van de gemeente. Dit met als doel ervoor te zorgen dat jongeren snelle en passende hulp of behandeling krijgen, die voor hen noodzakelijk is. Voor het voortgezet onderwijs gaat het in elk geval om de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en het bureau Jeugdzorg. Voor het middelbaar beroepsonderwijs gaat het naast de JGZ en het bureau Jeugdzorg ook om de geestelijke gezondheidszorg.
Tenslotte, heeft de Minister voor Jeugd en Gezin met betrekking tot een extra contactmoment voor adolescenten in een brief aan de Tweede Kamer van 10 juli 2009, (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008 - 2009, 31 001, nr. 72) aangegeven dat hij het aan gemeenten wil overlaten om te bepalen of en zo ja, aan welke groepen adolescenten zij een extra contactmoment willen bieden. Hierbij kunnen zij de inhoud en de vorm afstemmen op overige lokale en schoolse activiteiten.
In het VAO jeugdgezondheidszorg van 28 oktober jl. heeft de Minister voor Jeugd en Gezin aangegeven dat hij over de eventuele invoering van een extra contactmoment voor adolescenten met de beroepsgroepen en met de VNG in gesprek zal gaan. Het bestaande budgettaire kader is daarbij uitgangspunt. Over de uitkomsten zal de Minister voor Jeugd en Gezin de Tweede Kamer informeren.

1) Nederlands Jeugdinstituut (2009) “Zelfmoord onder jongeren steeds belangrijkere doodsoorzaak; Extra contact met jeugdgezondheidszorg nodig voor betere preventie”, Themabericht oktober 2009
http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/15/639.html
2) Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.